| |
| |
| |
Xandra Schutte
Tarzan, heerser van de jungle
Als ik aan de jungle denk, denk ik aan Tarzan. Toen ik klein was kon ik de aapmens op de zwart-wittelevisie zien, een blanke bundel spieren in lendedoek die in een zwart-wit oerwoud van liaan naar liaan slingerde en met een ontwapenende lach de ondeugende chimpansee Cheetah toesprak. Hij worstelde met leeuwen, zwom sneller dan krokodillen, bedwong neushoorns, dook adembenemend van steile rotsen in het water en beschermde zijn charmante jungle-eega Jane. Als hij, liefst met de hand, een gevaarlijk beest had gedood, plantte hij zijn voet op het levenloze lichaam en slaakte zijn snerpende junglekreet: Oehahoehaaah! Tarzan heeft gedood! Kortom, de jungle was in mijn kinderlijke verbeelding een heerlijk avontuurlijk oord. Het was er altijd aangenaam warm, je kon er gewoon in je zwembroek rondlopen, er waren rijpe bananen in overvloed, sommige dieren - Cheetah, Tantor de olifant, de mensapen - waren je beste vriend, voor andere beesten - Numa de leeuw, Histah de slang, Horta de beer - moest je oppassen, maar je kon ze makkelijk aan.
Ik sloop door de bosjes rond de Leidse torenflat waar wij woonden, klom in bomen, wiebelde op verende takken en was Tarzan. Ik wierp mijn jongere zusje op de grond, zette mijn voet op haar borst, stootte een oerkreet uit en was Tarzan. Toen ik leerde duiken, als ik in de gymnastiekles moest touwklimmen, als ik met poezen en honden praatte, als ik een banaan pelde - ik was steeds weer Tarzan. Ik was, net als de gestaalde junglegod, onoverwinnelijk en de baas.
Pas later besefte ik dat vanaf de geboorte van Tarzan in 1911 tot in de jaren zeventig - hoe het met de generaties na mij zit, weet ik niet - ontelbaar veel kinderen over de hele wereld zich met de ‘Lord of the Jungle’ hebben geïdentificeerd en een soortgelijk romantisch beeld van het oerwoud koesterden. Onbetwist is Tarzan de mytische held van de twintigste eeuw; de jungle de mythische plek van ongeremde vrijheid. Juist de massacultuur levert immers mythologische figuren. Zeker veertig miljoen romans over de jungleheld werden er sinds 1911 verkocht; honderdduizenden Amerikaanse kinderen en volwassenen luisterden in de jaren dertig naar de Tarzan-hoorspelen op de radio en kenden Tarzans jungle-yell; 141 dagbladen publiceerden een Tarzan-strip in de jaren dertig; in de jaren zeventig verscheen het beeldverhaal over de aapmens in 250 kranten; tussen 1918 en 1970 produceerde Hollywood 56 uitermate populaire Tarzan-films; Tarzan heerste over de wilde dieren en een bordkartonnen oerwoud in een televisieserie. En niet alleen in Amerika verscheen Tarzan op het witte doek, ook de Indiase filmindustrie maakte Tarzanfilms, en de Chinese, en de Russische. De ‘Tarzan Clan of America’, waar voor de oorlog honderdvijftigduizend jongens en meisjes bij waren aangesloten, was een beduchte concurrent van de padvinderij. Van Mexico tot Kuala Lumpur; van Engeland tot Ethiopië, waar Haile Selassi een fanatieke fan van de oerwoudheld was; van Bombay tot Moskou tot Leiden, overal werd Tarzan vereerd.
