De Gids. Jaargang 159
(1996)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 593]
| |||||||
[Nummer 7/8]G. van Benthem van den Bergh
| |||||||
IIGebieden waar gevaar dreigt, zoals wildernis en woestenij, maar aanvankelijk ook woeste (onbebouwde) grond, dat waren de oorspronkelijke betekenissen van ‘jangala’ in het Sanskriet en ‘jangal’ in het Hindi, in de koloniale tijd verengelst tot ‘jungle’. Wat ‘jangal’ in India was werd dus bepaald door de grenzen van het door mensen beheerste en gecultiveerde gebied. Hoe meer mensen eraan gewend raakten om in beschaafde en beveiligde gebieden te leven, hoe gevaarlijker het werd om zich erbuiten te begeven. In woordenboeken vinden we de neerslag hiervan. Enige voorbeelden: Roget's Thesaurus geeft in de rubriek ‘disorder’ als synoniemen ‘labyrinth, maze, wilderness’ en ‘bush’, en in de rubriek confusion ‘wilderness’ en ‘chaos’. Webster's New World Dictionary geeft drie algemene betekenissen: ‘land covered with dense growth of trees, tall vegetation, vines etc. | |||||||
[pagina 594]
| |||||||
typically in tropical regions, and inhabited by predatory animals’; ‘any confused, tangled growth, collection etc.’ en ‘place or situation where people engage in ruthless competition or in a struggle for survival’. De laatste druk van de Van Dale voegt daar nog aan toe: ‘de wet van de jungle, het recht van de sterkste, en (daarvan afgeleid): systeem van wetteloosheid [...] (fig.) ondoordringbaar gebied: een jungle van verordeningen’.
Wanorde, chaos, verwarring, recht van de sterkste, wetteloosheid, nietsontziende concurrentie en strijd om te overleven: het is duidelijk waar de jungle voor staat. Het is een metafoor geworden voor een samenleving die niet door orde, beschaving en moraal maar door willekeur, brute kracht en amoreel gedrag wordt bepaald. In beschrijvende zin heeft de betekenis van jungle zich verengd tot het soort gebied waarvan onze voorstellingen door Mowgli, Stanley en Livingstone en natuurlijk Tarzan bepaald zijn. Men kan zich alleen in de jungle bewegen en staande houden door of lokaal personeel in dienst te nemen of zelf de jungle beter te leren kennen dan alle andere bewoners ervan. Mowgli moest eerst (Kiplings versie van) de wet van de jungle leren, maar toen kon hij ook de heerser ervan worden. Ook Tarzan was alle bewoners van de jungle de baas. Hij kon met gemak Jane met blote handen uit de bek van een krokodil houden. Bij Mowgli ging het om het vermogen kennis te gebruiken, bij Tarzan om de superieure fysieke vermogens van de blanke man. Als metafoor voor ondoordringbaarheid, chaos en verwarring - ‘de belastingwetgeving is een jungle’ - is jungle minder sprekend dan als het tegendeel van ordening en beschaving: eten en gegeten worden. Die laatste metafoor berust nauwelijks of niet op de werkelijke eigenschappen van de jungle, zoals het ecologische perspectief duidelijk heeft gemaakt. De heerschappij van de sterkste is zeer beperkt, omdat alle dieren en plantensoorten er van elkaar afhankelijk zijn. De zogenaamde wet van de jungle is daarom eerder een wet van menselijk gedrag dan van de echte jungle als ecosysteem. Als daar de sterksten de zwaksten zouden uitroeien, zou dat hun eigen overlevingsvermogen schaden. Het begrip jungle diende ertoe om te laten zien hoe bedreigend en gevaarlijk het leven buiten beschaving en staat was. Dat was al zo in het oude India. Het beeld werd aangescherpt toen Europese staten hun koloniën gingen pacificeren. De jungle had alle eigenschappen die moderne staten hadden overwonnen. Orde en beschaving waren ook de leuzen van koloniale staten. Jungle werd zo ook tot een ‘oriëntalistisch’ begrip (in de zin van Edward Said), een uiting van het zelfbeeld van Europeanen als ordelijk, beschaafd, beheerst en superieur. De Europese staten verschaften hun eigen burgers - in principe ook die van hun koloniën - de veiligheid die de jungle ontbeerde. Pas later werd jungle ook gebruikt om wanorde en ongereguleerde strijd in de eigen samenleving mee te benoemen en bestrijden, zoals de ‘jungle van de politiek’ of de ‘asphalt jungle’ als aanduiding van het ongeordende, gewelddadig criminele straatleven in grote steden. Als tegenstelling zijn de begrippen jungle en staat nauw met elkaar verbonden. Immers, het beschikken over een geweldsmonopolie is het belangrijkste kenmerk waardoor staten zich onderscheiden van andere sociale organisaties. Binnen het grondgebied van een staat is alle geweldsgebruik verboden en strafbaar; het is voorbehouden aan de politie, met het leger op de achtergrond. Het geweldsmonopolie maakt beschaafd, dat wil zeggen vreedzaam, gedrag mogelijk. Hoe belangrijk die functie van staten is, wordt gruwelijk duidelijk als het geweldsmonopolie uiteenvalt, zoals in Joegoslavië, Somalië of Liberia. En treedt dan niet de wet van de jungle in werking? Dat is de vraag. | |||||||
