't Hart kan wel beweren dat het om taal, ritme en klank gaat, dat het om het zintuigelijke moet gaan, maar heeft hij er daarmee ook oor en oog of een ander zintuig voor? Ik ga het gedicht niet op de snijtafel leggen, ik wil slechts enkele suggestieve vragen stellen.
Wat heeft Debussy (als klankwoord) te maken met ‘Paris’ in plaats van met Parijs? Misschien zoiets als Granada met De Falla? Waarom heet Debussy hier ook nog heel persoonlijk Claude als hij persoonlijk nooit het paleis bezocht, dat rode? Ergens in zijn artikel beweert 't Hart dat de namen in dit gedicht zo worden ingezet dat ze ‘het denken over de mogelijke leugen van deze namen’ voorkomen. Pardon? Ben ik dan gek als ik de naam Debussy zie metamorfoseren in ‘de bussen die’? We hadden het, beste Kees 't Hart, toch over poëzie...? Misschien vindt 't Hart die gedaanteverandering een goedkope woordspeling en rept hij daarom met geen woord over ritme- en klankpatronen in het gedicht? Good poets have a weakness for bad puns - goede lezers eveneens, denk ik.
Nee, Kees 't Hart rept echt met geen woord over juist de door hem zo belangrijk gevonden poëtische middelen in dit gedicht! In plaats daarvan leest hij het alleen op zijn semantische lading en dat doet hij nog verkeerd ook. ‘Alleen dichters kunnen in dit gedicht kijken en luisteren, de rest is blijkbaar klootjesvolk. (...) Dit gedicht komt in het geweer tegen massatoerisme (...) dat het allemaal zo erg is met het toerisme, en dat die eikels ook al niet kunnen en willen kijken. Dat ze “loeren”. (...) ik kon lange tijd niet goed geloven wat ik aan het lezen was.’ Dat komt ervan als je te gauw de dichter in plaats van de lezer de schuld geeft.
Ook hier pas ik ervoor om het gedicht binnenstebuiten te keren en al helemaal wil en kan ik er geen maatschappelijk-politiek lesje uit destilleren. Een nostalgisch pleidooi voor restauratie is dit gedicht - dat kan zelfs een blinde voor zich zien - in ieder geval niet. Als het al ergens een pleidooi voor is, dan voor de fantasie, voor de verbeelding die niet wordt ingezet om iets te restaureren, te reanimeren of imiteren wat voor eens en altijd voorbij is maar om iets van de nagloed in de sintels over en mee te pikken om er (elders, anders) vuurwerkjes, girandes en cascades van eigen (lees: gedeeltelijk nageaapte) makelij mee tot ontbranding te brengen. Dat is een andere, interessantere en geschiktere manier om de geest of de vlam brandend te houden. Maar er is nóg iets. Ik denk dat La puerta del viño juist het tegendeel zegt van wat 't Hart beweert dat het zegt. Het gaat er niet over dat alleen de kunstenaar kan kijken terwijl de rest toeristisch klootjesvolk is dat niet kan en wil kijken, maar het gaat erover dat de kunstenaar zelf ook niet meer dan een steelse toeristische blik wordt gegund, hij is een toerist onder toeristen, en dat niet alleen (zie de andere gedichten in de bundel) op en in het Alhambra, maar op letterlijk alles in hem, aan hem en om hem heen! De dichter is de toerist van zijn eigen ingewanden zowel als van de cultuur en natuur buiten hem. Het is geen smaadschrift over het stupide ‘loeren’ van stupide toeristen in drommen stupide toeristen, nee, het is de welwillende, tot kijken openstaande die geconfronteerd wordt met het feit dat ook hij tragischerwijs nooit veel verder zal komen dan loeren, dat hij alleen in zijn verbeelding kan samenvallen met noem het werkelijkheid of wereld. Dat gegeven is allesbehalve nieuw. Alleen de term die ik er enigszins (vooral mezelf) provocerend voor gebruik, ‘toeristisch’, is dat misschien. Dat klinkt hedendaagser en doet in dit verband minder pedant
aan dan het mozaïsche uit Deuteronomium: ‘Ik heb het u met uw ogen laten zien, maar gij zult daarheen niet overtrekken.’ Of dan het Rilkeaanse ‘Und wir: Zuschauer, immer, überall, / dem allen zugewandt und nie hinaus!’ Het enige wat de (dicht)kunst misschien vermag is drempelsituaties scheppen, want, let wel, in het gedicht La puerta del viño staat niet dat het Alhambra in de muziek van Debussy wél een betreedbaar paradijs is, maar dat geheimen er hun toevlucht hebben, geheimen achter deuren!
Terwijl hij mij ervan beschuldigt de term