| |
| |
Omslag van The Illustrated Tarzan Book No. 1, Grosset en Dunlap (1929)
| |
| |
Zo beroemd als Tarzan nog steeds is, zo onbekend is zijn schepper inmiddels. De atletische supermens is verzonnen door de Amerikaanse pulpschrijver Edgar Rice Burroughs (1875-1950). Rice Burroughs was typisch een man van twaalf ambachten, dertien ongelukken. Hij werkte onder andere bij de spoorwegpolitie in Salt Lake City, was cowboy in Pocatello, Idaho, mijnwerker in Oregon, sigarenwinkelier, nachtwaker en handelsreiziger in snoepgoed en gloeilampen. Verwoed probeerde hij de ladder van het succes te beklimmen, maar elke ‘get-rich-quick possibility’, zoals hij het zelf noemde, die hij ondernam mislukte. Totdat hij op zijn vijfendertigste begon te schrijven.
Rice Burroughs was agent voor een firma in puntenslijpers, hij had kantoorruimte gehuurd en wachtte vruchteloos tot zijn subagenten iets verkochten. Op de achterkant van briefpapier krabbelde hij ondertussen zijn eerste verhaal, A Princess of Mars, over vreemde planeten en groene marsmannetjes en de menselijke superheld John Carter. Hij stuurde het naar The All-Story Magazine, zo'n populair tijdschrift dat makkelijk verteerbare avonturenverhalen publiceerde, en kreeg per kerende post een cheque voor 400 dollar terug. Zonder die aanmoediging had hij nooit carrière als broodschrijver gemaakt, bekende Rice Burroughs later in een autobiografische schets: ‘I was not writing because of any urge to write, nor for any particular love of writing, I was writing because I had a wife and two babies.’
In die autobiografische schets redeneert Rice Burroughs dan ook als een geslaagde kruidenier. Hij vertelt hoe hij na zijn eerste science fiction-verhaal Tarzan of the Apes schreef, hoe hij eerst de serierechten daarvan aan een tijdschrift verkocht, hoe er later een boek van werd gemaakt en wat voor cheques hij voor al die dingen ontving. En hoe, na het doorslaggevende succes van Tarzan, zijn ‘output’ groeide tot maar liefst 413.000 met de hand geschreven woorden per jaar. Een ‘mythemakende middenstander’, zo karakteriseerde Louis Ferron hem ooit.
Als een slimme middenstander wist hij in ieder geval de volle munt te slaan uit zijn creatie. Hij liet Tarzan als merknaam registeren, kocht in San Fernando Valley (Californië) een landgoed dat hij Tarzana noemde en richtte Edgar Rice Burroughs Incorporated op, een bedrijf dat de Tarzan-industrie uitmolk. De hoorspelen maakte hij zelf en zond hij uit op een eigen radiostation. Bij de Tarzan-verfilmingen zorgde hij dat hij een stevige vinger in de pap (en de winst) had. Dat betekende vooral dat er niet te veel bloot en erotiek in de films mocht. Aldus schreef de ‘corporation’ voor dat de lendedoek van Tarzan de navel moest bedekken en dat Jane ten minste een jurkje moest dragen - de bikini die een vroege Jane op het witte doek droeg werd verboden. In de jaren tachtig nog zorgden de zoons van Rice Burroughs, die de leiding van het bedrijf na de dood van hun vader hadden overgenomen, dat er een aantal scènes uit een verfilming met Bo Derek werden gesneden. De voluptueuze fimster worstelde topless met een orang-oetan en dat was volgens de preutse nazaten niet volgens het oorspronkelijke concept.
De verbeeldingswereld van Edgar Rice Burroughs had alles met zijn middenstandersmentaliteit te maken. Het ligt voor de hand: de maatschappelijke mislukkeling droomt over supermensen die in vreemde werelden en op verre planeten de meest heroïsche daden verrichten. Escape uit een onplezierige werkelijkheid, daarom schreef Rice Burroughs naar eigen zeggen, en daaruit verklaarde hij ook zijn populariteit bij de lezers. Is het niet de droom van elke escapist anders te zijn dan alle andere mensen? Wie wil geen almacht? Rice Burroughs vermeed in zijn werk levensechte situaties, hij vertelde niet over de avontuurlijke mensen die hij kende - soldaten, cowboys, indianen, politieagenten - maar creëerde met Tarzan een onbestaanbare nobele wilde die alle ‘beschaafde’ mensen naar de kroon steekt.
