| |
| |
| |
O. Hammerstein
De jungle van de advocatuur
De jungle is een biotoop, een plaats waar plant en dier geheel in harmonie met de omgeving leven. Er is sprake van natuurlijk evenwicht zolang de beschaving daar niet de zaken verstoort. Wie ooit enige tijd in de jungle heeft doorgebracht, herinnert zich hoe besmettelijk dat evenwicht is en zelfs een tijdelijk verblijf evenwicht in geest en gemoed geeft. Het natuurlijk evenwicht is tastbaar zonder dat je daar vat op krijgt. Wij westerlingen hebben de jungle altijd gevreesd omdat wij niet in staat bleken met haar gevaren in harmonie te leven. Zo wordt in het spraakgebruik aan jungle een oneigenlijke betekenis gegeven. Als metafoor duidt ‘jungle’ de gevaren aan die ons in onze omgeving bedreigen en niet de pracht, de rijkdom van de natuur die aan de gevaren slechts onderdak verleent.
De advocatuur is te beschrijven in de eigenlijke zowel als in de oneigenlijke betekenis van het woord jungle. Wat zijn de krachten die het privilege van advocaten, de professionele rechtshulpverlening, in stand hebben gehouden? Wat heeft bijgedragen aan de ongekende welvaart van deze beroepsgroep en het hoog maatschappelijk aanzien dat zij geniet? Wat heeft voorkomen dat zij niet net als de andere notabelen van de oude stad, de burgermeester, de pastoor, de onderwijzer en de arts, van hun sokkel zijn gerukt? Anderzijds impliceert de titel van dit stuk geheimen die het leven van de advocaat teisteren, tegenstanders en tegenstellingen; het gevecht dat de advocaat dagelijks levert om een bestaan te hebben en een bestaan te houden.
Advocaat is van oudsher een beroep, geen vak. Dat veronderstelt een roeping bij degene die het uitoefent, een roeping om anderen bij te staan met rechtsgeleerd advies. Wanneer je dat zo plechtig stelt is die roeping best vergelijkbaar met de roeping van een arts of van een priester. Ik heb er geen enkel bezwaar tegen dat ‘roeping’ in te wisselen voor ‘een bijzondere aanleg’. Als maar duidelijk is dat je er met het succesvol afronden van een rechtenstudie niet bent.
Wanneer je dat beeld van een roeping in sollicitatiegesprekken aan een kandidaat voorhoudt, ontwaar je meestal een glazige blik in de ogen. Een betere kandidaat improviseert snel het antwoord dat hij inderdaad altijd al advocaat heeft willen worden, een onbedwingbaar verlangen. De wat mindere kandidaat geeft roodhoofdig toe dat de belangstelling voor het beroep pas in het laatste studiejaar werd gewekt. Meestal omdat de kandidaat ook al niet heeft nagedacht over wat hij met zijn studie wilde.
Sinds de burger met wetten bescherming tegen willekeur van de overheid verkreeg, dat is vanaf 1215 toen de Magna Charta werd afgedwongen van Jan zonder Land, genoot de rechtsgeleerde, de man die de burger daarin bijstand verleende, aanzien. Hij immers kende de geheimen en sprak de formules om je teweer te kunnen stellen, je recht te krijgen.
Tot de jaren zeventig ontwikkelde de advocatuur zich op heel natuurlijk wijze. De stand van de advocaten ontwikkelde zich evenredig
| |
| |
met de mate waarin de overheid met regelgeving in het maatschappelijk leven ingreep. Die ontwikkeling is de laatste twintig jaren dan ook stormachtig geweest. Het was regentijd; alles en iedereen groeide stormachtig. Waar je vroeger ver kon zien, wordt uitzicht en inzicht overwoekerd met nieuwe ontwikkelingen. In die jungle van regelgeving treedt de advocaat als gids op.
De Advocatenwet bepaalt dat een jurist verplicht is de eerste drie jaren de praktijk uit te oefenen onder toezicht van een advocaat en bij die advocaat kantoor moet houden. De vraag om een stageplaats overtreft het aanbod daarvan vele malen. De glamour, het geld en niet op de laatste plaats de mogelijkheid om via de advocatuur een opstapje te hebben naar het bedrijfsleven motiveren de soms wanhopige kandidaten. Het leger van juristen dat zich jaarlijks kwalificeert met het behalen van het doctoraal examen Nederlands recht, heeft meestal weinig nagedacht over wat het met die studie gaat doen. Advocatenkantoren adverteren niet om een stageplaats te vervullen. Zij ontvangen zoveel open sollicitaties dat daaruit voldoende geput kan worden. De kandidaten met de beste papieren richten zich bij die sollicitaties in de regel eerst op de grootste kantoren. Aan de hand van de afstudeerdatum en de datum van de sollicitatiebrief kun je meestal al vaststellen hoeveel afwijzingen de kandidaat heeft moeten incasseren. Ik heb lang volgehouden dat een goed kantoor dient te solliciteren naar geschikte kandidaten. Op termijn is het voortbestaan van een kantoor afhankelijke van een goede opvolging. Dat betekent niet alleen een zorgvuldige selectie maar met name een goede begeleiding en opleiding. In werkelijkheid wordt de stagiaire vanaf de eerste dag voor de leeuwen geworpen. Met klotsende oksels staat die voor de rechter. Hij moet vanaf dag één doen alsof hij alles (beter) weet en begrijpt, de wetten van de jungle kent.