[pagina 595]
| |||||||
IIIHoe komt het eigenlijk dat mensen elkaar zo makkelijk en zo frequent kunnen doden? Andere dieren - de bewoners van de jungle - doden geen soortgenoten. Ze vechten wel - om macht en om partners - maar ze weten van ophouden. De vraag is dus of het van andere dieren afwijkende gedrag van mensen en mensachtigen uit hun evolutie voortkomt of gevormd is door maatschappelijke ontwikkeling. Het begrip jungle zal pas na - en als gevolg van - de agrarische revolutie zijn ontstaan. Met het ontstaan van sedentaire samenlevingen ontstonden gebieden waarin mensen zich veilig konden bewegen, zonder voortdurend op hun hoede te hoeven zijn zoals in het oerwoud. Voor die tijd dreigde overal gevaar, was alles wildernis. Daarin leefden mensachtigen en mensengroepen heel lang als roofdieren te midden van andere roofdieren. Mensen konden zich pas uit die bestaanswijze losmaken toen zij zich het ‘soortmonopolie’ (J. Goudsblom) over de beheersing van vuur hadden verworven en daarmee het overwicht over alle andere dieren. Zouden groepen mensachtigen en mensen in die vroegste fasen van hun ontwikkeling ook al soortgenoten hebben gedood? Wat zou daarvan het vergelijkend voordeel zijn geweest? Waarom zou die dispositie dan alleen bij de menselijke soort en de voorlopers ervan genetisch verankerd zijn en niet bij andere roofdieren, hun concurrenten in het oerwoud? Een andere mogelijkheid zou zijn dat het doden van soortgenoten pas is opgekomen door de manier van samenleven die mensen hebben ontwikkeld. Was dat de zondeval? En was de jungle wat dat betreft het paradijs? In hun oerwoudbestaan waren mensen waarschijnlijk gedwongen om meer rekening te houden met de dreiging van roofdieren dan met die van andere groepen mensen. Maar hoe meer overwicht zij op andere dieren kregen, hoe meer hun aantal kon toenemen en hoe gevaarlijker zij voor elkaar werden. Groepen mensen gingen met elkaar concurreren om de beschikking over middelen van bestaan, om - door vuur ontboste - gebieden waar zij met uitsluiting van anderen konden jagen en voedsel verzamelen. Ze werden gedwongen om zich strakker te organiseren en hun leden te disciplineren. Daarmee begon een ontwikkeling van menselijke samenlevingen buiten het oerwoud, die meer met elkaar dan met andere dieren rekening moesten houden en vaker met elkaar in conflict kwamen. De enige echte dreiging uit de jungle voor de mens kwam voortaan van micro-organismen (William McNeill).Ga naar voetnoot* Elias heeft erop gewezen dat of het nu om vroege mensengroepen, om stammen of om staten gaat: het zijn allemaal eenheden die het gebruik van fysiek geweld in de onderlinge betrekkingen tussen de leden relatief sterk bedwingen, terwijl ze de mensen tevens voorbereiden op het gebruik van geweld tegenover alle nietleden en hen in vele gevallen daartoe zelfs aanmoedigen.
Menselijk samenleven was zonder georganiseerde bescherming te kwetsbaar. Daarom moesten zich de aanvals- en verdedigings- of overlevingseenheden vormen, die voor elkaar potentiële vijanden werden. In onderlinge strijd ontwikkelden deze zich verder in de omvang van hun territorium en bevolking, en militaire organisatie en bewapening. Die strijd was dwangmatig, omdat er geen boven de strijdende eenheden staande instantie bestond (of kon worden gevormd) die over voldoende geweldsmiddelen beschikte om ze te dwingen hun belangenconflicten en veiligheidsbehoeften vreedzaam, door compromis op te lossen. | |||||||
[pagina 596]
| |||||||
Zij moesten zelf voor hun veiligheid zorgen - door bewapening, door bondgenootschappen, door zich een machtiger beschermer te zoeken of door uitbreiding van eigen macht en grondgebied. Veiligheid is een rekbaar begrip: het middel ertoe kan dijkaanleg zijn, maar ook massamoord. In ons deel van de wereld is lange tijd een ‘balance of power’-beleid bepalend geweest voor het gedrag van de sterken. Een verslagen tegenstander moest niet vernietigd worden, maar weer op de been gebracht om de balans te herstellen in plaats van te verstoren. Maar zonder een dergelijke balans was het vaak niet voldoende om een tegenstander op het slagveld te verslaan om hem voor langere tijd uit te schakelen. Dan werd de bevolking - van steden of dorpen - uitgemoord of tot slaaf gemaakt, vrouwen en kinderen (als toekomstige strijders) inbegrepen. De moderne vorm hiervan is ‘etnische schoonmaak’, die overigens meer gericht is op het vrijmaken van opgeëist grondgebied voor vestiging van tot de eigen staat behorende mensen. Het onderscheid tussen militairen en burgerbevolking is recent - en waarschijnlijk evenzeer afhankelijk van de ‘balance of power’ als van de wapenontwikkeling.