En de jungle is, van oudsher, het geheimzinnige en ongecultiveerde oord waar elke escapistische
| |
| |
ERB's ex-libris, ontworpen door Studley O. Burroughs
fantasie op geprojecteerd kan worden. ‘Misschien maakte het feit dat ik in Chicago woonde en steden en mensenmassa's haatte dat ik mijn eerste Tarzan-verhaal schreef,’ stelde Rice Burroughs. Hij kende Afrika noch oerwoud; hij kende alleen de Jungle Books van Kipling en In Darkest Africa van ontdekkingsreiziger Stanley uit zijn jeugd. Maar hij wist eenvoudig dat jungle synoniem is met vrijheid. De beschaving was voor hem maar een corrupt en destructief zootje waarin de o zo geciviliseerde mens de vreselijkste zonden bedrijft. In het wilde, ongerepte oerwoud daarentegen heerste een instinctieve orde - de dieren kennen simpele deugden waar de mens geen weet van heeft. De wet van de jungle, de wet die spreekwoordelijk is voor meedogenloosheid en wetteloosheid, behelsde voor hem juist de meest rudimentaire rechtvaardigheid. Elk dier, of het nu de gemene slang Histah is of het elegante hert Sheeta, heeft bestaansrecht.
Het is allemaal waar. De Tarzan-mythe berust op de platvloerse culturele wensdroom het duffe routineuze leven in de stad te ontvluchten en de individuele vrijheid te zoeken in ongerepte natuur. Wat is ongerepter dan het oerwoud? (Voor Rice Burroughs zijn jungle en oerwoud overigens hetzelfde, een dichtbegroeide wildernis vol tropische planten en wilde beesten.)
De Tarzan-boeken zijn erbarmelijk geschreven - de stijl van Rice Burroughs is kreupel en de ene ongeloofwaardigheid volgt de andere lachwekkende ongerijmdheid op. Ze zijn antropologisch gezien onzinnig, zoölogisch bizar (in Rice Burroughs' Afrikaanse oerwoud leven steppedieren als leeuwen en olifanten en, in een eerste versie, de tijger Sabor, een beest dat in Siberië en Azië placht rond te sluipen), botanisch onlogisch en psychologisch volstrekt onmogelijk. Rice Burroughs liet zich wel heel sterk door Rudyard Kipling inspireren; door sommige critici werd hem zelfs regelrecht plagiaat verweten. En hij legt het af tegen Kipling, die fijntjes over zijn imitator schreef: ‘He was reported to have said that he wanted to
| |
| |
ERB en Glenn Morris, die Tarzan speelde in de film Tarzan's Revenge (1938)
| |
| |
find out how bad a book he could write and “get away with it”, wich is a legitimate ambition.’ Het is allemaal waar, en toch verdient Edgar Rice Burroughs ook bijval. Hij bood miljoenen mensen een romantisch ontsnappingsideaal in een geïndustrialiseerde, steeds bureaucratischer wereld.
Natuurlijk, de held die over vermogens beschikt die superieur zijn aan die van de gewone mens is een constante factor in de volksverbeelding. In zijn essay over de mythe van Superman in De structuur van de slechte smaak wijst Umberto Eco zo op de reeks die loopt van Hercules tot Siegfried, van Roeland tot Peter Pan. Vaak hebben die helden niet zozeer bovennatuurlijke vermogens, maar is er sprake van de hoogste verwezenlijking van natuurlijke gaven als slimheid, snelheid en kracht. Maar in onze huidige, genivelleerde maatschappij ligt dat volgens Eco toch anders: ‘Wij leven in een industriële maatschappij waarin de mens een nummer wordt binnen een organisatie die voor hem beslist, en waarin individuele kracht alleen nog telt in de sport, maar het verder moet afleggen tegen de kracht van de machine. (...) In een dergelijke maatschappij moet de positieve held iedere denkbare grens overschrijden om de verlangens naar macht die de gewone burger koestert en niet kan bevredigen, te belichamen.’