Nu de arbeidsvoorwaarden vrijwel gelijk zijn bij alle advocatenkantoren, bepaalt het lot de toekomst van de kandidaat. De verstandige kandidaat aanvaardt het eerste aanbod dat hij krijgt. Zijn carrière hangt nu af van de mate waarin hij in de praktijk van de patroon wordt toegelaten of daarin weet binnen te dringen (waarnemen voor kantoorgenoten die met vakantie zijn, heeft hele praktijken opgeleverd), van aanleg en bekwaamheid om zo nodig van elders praktijk aan te trekken, of van een biertje in de bar van het Hilton. Ofschoon iedere kandidaat bij de sollicitatie te horen krijgt dat omzet bij verdere beoordeling geen rol speelt - waarmee dat kantoor zich veinst te onderscheiden van alle andere kantoren - is de mate waarin de stagiaire in staat is omzet te realiseren, bepalend voor het verloop van de carrière. Omzet is de maatstaf nu in die jungle alle kwaliteiten van een advocaat, voor zover van belang geacht, in omzet zijn uit te drukken.
Na de stage volgen nogmaals drie of vier jaren harde strijd om toegelaten te worden tot de maatschap. In die drie jaren komt het helemaal aan op de vaardigheid een omzet te realiseren die aan de hoge eisen van het kantoor voldoet. In de grote kantoren wordt van je verwacht dat je in staat bent tweeduizend declarabele uren te schrijven tegen een tarief van f 400,-. Let op: uren schrijven betekent uren verkopen, inschatten hoe en waar je die uren plaatst. De medewerker bij een groot kantoor die voor de maatschap gaat, vecht gedurende zes tot zeven jaren een strijd uit die met geen ander beroep te vergelijken is.
Zo levert de structuur van de (grotere) kantoren de advocaten af die het beeld van de advocatuur bepalen. Een opleiding gelijk aan die van gladiatoren. Aan het eind van de rit ben je mentaal en fysiek opgeleid om een harde strijd te voeren en te overleven. Geen zwakheden tonen, intussen ook nog even de juiste vriendschappen sluiten binnen het kantoor, en op het juiste moment laten vallen dat een zaak is gewonnen. Aanvoelen hoe je ligt bij de maatschap en je positie proberen te verbeteren. Daarmee is nog niet de vraag beantwoord waarom relatief weinig vrouwen deel uitmaken
| |
| |
van de grootste maatschappen. Behalve dat de aan een medewerker gestelde eisen zeer zwaar zijn, ook fysiek, hebben alle maatschappen uitgesloten dat je part-time werkt.
De vraag is of met de onontkoombare bijverschijnselen van een dergelijke vorming een behoorlijke rechtspleging gediend is. Een grote mate van onderling vertrouwen en welwillendheid past niet in dit beeld. Straatvechterij en een keiharde confrontatie met een tegenstander wel.
De afvalrace om de maatschap levert echter ook advocaten op die zich uit die race terugtrekken, al of niet noodgedwongen. Zij vestigen zich met die opgedane ervaring steeds vaker zelfstandig. Dit echelon kan zich verheugen in een steeds grotere belangstelling van cliënten én kandidaat-stagiaires. Het is een veel relaxter soort advocaten. Als pas gevestigde vrije ondernemers zijn zij (nog) niet geobsedeerd door alsmaar groeiende winstaandelen. Zij worden door het bestuur van hun maatschap nog niet onder druk gezet een vastgestelde omzet te realiseren. Om praktijk te krijgen, wordt er behoorlijk aan een zaak getrokken. Zo leveren zij diensten van hoge kwaliteit tegen een schappelijk tarief, zeker in vergelijk met hun vroegere werkgevers.
Het beeld van de advocaat in Nederland tot ver na de oorlog roept dezelfde degelijkheid op als de beelden van het Polygoon-journaal uit die tijd. Is het echt ooit zo geweest in Nederland? Iemand die geroepen werd als advocaat, studeerde meestentijds aan de Universiteit van Leiden maar tenminste toch aan die van Utrecht. Hij - vrouwelijke leden kende ook de balie nauwelijks - was daar lid van het Studentencorps. Veel leden uit de balie kenden elkaar al uit die tijd. Tegen een hongerloon vervulde hij zijn stageperiode bij zijn vader, oom of zo maar een andere advocaat. Daar werd enkel verwacht dat het welpje zich ontwikkelde tot een leeuw, een vorst die door zijn manen streek en uitlegde hoe de kwestie in elkaar zat. De leden van de balie bij een rechtbank kenden elkaar zonder uitzondering. Het was heel gewoon dat een jong advocaat overal zijn opwachting ging maken om kennis te maken. Niet alleen bij de president van de rechtbank en de officier van justitie maar tenminste ook bij de leden van de Raad van Toezicht en andere vooraanstaande leden van de balie. Met simpele vragen als ‘wat doet je vader en hoe heet je moeder’ was de jonge advocaat snel te plaatsen. In de kleinere arrondissementen zijn die gebruiken deels nog bewaard. Zij dienden een doel. Er was sprake van welwillendheid en vertrouwen.
De advocaat ontving zijn cliënten op zijn kantoor aan zijn bureau. Het was ongebruikelijk naar een cliënt toe te gaan. Nu vliegen advocaten, gewapend met zaktelefoons, van cliënt naar cliënt.