Mensen waren dus onderworpen aan een dwangmatig concurrentieproces, waarin de uitkomsten - wie won, wie verloor? wie ging ten onder, wie breidde zijn macht uit? - door geweld bepaald werden. Ook al zouden mensen in de loop van hun evolutie de mogelijkheid elkaar te doden hebben verkregen, dan nog kan alleen hun maatschappelijke ontwikkeling de mate en aard van de gewelddadigheid tegen soortgenoten verklaren: beschaafd gedrag binnen aanvals- en verdedigingseenheden, gewelddadig gedrag ertussen. Oppervlakkig gezien lijkt de jungle een passende metafoor voor de wereld van staten, voor het anarchistische geweld waardoor die wordt gekenmerkt, in tegenstelling tot het beschaafde en vreedzame bestaan binnen aanvals- en verdedigingseenheden. De verhouding tussen die eenheden - nu de internationale politiek - is nooit beschaafd geweest, al ging men op het einde van de negentiende eeuw wel denken dat oorlog in de beschaafde wereld achterhaald was. Misschien hield de dominante positie van Europa in de wereld - tot uiting komend in de koloniale rijken - verband met die illusie. De teleurstelling was na de slachtpartijen in de Eerste Wereldoorlog zeer groot. De Europese beschaving verloor zijn vanzelfsprekendheid en werd van aanhalingstekens voorzien. Vlak voor de Tweede Wereldoorlog ontdekte Elias dat op lange termijn gezien staatsvorming en de ontwikkeling van beschaafd gedrag samenhingen. Hij ontdeed het begrip beschaving of civilisatie van zijn betekenis als symbool van blanke en Europese superioriteit en van zijn normatieve betekenis. Zijn ontdekking was niet in strijd met wat kort erna gebeurde. De centrale staatsmonopolies zijn een samenballing van macht en van geweldspotentieel: pacificatie kan samengaan met terreur, als er geen (democratische) controle op kan worden uitgeoefend. Onder bepaalde omstandigheden kan dan juist in een beschaafde staat het staatsapparaat systematisch en goed georganiseerd een massamoord uitvoeren. Al is er een wereldsamenleving aan het ontstaan, waarin de onderlinge afhankelijkheid volgens het mondialiseringsperspectief sterk zal toenemen, die samenleving is nog steeds opgebouwd uit staten en groepen die aanspraak maken op een eigen natie en staat. Daarin blijft geweldgebruik altijd mogelijk. Een aanzienlijke verandering is wel dat de angst voor een uit ongewilde escalatie voortkomende kernoorlog een oorlog tussen grote mogendheden - de Derde Wereldoorlog - uiterst onwaarschijnlijk, zo niet onmogelijk maakt. Op lange, zeer lange termijn bezien zou de mensheid misschien helemaal aan de zelfgemaakte jungle kunnen ontsnappen, pace de evolutie. | |||||||
[pagina 597]
| |||||||
IVHet beeld van jungle en staat als tegenstelling tussen gewelddadig en vreedzaam, tussen wild en beschaafd was gebonden aan een zelfbeeld van de beschaafde wereld, waarin noch oorlog noch terreur en massamoord paste. Dat zelfbeeld is versterkt door de koloniale tijd. Twee wereldoorlogen, in Europa ontstaan, maakten er een einde aan. Daarmee verloor jungle als metafoor in het zelfbeeld van Europa zijn betekenis en relevantie. De ontwikkeling van sedentaire samenlevingen en stedelijke beschavingen maakte een duidelijk gemarkeerd onderscheid mogelijk van tussen voor mensen veilige en onveilige gebieden, behalve voor ‘wilden’ en voor geoefende jagers. In de jungle heersten de roofdieren nog, en af en toe gingen die - tijgers met name - op rooftocht in op de rand van hun gebied gelegen dorpen. Met de komst van snelle vuurwapens verminderden de gevaren van de jungle. Zelfs tijgers waren er niet tegen opgewassen en werden door koloniale bestuursambtenaren afgeschoten, vooral om indruk te maken op de bevolking. Jungles zijn nu als tropische regenwouden ingelijfd bij de natuur die er primair voor mensen is. Het zijn gebieden die hun betekenis aan hun ecologische waarde ontlenen. Zij zijn een onmisbaar deel van het milieu geworden, dat zuiver en ongerept moet worden gehouden in plaats van geëxploiteerd als tropisch hout. Als jungle is de jungle verdwenen. | |||||||
Literatuur
|
|