Ik zal het maar opbiechten, ik ontsnap ook een beetje als ik een boek van Edgar Rice Burroughs lees. Zeker, de Tarzan-romans zijn ronduit pulp, maar ik kan nog steeds niet met droge ogen lezen hoe de apin Kala, de stiefmoeder van Tarzan, door de giftige pijlen van een inboorling wordt gedood. Hoe de nobele jungleheld een Franse officier uit de handen van de kannibalen redt. Of hoe hij de hulpeloze Jane bevrijdt uit de klauwen van een gigantische gorilla en haar vervolgens kust. Jeugdsentiment? Dat is het ongetwijfeld. Ik herlas Tarzan of the Apes, de eerste van de 26 romans over de oerwoudgod die Rice Burroughs schreef, en werd wederom meegesleept door het onwaarschijnlijke verhaal.
In Tarzan of the Apes worden de geboorte, jeugd en vroege volwassenheid van de ‘Lord of the Jungle’ beschreven. Tarzan stamt af van de Britse Lord Greystoke, een aristocraat in hart en nieren, die aan het eind van de negentiende eeuw met zijn even aristocratische echtgenote naar een Afrikaanse kolonie afreisde om daar orde op zaken te stellen. Op het schip dat hen vervoerde brak muiterij uit en het echtpaar werd aan land gezet in de onbewoonde wildernis. Lord Greystoke, die door Rice Burroughs wordt getypeerd als een in fysiek, mentaal en moreel opzicht sterke, viriele man, ontpopte zich als een heuse Robinson Crusoe. Hij bouwde een boomhut, timmerde meubels, zorgde voor voedsel en verjoeg de wilde beesten. Zijn vrouw beviel in de boomhut van een zoontje. Lang kon het paar niet van hun kind genieten: eerst stierf de zieke Lady Greystoke, vervolgens werd de treurende Lord Greystoke door de ontzagwekkende mensaap Kerchac gedood. De apin Kala verwisselde haar zojuist gestorven apekind voor de mensenbaby die kirrend in zijn wiegje lag, ‘for the wail of the living had answered the call of universal motherhood within the wild beast which the dead could not still’.
Tarzan (in het Swahili betekent zijn naam withuid) groeit op te midden van de troep apen, liefdevol gezoogd en beschermd door Kala. Hij leert het klimmen in bomen en slingeren aan lianen als de beste aap. Alhoewel hij minder spierkracht heeft dan de apen is hij, zo benadrukt Rice Burroughs telkens weer, door zijn grotere intelligentie superieur aan hen. Door zijn aangeboren menselijke nieuwsgierigheid gaat hij op onderzoek uit en vindt hij de boomhut van zijn ouders. Hij ontdekt hoe het jagersmes van Lord Greystoke werkt en wordt de ‘greatest killer’ van de jungle. En hij leert zichzelf, met behulp van de plaatjesboeken en het woordenboek in de boomhut, lezen en schrijven.
Al snel neemt hij een bijzondere positie in binnen de apenfamilie: hij doodt Kerchac - een
| |
| |
klassiek gevecht met een autoritaire patriarch van een oudere generatie - en wordt de nieuwe leider. De apen zien in hem ‘one of them and yet in some way different’. Tarzan weet ook zelf dat hij anders is. Als een heuse jungle-Narcissus heeft hij dat in het spiegelende water van een bosvijver gezien toen hij samen met een andere aap wilde drinken: ‘Tarzan schrikt van zichzelf, voelt aan zijn gladde wang en aan de behaarde wang van de aap. Dan, als in een flits, dringt het besef tot hem door: ik ben niet zoals zij! Vanaf dat moment voelde hij zich trots en superieur aan alles wat leeft in de jungle. Een onbestemd gevoel van eenzaamheid vervulde voortaan zijn hart.’ Zijn gladde huid, weet hij, betekent dat hij afstamt van een ‘machtig ras’.