Aan het eind van de zaak woog de advocaat het dossier en stelde zijn ereloon vast, rekening houdend met de afloop van de zaak en het fortuin van zijn cliënt. Een geldjager kon rekenen op de afschuw van zijn confrères, een bekwaam advocaat op een goede roep en aanzien.
Tegenwoordig worden hele nesten stagiaires tegelijk beëdigd. Geen enkele advocaat komt nog op een rolzitting, kennismaken met de balie is er niet meer bij. Leden van de Raad van Toezicht leer je eerst kennen wanneer je voor hen moet verschijnen. Je mag al blij zijn als je je de naam van je kantoorgenoten op tijd herinnert. Met opgedrongen kantooruitstapjes en fietstochten probeert men te forceren dat er toch een soort van verbroedering ontstaat.
Dat geldt niet alleen voor advocaten onderling maar ook in het verkeer tussen een advocaat en een rechter. Tot tien, vijftien jaar geleden vroeg je voor de zitting belet bij een rechter die je niet kende om kennis te maken. Ging je pleiten bij een andere rechtbank, dan werd je geïntroduceerd door een procureur bij die rechtbank. Die trad bij aanvang van de zitting naar voren en zei de eer te hebben mr Zo-en-zo aan de rechtbank te introduceren. Dat alles had goede redenen, hoe uit-de-tijd het ook mag lijken. Een advocaat liet het wel uit zijn hoofd een onrechtvaardige zaak te verdedigen, laat
| |
| |
staan te liegen op een zitting of onzin te vertellen. Je naam en je reputatie stonden op het spel, en zoals de uitdrukking luidt: ‘Vertrouwen komt te voet en gaat te paard.’
In de veel grotere anonimiteit waarmee een advocaat vandaag optreedt, speelt die vorm van sociale controle nog slechts een ondergeschikte rol. De kans dat je eenzelfde rechter tegenkomt in een periode van jaren is zeker bij de grote rechtbanken veel kleiner. Bij de rechtbank in Amsterdam is er al sprake van dat rechters elkaar niet meer kennen. Het is nog wel zo dat een advocaat die de rechter niet kent een achterstand heeft, zeker in een kort geding. Vorderingen waarmee je bij de ene president niet terecht kan, worden door de ander met de grootste welwillendheid ontvangen. Advocaten in stakingszaken of met intellectuele-eigendomskwesties dienen een meester te zijn in het ‘forum-shoppen’ om daar terecht te komen waar de zaak de meeste kans heeft.
Ikzelf ben opgeleid door een advocaat die de rechter meestentijds zo goed kon plaatsen dat ik, na zijn verhaal over de achtergrond van de rechter gehoord te hebben, het gevoel kreeg voor een bekende te staan pleiten. Je kunt voor een rechter komen te staan die partijen altijd de gang op wil sturen om een zaak te schikken. Heb je daar geen zin in, dan ben je voorbereid. Zo werd ik door mijn patroon naar de zitting gezonden met de opdracht dat verzoek te pareren met: ‘Als ik u daar een plezier mee doe, natuurlijk.’ Mij werd verzekerd dat de president daarop zou antwoorden dat het vanzelfsprekend niet voor zijn plezier was. ‘Dan vraag ik liever vonnis,’ moest ik daarop zeggen. Helaas zei de president dat ik hem daar een enorm plezier mee deed.
Die onderlinge bekendheid heeft zich tegenwoordig zeer beperkt. Advocaten wisselen onderling nog wel uit welke ezels er vandaag weer zaten, gelijk rechters uitwisselen welke ezels bij hen hebben gepleit. Aan welwillendheid tussen de leden van de balie en de rechterlijke macht schort het overigens niet zozeer. Tot mijn spijt is dat meer te danken aan de integriteit van de rechterlijke macht dan aan die van de balie.
De balie in Amsterdam, veruit de grootste van het land, onderscheidt zich al decennia van die bij de overige rechtbanken. De Amsterdamse advocaat studeerde vaak aan een Amsterdamse universiteit en had daardoor wat wij nu noemen een ander netwerk. Hij had dat vrije, brutale dat al lang de Amsterdammer van de rest van het land onderscheidt. Een gewild gebrek aan vormen, een hekel aan rangen en standen. Het is een verschil met de leden van de balies bij andere rechtbanken dat niet onderschat kan worden. De botheid waarmee Amsterdamse advocaten elkaar bejegenen staat in schril contrast met de welwillendheid van advocaten buiten die stad.
De balies bij de grote rechtbanken in Rotterdam en Den Haag zijn gezelligheidsverenigingen wanneer men hen vergelijkt met het wespennest van de arrogante balie in Amsterdam. Gaat het meeste ‘confraterneel overleg’ over de telefoon, in Amsterdam krijg je alles wat besproken wordt terug op een fax, vaak gevolgd door een knallende ruzie over de inhoud van het gesprek. Er zijn advocaten die ik beslist nooit meer aan de telefoon wil hebben. Amsterdamse advocaten gedragen zich als carnivoren boven in de voedselketen. Zij vechten om dezelfde prooi. Plaats je een voet in hun territorium, de belangen van een cliënt, dan vecht je het uit met hard gebrul en zonodig door de hoorns op elkaar te kletteren.
