schoenen liet poetsen. Ze hadden er bij binnenkomst al als opgewreven kastanjes uitgezien. Hij had een tijdje naar de rug van de schoenpoetser staan kijken. Die rechtte zich nooit. Vergroeid met zijn vak. Totale afwezigheid van nieuwsgierigheid naar wie er in die schoenen stak. Hij schoof met zijn krukje van het ene paar naar het andere en pakte zijn geld zonder opkijken aan. P. had hetzelfde gedrag vaak bij ouderwetse obers gezien. Je nooit aankijken. Als wraak omdat ze zelf zo vaak over het hoofd werden gezien. Hij maakte altijd een praatje met meisjes achter de kassa, toiletjuffrouwen, de meneer van de garderobe. Bij hun sollicitatiegesprek hadden ze vast moeten zeggen dat ze er zo van hielden om met mensen om te gaan. Alleen kregen ze de kans niet. Iedereen keek langs ze heen. Met de portier van het hotel waar hij met het reisgezelschap terecht was gekomen, had P. al weer een uitstekende band. Die had voor hem uitgezocht dat Hotel Bragança nog wel overeind stond maar niet veel meer dan dat. Wist zich te herinneren dat het vroeger nogal chic was, later een zeemanshotel, nu op het punt gesloopt te worden.
Het was het hotel waar Saramago Ricardo Reis in 1935 liet logeren toen hij na zestien jaar terugkwam in Lissabon. Om er te sterven, maar dat wist hij zelf natuurlijk niet. P. was er met een taxi naar toe gegaan en had aan de overkant een tijdje naar het lege verval staan kijken. Zich afvragend waar hij eigenlijk naar keek. Naar een plek waar gevoeld was en gedacht, maar door wie. Lang voor August Willemsen de gedichten had vertaald, was er die ene zin geweest waardoor P. op het spoor van Pessoa was gezet: ik ben slechts de plaats waar gevoeld wordt en gedacht. Ergens in een artikel gelezen. Door Willemsen was hij te weten gekomen dat het een regel was van Ricardo Reis. De dokter/dichter die nooit had bestaan. Toch was hij hier in de stromende regen aangekomen. Het was ook P.'s aankomst in Lissabon geweest. Ach wat hadden die eerste bladzijden hem met huid en haar het boek en de stad ingezogen. Hotel Bragança, Rua do Alecrim, een
kamer met uitzicht op de Taag,
Ah in that case you will like room two hundred and one,
it was vacated only this morning. Wat had P. graag in diezelfde kamer gelogeerd, twee kamers waren het eigenlijk, bijna een appartement, met dikke gordijnen, schemerlampen en donkere, glanzende meubelen, geboend door Lydia, het kamermeisje waar Ricardo Reis de sponde mee zou delen.
It's fine,
I'll take it,
How long are you staying,
I can't tell you,
much depends on the time it takes to settle my affairs. Maar Ricardo Reis had helemaal geen affairs te settelen, behalve op den duur met Lydia, en dat liet hij nu juist na,
he has told a lie,
he who once declared that he despised inaccuracy. Dat vervloeien van verteller en personages, die wiegende stijl, waarom vond P. dat zoveel mooier dan Tabucchi, die toch ook in de sporen van Pessoa verder schreef.
Requiem probeerde iets te nadrukkelijk een mini-
Ulysses te zijn. Of nee, een literaire fado. Fado's hadden hun onschuld verloren. Besmet geraakt door het toerisme. P. hield niet van nostalgie zonder meer. Of vond hij het aanstellerig dat Tabucchi er ook nog