Tarzans mentale ‘superioriteit’ blijkt uit curieuze verlangens. Zo voelt hij op een dag de behoefte zijn onbehaarde naaktheid te bedekken: ‘At the bottom of his little English heart beat the great desire to cover his nakedness with clothes, for he had learned from his picture-books that all men were so covered, while monkeys and every other living thing went naked. Clothes, therefore, must be truly a badge of greatness - the insignia of the superiority of man over all animals.’ Aldus hult hij zich in de huid van Numa, de leeuw die hij heeft gedood. Zo gaat hij zich op een gegeven moment ook scheren, ‘to eradicate this degrading emblem of apehood’. En zo voelt hij instinctief dat hij geen mensenvlees moet eten. Wanneer wilden een nederzetting stichten in de jungle en een van hen Kala neerschiet, neemt Tarzan wraak. Hij overweldigt de zwarte krijger, maar als hij, zoals gebruikelijk, het vlees van zijn slachtoffer wil eten wordt hij overmand door een onverklaarbare walging: ‘All he knew was that he could not eat the flesh of this black man, and thus hereditary instinct, ages old, usurped the functions of his untaught mind and saved him from transgressing a world-wide law of whose very existence he was ignorant.’
Zijn superioriteit moet Tarzan wel met eenzaamheid bekopen. De apen kunnen immers niet lezen, niet schrijven, hun interesses en ambities zijn beperkt. Geen wonder dus dat hij de apen op een gegeven moment verlaat en alleen in het oerwoud gaat leven. Tarzans eenzaamheid wordt pas enigszins verlicht als er geciviliseerde blanken arriveren, wederom doordat er muiterij is uitgebroken op een schip. Om een lang verhaal kort te maken: van de Franse officier die hij redt leert Tarzan in twee weken vloeiend Frans spreken, hij krijgt van hem lessen in beschaving, reist met hem naar Europa en vervolgens naar Amerika, op zoek naar zijn Jane. Maar eenzaam blijft Tarzan, in de beschaafde wereld kan hij niet echt aarden. Dat merkt hij als hij met de Franse officier in een koloniale nederzetting wacht op een schip dat hen naar Europa kan brengen en hij vanwege een weddenschap op leeuwenjacht gaat: ‘This was life! Ah, how he loved it! Civilization
Omslag van Tarzan of the Apes no. 5., Harold Fosters' dagelijkse Tarzan-krantenstrip
| |
| |
held nothing like this in its narrow and circumscribed sphere.’
In Tarzan of the Apes worden de jungle en de beschaving voortdurend met elkaar vergeleken, wordt de gemeenschap van apen tegenover die van mensen geplaatst. De mensenwereld schiet, hoe kan het ook anders, steeds weer te kort. In de, overigens weinig originele, visie van Rice Burroughs staan de dieren moreel op een hoger plan dan mensen. Dat is al te merken aan de zo dierlijke Tarzan. De beesten zijn niet bestiaal of beestachtig, dat is de mens alleen. Ze doden louter om te eten, als ze verzadigd zijn laten ze hun prooi met rust. Tarzan, schrijft Rice Burroughs, ‘killed for food most often, but, being a man, he sometimes killed for pleasure, a thing wich no other animal does; for it has remained for man alone among all creatures to kill senselessly and wantonly for the mere pleasure of inflicting suffering and death.’ Tarzan ziet zelf ook, als hij de wrede eetrituelen van de kannibalistische inboorlingen bespiedt, dat mensen slecht zijn: ‘He saw these people were more wicked than his own apes, and as savage and cruel as Sabor, herself. Tarzan began to hold his own kind in but low esteem.’