In 1952 werd bij de Advocatenwet de Orde van Advocaten ingesteld. Bij die wet werden regels gesteld betreffende orde en discipline. Tot dan bestond er de Advocatenvereniging, die echter geen tuchtrechtspraak kende. De gevestigde orde binnen de advocatuur bleek er behoefte aan te hebben beroepsgenoten tot de orde te kunnen roepen en eventueel uit te kunnen sluiten: ereregels werden gedragsregels. Men vertelt dat die drang met name werd ingegeven om leden van de Amsterdamse balie aan te kunnen pakken.
| |
| |
In grote lijnen komen twee soorten voor in de advocatenjungle. De bekendste advocaat van Nederland is strafrechtspecialist. Onder de meest bekende advocaten is er een onevenredig deel van strafrechtspecialisten. Ik ben er niet uit hoe dat zo is gekomen. Aan het buffet van een café eist iedereen de doodstraf voor degene die in zijn auto heeft ingebroken of een tasje heeft geroofd; veiligheid op straat is de inzet bij verkiezingen en iedereen lijkt inmiddels wel eens het slachtoffer te zijn geweest van een of ander misdrijf. Je zou daaruit kunnen afleiden dat men de leden van het Openbaar Ministerie op handen zou dragen. Wanneer het echter op een strafzaak aankomt, blijken al die mensen plotseling stiekem voor de verdachte te zijn. Een verfilming van een strafzaak waarin de verdachte wordt veroordeeld, is bij voorbaat een flop. Er zijn talloze films gemaakt waarin de verdachte als door een wonder wordt vrijgesproken, met als held: de advocaat. Mensen bleven thuis om L.A. Law te zien of Het Pleidooi. In de zaak van O.J. Simpson werd het idee onlangs nog eens bevestigd. Voor zover dat proces een winnaar kende, waren het de advocaten.
Een openbare aanklager komt er altijd slecht af. Kennelijk is het misdrijf bij de vaststelling van de dader al vergeven. Hoe anders kan juist de strafpleiter zo'n goede uitstraling hebben terwijl de verontwaardiging over criminaliteit en vandalisme nog nooit zo groot is geweest?
De advocaat heeft in het strafproces een prominente functie die voorheen door iedereen werd begrepen. Hij neemt de verdediging op zich van de persoon die namens de samenleving wordt aangeklaagd. Het recht op bijstand door een onafhankelijk advocaat in een fair trial, een eerlijk proces, waarbij degene die in staat van beschuldiging wordt gesteld voldoende rechten zijn toegekend om zich tegen willekeur van zijn overheid gewapend te weten, ligt verankerd in de wetten van iedere rechtsstaat, zelfs in verdragen waaraan die staat zich heeft onderworpen.
Deze functie van de advocaat, hoe vanzelfsprekend ook, wordt door de samenleving steeds minder begrepen, ondanks de bewondering van het grote publiek voor de persoon van de strafpleiter. De meest gestelde vraag aan een advocaat is tegenwoordig hoe hij in staat is, tegen een beloning nog wel, een moordenaar, een kinderverkrachter of een drugshandelaar te verdedigen. Uit die tegenstrijdigheid tussen bewondering voor de persoon van de advocaat en het niet meer begrijpen van zijn taak, blijkt dat er in de voorstelling van zaken iets mis is gegaan.
Er is in de loop van de jaren een evenwicht verstoord tussen twee partijen die van nature elkaars tegenstanders zijn. De overheid, lees het Openbaar Ministerie, miste de deskundigheid om strafbare feiten op te sporen. Dat was binnen de advocatuur al lang geen geheim. De parlementaire enquête inzake Opsporing heeft voor alles helder gemaakt dat het Openbaar Ministerie niet tegen zijn taak is opgewassen. Binnen de advocatuur werd ontdekt dat de verdachte in het strafproces veel meer dan voorheen in staat is grof te betalen voor de beste rechtsbijstand. De strafrechtpraktijk werd lucratief. Dat is nieuw, want nog niet zo lang geleden was er geen droog brood mee te verdienen: een verdachte werd enkel voor de rechter gebracht indien de zaak potdicht zat voor veroordeling. Er werd vaak alleen over de strafmaat gepleit. Thans maken advocaten niet alleen naam maar ook fortuin in een praktijk die het ondergeschoven kind van de advocatuur leek te zijn geworden. Het gebrek aan verdienste had ook geleid tot een gebrek aan niveau. De ontwikkeling dat een verdachte in staat is te betalen voor zijn verdediging vindt zijn oorzaak niet alleen in de strijd tegen de georganiseerde misdaad (een term die ons overigens is opgedrongen om het falen van de opsporing van drugsdelicten te verhullen). Er wordt nu ook regelmatig strafrechtelijke vervolging ingesteld in belastingzaken en naar aanleiding van faillissementen. Verder is er nieuwe wetgeving met betrekking tot milieurecht, eeg-recht en voorkennis in het beurs- | |
| |
verkeer, nieuwe wetgeving die onmiddellijk tot opzienbarende strafzaken leidde.
In de onderlinge concurrentie leverde ieder nieuw (straf-)rechtsgebied al gauw een advocaat-specialist op. Bij het Openbaar Ministerie bestond dat mechanisme niet en werd het gebrek daaraan niet adequaat opgevangen met bijscholing. Voor het inwinnen van advies bij een hooggeleerde zal wel geen potje bestaan. Het inzetten van een scherpe advocaat tegen een Openbaar Ministerie dat het aan deskundigheid ontbrak leverde vele successen op voor verdachten. Onder gebrek aan deskundigheid reken ik ook dat veel officieren hun objectiviteit ten opzichte van de zaak verloren. Zij waren vaak niet meer magistraat maar slechts door de zaak bevlogen of zelfs bezeten personen die elk middel geoorloofd achtten om te winnen. Vertaald naar het dierenrijk: het roofdier doodt niet meer om te eten, maar om te laten zien dat het nog wel kan doden of zelfs uit lust.