De wereld van de apen is hard, gebaseerd op fysieke en mentale kracht. Het sterkste mannetje is de leider, totdat hij van de troon wordt gestoten door een krachtige aap van een jongere generatie. Naast de corrupte mensenwereld is de apengemeenschap een romantische idylle, primitief maar eerlijk, en sociaal stabiel. In de jungle is de dood een deel van het leven. Het zijn dan ook niet de dieren maar de mensen die een verderfelijke invloed op het oerwoud uitoefenen, omdat ze worden gedreven door hebzucht en lust. De dieren gebruiken de jungle; de mensen exploiteren haar schaamteloos. Tarzan is evenveel dier als mens, hij is een nobele wilde die nog niet door de beschaving is verpest.
Je zou dan ook denken dat Edgar Rice Burroughs zich bij het bedenken van zijn jungleheld door Jean-Jacques Rousseau heeft laten inspireren. Want leerde de Franse filosoof niet, althans zo herinneren wij ons zijn romantische filosofie, dat de mens van nature goed is en pas door de maatschappij wordt bedorven? Verlangde hij niet hartstochtelijk naar een opgaan in de ongerepte, ongecultiveerde natuur? (Dat de edelen uit zijn tijd dat uitleefden in een herderlijke idylle tussen kunstig geknipte hagen en witgewassen lammetjes doet aan Rousseaus pleidooi niets af.) Ik geloof toch niet dat Rice Burroughs bij Tarzan in de eerste plaats aan de nobele wilde van Rousseau dacht. In feite schreef hij met zijn Tarzan-boeken een bespottelijke variant op de naturalistische roman. De invloed van erfelijkheid en milieu, die wilde hij onderzoeken. Het milieu waar Tarzan in opgroeit is het oerwoud, maar hij is geboren uit aristocratische ouders en die verfijnde wortels laten zich niet verloochenen. Hij heeft, schrijft Rice Burroughs, de mentale scherpzinnigheid van de Britse aristocratie. Tarzans erfelijkheid wint het bijvoorbeeld als hij Jane heeft gered en hij haar, net als de gorilla, wil ontvoeren. Zijn erfelijkheid is sterker dan zijn woeste oerwoudgewoonten, hij eigent zich haar niet bruut als zijn ‘wijfje’ toe, hij brengt haar hoffelijk terug naar haar familie: ‘It was the hallmark of his aristocratic birth, the natural outcropping of many generations of fine breeding, an hereditary instinct of graciousness wich a lifetime of uncouth and savage training and environment could not eradicate.’
Niet Rousseau maar Darwin was de grote leermeester van Rice Burroughs. In zijn boekenkast werd na zijn dood een stukgelezen exemplaar van Darwins Descent of Man and Animal gevonden, het controversiële boek waarin Darwin over de ontwikkeling van de mens speculeert. Tarzan is welbeschouwd een belichaming van Darwins ideeën, hij is het fictionele wezen dat de mens met zijn evolutionaire verleden verbindt, de zogeheten ‘missing link’. De darwinistische beïnvloeding blijkt ook uit Rice Burroughs' omschrijvingen: de apen worden als menselijk en ‘mens-achtig’ getypeerd,
| |
| |
Jim Pierce als Tarzan in de film Tarzan and the Golden Lion, 1926
| |
| |
als ‘first men’, ‘fierce hairy progenitors of primitive man’, ‘primal seeds of humanity’. In Tarzans ontwikkeling van duistere onwetendheid en wildheid naar beschaving wordt de menselijke evolutie in één individu samengebald. ‘Tarzan van de apen, die kleine primitieve man,’ schreef Rice Burroughs ooit in een brief, ‘presenteerde een film vol pathos en belofte - een allegorische film van de oudste, oorspronkelijke zoektocht naar het licht van kennis.’ En: ‘Honderdduizenden jaren geleden hadden onze voorouders uit het schemerige en verre verleden met dezelfde problemen te maken die we zien in dit oerwoud. Wij zijn het bewijs van hun overwinning.’
Tarzan is een reservoir van ongekende mogelijkheden. Voor zijn odyssee legt hij geen geografische afstand af; hij maakt een reis door de evolutionaire chronologie van aapmens tot lid van de Britse aristocratie. Overigens heeft de evolutie volgens Rice Burroughs behalve vooruitgang ook neergang met zich meegebracht, want beschaving maakt mensen, zoals gezegd, niet direct moreel beter. Naast evolutie presenteert Rice Burroughs ook anti-evolutie: Korak, de aangenomen zoon van Tarzan, gaat met zijn stiefvader terug naar de jungle en moet daar opnieuw beginnen, als aap. Hij moet afleren wat hij als kind in de beschaafde wereld heeft geleerd.
Als missing link, zo heb ik Tarzan vroeger natuurlijk nooit gezien. Ik had geen weet van de ideeën van Darwin en Rousseau. Ik kende Tarzan in de eerste plaats van film en televisie, in de gedaante van Johnny Weissmüller vooral, en die zag er, hoe groot en gespierd hij ook was, toch echt niet uit als een bonkige Neanderthaler. Weismüller leek in de twaalf Tarzan-films waarin hij speelde vooral op wie hij was: een Olympisch zwemkampioen. In 1932 had hij de zwembroek voor de lendedoek verruild en werd hij de eerste sprekende Tarzan - daarvoor waren alleen nog stomme Tarzan-films gemaakt - in de verfilming Tarzan, the Ape Man. Van zijn tekst moeten we ons niet te veel voorstellen: meer dan dertig woorden sprak hij niet in een film, zijn complete tekst kon op de achterkant van een sigarendoosje worden gekrabbeld. ‘Tarzan don't like guns!’, ‘Cheetah come!’ en ‘Me Tarzan, You Jane!’, dat was het wel zo'n beetje. Dat was nog lastig genoeg: ‘Als ik moest zeggen “Boy go!” en ik zei per ongeluk “Boy go quick!”, dan moest het al over. Dan riep de regisseur dat ik me aan mijn tekst moest houden en geen redevoeringen moest gaan afsteken,’ vertelde Weissmüller in een interview.
In de jaren dertig, in de tijd van de depressie en de massale werkloosheid, stroomden de Amerikanen naar de bioscoop om Tarzan te zien. Op een studioterrein in Hollywood was een compleet oerwoud nagebouwd van bordkarton en in de studiodierentuin hielden dierentemmers zich de hele dag bezig met het temmen van wilde beesten. De krokodillen, leeuwen, luipaarden en olifanten in de films waren echt - de Indiase olifanten werden met kunststof omgebouwd tot Afrikaanse slurfdieren. Alleen de apen werden door mensen in apepak gespeeld.
Sterker nog dan in de boeken van Rice Burroughs was het oerwoud op het witte doek nep. Je wist, althans als je wat ouder werd, dat het nep was en toch geloofde je erin, of beter: je droomde ervan. In de Tarzan-films werd de jungle als een puur idyllische plek voorgesteld - schitterende natuur! de zee! bananen! knuffelbeesten! -, als de Hof van Eden met Tarzan als Adam en Jane als Eva. Tarzan was de machtige oermens die net als Robinson Crusoe in zijn eentje in de natuur wist te overleven. En wij waren net zulke uitzonderlijke individuen als hij.