Die ontwikkeling keerde zich tegen de advocatuur. De samenleving is nu eenmaal meer geschokt door het vrijuit gaan van een verdachte op grond van fouten in het strafproces dan door het niet vervolgen van verdachte wegens gebrek aan bewijs of geschikte wetgeving. Je kunt ieder redelijk denkend mens aan het verstand brengen dat het Wetboek van Strafvordering is geschreven om een als verdacht aangemerkt persoon rechten te geven in zijn verdediging. Je kunt ook duidelijk maken dat wanneer die rechten worden geschonden, de verdachte vrijuit behoort te gaan. Je kunt echter slechts weinigen aan het verstand brengen dat de verdachte uitsluitend op grond van fouten in zijn proces vrijuit behoort te gaan. De advocaat die zo'n succes voor een cliënt triomferend binnenhaalt, wekt begrijpelijk weerstand. Daar staat echter wel tegenover dat het de eerste zorg van een advocaat in een strafzaak is, zorg te dragen dat geen enkel recht van de verdachte geweld wordt aangedaan. De advocaat die dat laat passeren, dient met wortel en tak uit de balie verwijderd te worden.
Niet meer opgewassen tegen hun taak, zijn de vervolgende instanties waarover het O.M. het bevoegd gezag uitoefent op een hellend vlak geraakt. Niet alleen werden in gewone strafzaken meer fouten gemaakt dan aanvaardbaar is, in de strijd tegen handelaren in verdovende middelen raakte men volkomen ontspoord. De rotzooi daar is inmiddels niet meer te overzien. In een opzienbarende strafzaak tegen een ondernemer die verdacht werd misbruik te hebben gemaakt van voorwetenschap, werd de vloer aangeveegd met de juridische argumenten van de officier, niet alleen in het debat tegenover de rechter maar in het openbaar, op televisie na afloop van de zitting. Die ontwikkeling, die gepaard ging met een zichtbare welvaart van strafpleiters, heeft advocaten (ten onrechte) in een kwaad daglicht gesteld. Oorzaak en gevolg werden hier door elkaar gehaald. Doordat strafvervolging niet meer gebeurde op een wijze als bij de wet voorzien - en dat behoort dwingend wel zo te gebeuren - werden zaken onderuitgehaald die dat verdienden. Slechte moderne wetgeving biedt de verdediging alle kans te scoren. Een wedstrijd die met strafschoppen wordt beslist, heeft nooit op sympathie van het publiek kunnen rekenen. In deze jungle hadden officier en advocaat ieder hun eigen plaats. In het verstoorde evenwicht zijn zij de tanden in elkaars nek gaan zetten.
Hier treft ook de rechterlijke macht blaam. Men zegt dat de advocaat drie tegenstanders in zijn jungle kent: de officier (dat ligt voor de hand), zijn cliënt en de rechter. In de advocatuur spreekt men van criminele rechters wanneer de rechter er blijk van geeft de regels op te willen rekken om een verdachte te kunnen veroordelen of, nog erger, de ogen te willen sluiten voor feiten die maken dat de verdachte vrijuit zou moeten gaan. Dat blijkt op grotere schaal te gebeuren dan men vermoedt. Misstanden in de strafvervolging worden door de rechter gedoogd of gedekt. Advocaten zien zich genoodzaakt het debat met de rechter in een strafzaak onder druk te zetten door buiten de rechtszaal,
| |
| |
via de media, de verdediging te voeren. Het ‘lekken van stukken’ en het via de media openbaar maken van misstanden zijn wapens die, hoewel onder die omstandigheden te rechtvaardigen, de zaak geen goed doen bij het publiek. Ook het O.M. verlegde het debat naar buiten de rechtszaal: er werden persofficieren aangesteld en het is ineens gebruikelijk dat bij aanvang van het strafrechtelijk onderzoek bekend wordt gemaakt dat justitie een goede vangst heeft gedaan, waardoor betrokkene zonder vorm van proces publiekelijk veroordeeld wordt. Ook wekt het niemands verbazing meer dat een rechter 's avonds in Nova uitlegt hoe men tot een beslissing is gekomen, een flagrante inbreuk op het beginsel dat de rechter zijn beslissing in het vonnis motiveert, nimmer daarbuiten. Een voorbeeld daarvan is de zaak van de bekende zakenman die verdacht werd van misbruik van voorwetenschap. De president zette voor de televisie uiteen hoe het hof tot diens veroordeling was gekomen. Later bleek die veroordeling onterecht te zijn.
In plaats van de misstanden genadeloos af te straffen, waarmee de kwaliteit van de strafvervolging op den duur alleen zou zijn gediend, werd door menig rechter de zwakte van het O.M. gedekt, waardoor de soort in kwaliteit degenereerde. Toen het parlementair onderzoek inzake opsporingsmethoden aan het licht bracht dat de misstanden die advocaten in de rechtszaal niet meer naar voren mochten brengen - rechters hamerden advocaten in hun betoog regelmatig af - niettemin waar bleken te zijn, had menig rechter waarschijnlijk een bedonderd gevoel, niet vanwege de advocaten maar vanwege het Openbaar Ministerie waarop men ten onrechte had vertrouwd. De Orde van Advocaten neemt nauwelijks - in ieder geval veel te weinig - stelling in de guerrilla die rond strafzaken wordt gevoerd tussen advocaten en het O.M.
Het is maar de vraag of de verhouding tussen de advocatuur en het Openbaar Ministerie ooit weer gezond zal zijn. De wijze waarop men de laatste jaren met elkaar omgaat mag potsierlijk heten. Bij het verlaten van de zaal maakt de advocaat een buiging voor de rechter, uit eerbied voor de rechterlijke macht. Als de officier al een knikje krijgt, is dat om aan te geven dat de buiging niet voor hem was bedoeld. Ik hoorde laatst een advocaat zeggen dat hij graag op het requisitoir van de officier had gereageerd, maar dat hij er geen woord van had verstaan, daarmee doelend op het niet-Haarlemse accent van de officier. Typerend voor de instelling van het O.M. is dat gemaakte fouten niet worden toegegeven, maar dat men - op zijn Engels - stelt dat er niets aan de hand is. Laat ze toch leren van de gekke-koeienziekte! De Nederlandse oplossing is besmette exemplaren naar het slachthuis brengen en met een zorgvuldige selectie en een gedegen opleiding een nieuwe kudde samenstellen.
Het O.M. kent nu eenmaal niet de zelfreinigende effecten van de commerciële advocatuur. De enige openbare berisping van een officier trof een man die er nu juist wél blijk van gaf magistraat te zijn, door een voortreffelijk arts voor de kwalificatie van moordenaar te behoeden. De op zich ernstige ontwikkelingen van de laatste jaren, waarbij het O.M. het spoor totaal bijster raakte, zijn de kwaliteit en kwantiteit van strafpleiters ten goede gekomen. Ook in kleinere zaken wordt nu scherp gepleit en het gemiddeld niveau is zichtbaar toegenomen. De advocaat is extra alert geworden op zijn taak de verdachte voor een unfair trial te behoeden.
De advocaat die naam wil maken in het strafrecht, doet dat door zaken te winnen. Dat vereist tegenwoordig een bijzondere instelling en een krachtige persoonlijkheid. Mussert heeft na de oorlog terechtgestaan, bijgestaan door een van de meest voortreffelijke advocaten die wij hebben gekend, evenals talloze andere oorlogsmisdadigers. Ik ben ervan overtuigd dat geen van die advocaten daarop toen aangesproken is. De advocaten die zich nu in de strijd werpen om in de ogen van het publiek onsympathieke zaken te verdedigen, steken
| |
| |
hun nek uit voor het behoud van een rechtsstaat. Iedereen weet dat zij zich daarvoor goed laten betalen. Enerzijds is de kwaliteit van de strafrechtadvocaat in belangrijke mate te danken aan het economische systeem. De beste kan het hoogste offer van de verdachte vragen. Nu de meeste advocaten hun succes afmeten aan hun inkomen, geeft de veel hogere beloning in betalende strafzaken de prikkel om zich te bekwamen. De advocaat die zich inhoudt bij het declareren, ook wanneer zijn cliënt bereid en in staat is meer te betalen, is zeldzaam maar verdient lof. Ze bestaan nog, de strafpleiters met een roeping.
Strafrecht-advocaten vormen een aparte groep binnen de advocatuur. Over het algemeen ijdel, voelen zij zich verheven boven civilisten. Zij zijn tenslotte echte advocaten. Civilisten zien strafpleiters op hun beurt aan voor onruststokers die de advocatuur in opspraak brengen. Nog steeds leeft bij civilisten de gedachte dat dit praktijkgebied wordt gekozen bij gebreke van emplooi in civiele kwesties. De omgang met dat schorem van cliënten staat hen niet aan, totdat een van hun deftige cliënten door de Fiod bij de strot wordt gegrepen. De advocatuur zoals die zich in Nederland heeft ontwikkeld, heeft spijtig genoeg lange tijd onvoldoende belangstelling gehad voor het strafrecht. Niet omdat het strafrecht niet boeiend zou zijn, maar omdat strafzaken in die tijd niet voldoende opbrachten. Binnen de grote kantoren maakte je met strafrecht als specialisatie geen kans opgenomen te worden in de maatschap. Een enkeling slechts werd toegestaan zijn vaardigheden in het strafrecht uit te oefenen maar altijd onder de restrictie dat de civiele praktijk - lees: de naam van het kantoor - er niet onder mocht lijden. Dat is in strijd met de regels die advocaten aan elkaar hebben gesteld. Wie de behandeling van een zaak op zich neemt, behoort dat zonodig ten koste van zijn eigen naam te doen, een standpunt dat binnen de advocatuur de laatste tien jaar ten onrechte alleen nog op papier wordt beleden. Het noodzakelijk onderscheid dat je als advocaat optreedt in een zaak en niet voor een persoon, weet haast niemand meer te maken. De afgelopen jaren zijn er een aantal grote strafzaken geweest in de nieuwe gebieden die door het strafrecht worden bestreken: milieurecht, misbruik van voorwetenschap, euthanasie, belastingrecht en eeg-recht. Dat heeft ook van de kantoren die het strafrecht buiten de deur hielden de aandacht getrokken. Ongetwijfeld worden in die grote maatschappen de voors en tegens besproken van het binnenhalen van strafrecht als een
specialisme. Dat zal alleen gebeuren indien dat bijdraagt aan de omzet.