De oer-Tarzan, zwemkampioen Johnny Weissmüller, is trouwens slecht aan zijn eind gekomen. Misschien identificeerde hij zich al te zeer met de jungleheld. Na een hartaanval raakte hij bijkans verlamd en kon hij nauwelijks meer praten. Hij eindigde in een psychiatrische inrichting omdat hij iedereen de stuipen op het lijf joeg met het slaken van Tarzans overwinningskreet.
| |
| |
De vraag is natuurlijk wat Tarzan voor mij, voor iedereen zo heroïsch maakt. Nee, ik wil het daarbij niet hebben over zijn relatie met Jane, het symbool van hulpeloze en bevallige vrouwelijkheid dat haar bestemming vindt in de gespierde armen van de simpele oerman: ‘She could not analyse her feelings, nor did she wish to attempt it. She was satisfied to feel the safety of those strong arms, and to leave her future to fate; for the last few hours had taught her to trust this strange wild creature of the forest as she would have trusted but few men of her acquaintance. (...) With him near, who could entertain fear? She wondered if there was another man on earth with whom a girl could feel so safe.’ Ik wil ook niet uitweiden over het racisme van Rice Burroughs, die het sterke
Filmreclame van MGM voor Tarzan finds a son, 1939
blanke lichaam verheerlijkte en de wilde kleurlingen als mensenetende, bijgelovige halvegaren afbeeldde.
Het gaat mij om de mythische proporties die Tarzan heeft aangenomen. In zijn essay over Superman wijst Umberto Eco erop dat deze een held is vanwege zijn dubbele identiteit. Superman is geen aards wezen, hij kwam als kind van de planeet Krypton op aarde terecht. Door zijn buitenaardse oorsprong bezit hij bovenmenselijke gaven: hij kan vliegen met de snelheid van het licht, hij doorbreekt de tijdsbarrière als hij zich naar andere tijdperken verplaatst. Maar Superman leeft tussen de mensen, vermomd als de middelmatige journalist Clark Kent, een bangelijk, bijziend type dat flink onder de plak zit bij zijn vriendin.
| |
| |
Tarzan is net als Superman een tussenwezen: hij is zowel dierlijk als menselijk. Zijn gevoelige reuk en gehoor en uitzonderlijke fysieke kracht zijn dierlijk; zijn intelligentie heeft hij van zijn menselijke ouders. Twee koninkrijken heeft hij, de jungle en het landgoed in Engeland dat hij als nakomeling van Lord Greystoke erft. Zowel Superman als Tarzan zijn razendslimme creaties: doordat ze menselijk zijn kan elke willekeurige registeraccountant zich met hen vereenzelvigen, doordat ze ook iets anders zijn is hun bovenmenselijkheid aannemelijk. Het gaat nog verder: beiden vertegenwoordigen in zekere zin de gemiddelde lezer. Zo kan Tarzan niet wennen aan de beschaafde wereld, hij voelt zich daar onhandig en onaangepast. Hij blijft naar de ongeremde vrijheid van het oerwoud verlangen en keert uiteindelijk ook terug.
De held die schrijlings op twee werelden zit, het is een beproefd mythologisch recept. Neem Hercules, de klassieke held die leeuwen doodde, hydra's, stieren en zwijnen, neem Hercules: hij is de zoon van een aardse vrouw en oppergod Zeus. Een twintigste-eeuwse held kan geen godenzoon meer zijn, dat is al te onwaarschijnlijk. Bovendien moest Rice Burroughs van religie niets hebben. Vandaar dat hij zijn held een andere tweeslachtigheid gaf. Hij liet de hybride Tarzan in een wereld leven die we kennen en in een wereld die fantastisch is. Rice Burroughs' eerste held, John Carter, die in zijn science fiction-verhalen optrad, bewoog zich tussen aarde en verre planeten. Eigenlijk is Tarzans jungle dat ook: een onbekende, onbeschreven wereld, een verre planeet.
| |
Literatuur
Erling B. Holtsmark, Tarzan and Tradition, Queenwood Press, 1981 |
Thomas Leeflang, Honderd jaar cinema, Bosch & Keuning, 1995 |
Irwin Porges, Edgar Rice Burroughs. The man who created Tarzan, Brigham University Press, 1975 |
|
|