De strafpleiter heeft het zwaar in de jungle. Met het O.M. leeft hij in een staat van voortdurende oorlog. De rechter neemt het van nature op voor de zwakste partij. Ter wille van het algemeen belang (op korte termijn) is er in meerdere zaken een gedoogbeleid ten opzichte van misstanden in opsporing en bewijsvoering gevoerd. De Orde van Advocaten houdt niet van onrust. Cliënten raken gefrustreerd omdat de strijd over hun rug wordt gevoerd maar een verdachte zal zijn veroordeling in normale omstandigheden nooit aan de officier persoonlijk verwijten. Misstanden als het inbreken bij een officier of bedreigingen van het O.M. zijn een direct gevolg van een gebrek aan magistraatschap bij het O.M. Dat zijn gevaren die de strafpleiter in zijn bestaan voortdurend bedreigen.
De andere hoofdsoort, de civiele advocaat, is voor een deel een kuddedier geworden. Het is al heel lang zo dat advocaten bij elkaar zijn gaan zitten en kantoren vormen, om redenen zoals het praktisch delen van kosten tot en met het belang van de opvolging in de praktijk.
Veel advocaten ontwikkelden een specialisme, dat vaak toevallig ontstond, bijvoorbeeld door een bijzondere onteigeningszaak of een kwestie rond een grote erfenis. Ook ontwikkelde de kennis van de advocaat zich gelijk op met de onderneming van zijn cliënt. Als je op die wijze betrokken raakte bij de voorbereiding van een beursgang, vergaarde je kennis over
| |
| |
veel regelingen die een specialistische kennis vergen. Heb je op die rechtsgebieden intensief geprocedeerd of daarin geadviseerd, dan ben je al snel een specialist. Nu de beperking tot een bepaald praktijkgebied bijna noodzaak is geworden omdat je de voortdurende ontwikkelingen en wijzigingen in steeds meer rechtsgebieden niet meer allemaal kunt bijhouden, moet je op zijn minst enkele van de talloze rechtsgebieden die de advocatuur bestrijkt, afstoten. Dat is een betere manier van specialiseren dan je direct in één rechtsgebied verdiepen. Om grote cliënten te kunnen bedienen, zijn kantoren tot fusies gekomen teneinde de meeste specialismen onder één dak te krijgen. Die ontwikkeling voltrekt zich al sinds de jaren zeventig.
Een andere ontwikkeling is ook van invloed geweest op de omgeving waarin de advocaat werkt. Om te controleren of een ieder tegenover een gelijke beloning - dat is de maatschap eigen - wel gelijke inzet stelde, zijn advocaten tijd gaan schrijven. Er werden tarieven vastgesteld. Om de toenemende overheadkosten te financieren, ging men per kwartaal declareren in plaats van aan het eind van de zaak. Nu is het altijd al zo geweest dat je in de ene zaak makkelijker kunt declareren dan in de andere. Reken je f 200.000,- in een zaak waarin je miljoenen binnenhaalt, dan kermt de cliënt niet. Doe je dat in een verloren zaak, dan riskeer je dat hij problemen opwerpt over de betaling van de declaratie of daarover zelfs een klacht indient. Declaraties afhankelijk maken van de uitkomst van een zaak verdraagt zich niet met geschreven uren declareren tegen een vast tarief.
Er ontstond een soort advocaten dat nooit meer bij de rechter komt. In sommige van de grote kantoren werd het zelfs beleid de procespraktijk af te stoten (naar Amerikaans voorbeeld); de adviespraktijk levert veel meer op. Het adviseren met betrekking tot overnames was de meest lucratieve tak van sport: eindeloze onderhandelingen tegen een maximaal uurtarief. Niet de ergernis van het proces, niet het gevecht voor de rechter, niet wakker liggen met een zaak voor ogen. Niet de inspanning van het pleidooi, niet die depressie na een verloren zaak. Met name in de jaren tachtig werden er vermogens verdiend in die lucratieve praktijk. Feitelijk is het wat graseters doen: doorgrazen zolang er gras onder je neus groeit, in tegenstelling tot de procespraktijk, waar je vaak in korte tijd een grote inspanning levert. Er kwam een grote-kantorenoverleg waarin geleverde inspanningen (uitgedrukt in geschreven uren) en opbrengsten daarvan werden uitgewisseld. Aan de hand van dat overleg werden verplichtingen opgelegd aan compagnons, medewerkers en stagiaires. Er waren kantoren waar een winstaandeel boven het miljoen lag terwijl andere kantoren amper de f 300.000,- haalden. Uiteraard kregen de advocaten met de meeste omzet de zeggenschap, zoniet de meeste invloed. Dat waren meestal de specialisten op het gebied van vennootschapsrecht. Zij, de graseters, legden hun compagnons de vleeseters de verplichting op om een bepaald aantal uren tegen een vastgesteld tarief te declareren, iets dat met de procespraktijk onverenigbaar is. Het tijd schrijven werd van een hulpmiddel tot een wet verheven. Dat had tot gevolg dat kleinere zaken niet meer konden worden behandeld. De noodzakelijk geachte opbrengst stond in geen verhouding meer tot het belang van de zaak.
Waar tegenwoordig alle ruzies in grote kantoren over winstdeling gaan, beperkten die zich in het verleden tot onschuldige zaken. Zo was er ooit een ‘kaftjes-oorlog’ bij een Haags kantoor. De jongere compagnons hadden in een weekend alle boeken in de bibliotheek van hun kaft, bruin papier met op de rug het nummer, ontdaan omdat het jaren duurde voor men de vaste plaats van boeken leerde kennen. De oudere compagnons, cassatie-advocaten die een belangrijk deel van de dag in de bibliotheek doorbrachten, weigerden nog te werken en dreigden thuis te blijven totdat alle boeken opnieuw waren gekaft en op hun oude plaats
| |
| |
stonden. Met de kaftjes eraf konden zij niets meer vinden. Ook bekend is het verhaal van de wat oudere compagnons die het onverdraaglijk vonden dat er, na een verbouwing, overdag licht brandde in de receptie. Nu zijn alle geschillen binnen maatschappen terug te brengen op omzet in verhouding tot het winstaandeel. Het beginsel van gelijk delen in de winst is voor advocaten die door de aard van hun praktijk meer inbrengen dan het gemiddelde onverdraaglijk. Heel wat oudere advocaten, vaak de grondleggers van het kantoor, voortreffelijke advocaten die onder zware druk werden gesteld omzetten te realiseren die in hun praktijk niet reëel waren, moesten vertrekken of hun winstaandeel inleveren. De opbrengst van de procespraktijk van de ouderen was beduidend minder dan die van de adviespraktijk van het nieuw elan.
De beweegreden voor de fusies in de laatste tien jaren, die voor een goede uitvoering van de praktijk volstrekt onnodig waren, was uitsluitend prestige. Prestige, nodig om buitenlandse cliënten aan te trekken in de adviespraktijk. Prestige om de grootste Nederlandse cliënten te behouden of aan te trekken. Het onderschrift onder de firmanaam, ‘Londen, Parijs, New York, Brussel’ en soms nog meer buitenplaatsen, geeft aan dat het een ‘graseterskantoor’ betreft, met bijbehorende tarieven, althans met advocaten die de ambitie hebben met name in de adviespraktijk hun omzet te realiseren. Die hang naar prestige wordt bevestigd in de zeer luxe kantoren die worden betrokken. Alsof het zo was afgesproken, heeft iedereen de bescheidenheid waarmee een kantoor vroeger was ingericht, laten varen.
Het is onbestrijdbaar dat de ontwikkeling tot grote kantoren voortreffelijke advocaten heeft opgeleverd. Het monopolie van de grote kantoren en hun onderling overleg heeft er ook in geresulteerd dat advocaten een grote beloning voor hun diensten kunnen realiseren, diensten die echter onbetaalbaar voor de particulier zijn. Ook de kleinere kantoren, die onder die tarieven gaan zitten, hebben daardoor een relatief grote welvaart: vanwege de veel lagere kosten worden toch goede resultaten behaald. De hang naar prestige brengt ook met zich mee dat de merknaam van het kantoor zo belangrijk is geworden. Het algemeen kantoorbelang gaat boven dat van de individuele maten. Ook de belangen van cliënten zijn aan het kantoorbelang ondergeschikt gemaakt. De gouden regel dat je als advocaat voor een cliënt doorvecht wanneer je de zaak hebt aangenomen, desnoods ten koste van jezelf, is niet meer. Vandaar ook de afkeer van het procesrecht. Het is niet meer alleen de zaak die telt, het kantoorbelang staat voorop. De noodzakelijke onafhankelijkheid van een advocaat in de behandeling van een zaak is daarmee ernstig op de tocht komen te staan.
Zeer velen hebben zich verbaasd toen mijn toenmalige maatschap mij liet vallen, drie dagen na mijn aanhouding door de Fiod naar aanleiding van een zaak die ik in behandeling had. Met de mededeling dat het kantoor schade ondervond van (lasterlijke) publikaties werd ik gedwongen uit de maatschap te treden. Dit is typerend voor het nieuwe elan: alle beginselen waar een advocaat voor behoort te vechten, worden overboord gezet als de winst in gevaar komt. De gewone werkgever die dat doet, zou in de rechtszaal worden verketterd. In de jungle van de advocatuur wordt de aangeschoten soortgenoot uit de weg geschopt. Om de jungle-metafoor nog even door te trekken: een kudde olifanten verdedigt een lid van de kudde totdat hij sterft, maar hyena's en wolven vreten hun gewonde soortgenoten halflevend op. Zo verliezen in de jungle van de advocatuur zij die grootheid missen het eerst hun eer.
De Raden van Toezicht en de Algemene Raad behoren krachtens de Advocatenwet op te komen voor de rechten en belangen van advocaten en toe te zien op naleving van de regels die aan advocaten worden gesteld. In het algemeen voeren advocaten hun praktijk vanuit de gedachte: Zolang ik geen last heb van de
| |
| |
Orde, heeft de Orde geen last van mij. In de grote arrondissementen zijn de Raden van Toezicht een belangenvereniging voor grote kantoren geworden die toezicht houden op kleinere kantoren. Voor de raden worden de leden keurig verdeeld uit de grote kantoren ‘gekozen’, middels een coöptatiesysteem: de zittende leden dragen hun opvolgers voor. Met de grote kantoren als locomotief zijn de advocaten tot grote welvaart gekomen. De leiders van de kudde lopen voorop. Wie struikelt, gewond raakt of wordt aangeschoten, wordt in het belang van (de welvaart van) de kudde vertrapt of achtergelaten. Over het welzijn wordt niet gesproken. De advocaat met een roeping is een bedreigde soort geworden, bedreigd door zijn soortgenoten die in travestie de leeuwen gras leren eten. In de jungle van de advocatuur bestaat enkel het recht van de sterkste.
|
|