| |
| |
| |
Joost Niemöller
Drie mannen, drie verhalen
James Earl Ray
James Earl Ray wordt op 10 maart 1928 geboren in een klein stadje aan de Mississippi, Alton, Illinois. Zijn vader heeft in de gevangenis gezeten voor een overval, wist te ontsnappen en leidt als los werkman onder schuilnamen een zo onopvallend mogelijk bestaan. James is een van de zeven kinderen. Het gezin is katholiek. Zoon Frank zal bij een auto-ongeluk om het leven komen. James gaat een jaar naar school als zijn vader aangegeven dreigt te worden door een oom en de familie zich onder de naam Rayns moet vestigen in het dorp Ewing, Missouri. Ewing ligt bij het stadje Quincy waar de grootouders van James een café hebben. James komt er vaak. Quincy leeft van gokken en prostitutie. De tienjarige James doet klusjes voor de hoeren. Hij steelt een broek van een klant, maar verliest die weer.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog is er veel werk. James heeft een baantje bij een schoenfabriek. Na de oorlog gaat hij als soldaat naar Duitsland. In Bremen leert hij auto rijden. Hij wordt ontslagen als hij een wachtdienst mist. James leeft een tijdje in Chicago, kan daar geen werk vinden en reist met vrachttreinen mee naar Los Angeles. In een bar wordt hij dronken, verliest het bewustzijn en de volgende dag zit hij in de gevangenis, beschuldigd van poging tot inbraak. Op de dag dat hij vrijkomt breekt hij in en reist weer terug naar Chicago.
Inmiddels is de oorlog in Korea uitgebroken en is er weer volop werk. James gaat in een fabriek werken, huurt een kamer, koopt een auto. Via een kennis raakt hij betrokken bij een mislukte overval op een drankzaak en moet voor twee jaar de gevangenis in. Als hij zijn straf heeft uitgezeten gaat hij terug naar zijn geboorteplaats Alton. Een nieuwe kennis betrekt hem bij een zaakje. De kennis heeft bij een postkantoor ingebroken, met een stapeltje cheques als buit. Om deze cheques te innen gaan ze identiteitspapieren kopen van zwervers. De twee beginnen aan een tocht naar Florida. Onderweg innen ze de gestolen cheques. De kennis probeert een als man verklede vrouw in een bar in Jacksonville van haar identiteitspapieren te beroven, het draait uit op een vechtpartij, de politie houdt het oplichtersduo aan en de fraude komt aan het licht. James gaat nu voor meer dan drie jaar achter de tralies.
In april 1958 komt James voorwaardelijk vrij. Hij trekt bij zijn moeder in en verdient wat geld met een illegaal drankhandeltje. Hij wil naar het buitenland. Om het geld bij elkaar te krijgen pleegt hij een overval op een goktent en gaat naar New Orleans in de hoop daar op de zeevaartschool aangenomen te worden. Dat laatste lukt niet. In Mexicaanse havens probeert hij aan te monsteren op schepen. Dat lukt ook niet. James gaat weer terug naar zijn moeder in St. Louis om het drankhandeltje te hervatten. Een maatje pleegt een overval op een supermarkt en gebruikt daarbij de auto van James. Als James hoort dat de politie hem zoekt, vlucht hij naar Montreal, komt weer terug, sluit zich aan bij een gang die overvallen pleegt op groentewinkels, wordt opgepakt en tot twintig jaar veroordeeld.
| |
| |
Na enkele mislukte pogingen weet James zich in een vrachtwagen te verstoppen en hij ontsnapt. Het is inmiddels 1967. Weken zwerft hij 's nachts rond en houdt zich overdag schuil. Ten slotte durft hij zich weer in het openbaar te vertonen. Hij vindt in Chicago een baantje als bordenwasser, koopt een auto en een pistool en reist opnieuw naar Montreal. Hij heeft geen cent meer, berooft een souteneur, huurt een kamer en koopt een televisie. Omdat hij een paspoort nodig heeft, overweegt hij een matroos te beroven. Als hij in een bar zit, ontmoet hij een man met een Spaans accent die zegt Raoul te heten. Ze hebben een vaag gesprek en blijven elkaar avond na avond in die bar ontmoeten. Raoul zegt dat hij James wel aan een paspoort kan helpen. Maar dan moet James eerst het een en ander over de Canadese grens smokkelen. James krijgt een vage relatie met een vrouw. Als hij erachter komt dat de vrouw voor de Canadese overheid werkt, verbreekt hij de relatie. James smokkelt voor Raoul wat pakjes de grens over, zonder te weten wat de inhoud is. Er wordt hem verteld dat het met dat paspoort toch moeilijker zit dan gedacht. Een kwestie van tijd. Het paspoort zal later zeker komen. Wel kan hij nu geld krijgen. En of hij naar Birmingham wil rijden. Op het postkantoor zal daar een bericht voor hem zijn. Hij gaat met de trein naar Birmingham en huurt een kamer. Dan neemt hij het bericht aan, waarin staat dat hij op een bepaalde tijd Raoul in die en die bar kan ontmoeten. Hij ontmoet Raoul ook inderdaad. Raoul zegt dat ze een goede auto nodig hebben. James krijgt tweeduizend dollar om een auto te kopen. Hij koopt een witte Ford Mustang, maar kan daar zelf niet in rijden omdat zijn rijbewijs is verlopen. En omdat hij voortvluchtig is kan hij ook geen nieuw paspoort aanvragen. Dit probleem lijkt Raoul erg te interesseren. Raoul geeft James nog meer geld, waarvoor hij een filmcamera moet kopen met een telelens. Dan verdwijnt Raoul met achterlating van twee telefoonnummers. Onder een
schuilnaam weet James dan toch een rijbewijs te versieren en hij bestelt per post de filmcamera. Hij belt het nummer dat Raoul hem gegeven heeft. Het is een nummer in New Orleans. James krijgt een tussenpersoon aan de lijn. Die vertelt hem dat hij naar de Mexicaanse grensstad Nuevo Laredo moet afreizen om in een bepaald motel op Raoul te wachten.
In Laredo, de Amerikaanse tegenpool van Nuevo Laredo aan de andere kant van de grensrivier Rio Grande krijgt James van Raoul en enkele onbekenden een reservewiel waarmee hij de brug naar Mexico moet oversteken. Meteen voorbij de Mexicaanse douanepost (waar nooit naar een paspoort wordt gevraagd) wordt het reservewiel weer overgeladen. James krijgt geld, maar geen paspoort. Hij reist in zijn eentje door Mexico en neemt uiteindelijk in Los Angeles weer contact op met Raoul. Van de tussenpersoon krijgt James te horen dat hij maar naar New Orleans moet reizen, waar hij contact op kan nemen. In New Orleans stelt Raoul voor om geweren naar Mexico te smokkelen. Er zit veel geld aan vast en James zal nu eindelijk het verlangde paspoort krijgen. James reist terug naar Los Angeles, waar hij wordt beroofd. Hij maakt een afspraak met Raoul in Atlanta en huurt een kamer. De gewerensmokkel wordt verder doorgesproken. Raoul zegt dat hij voor twee dagen weg moet en dat ze daarna naar Miami zullen reizen. Hij blijft echter meer dan een week weg en als hij weer terug is, blijkt de Miami-trip van de baan, maar de plannen voor de gewerensmokkel nog niet.
Ze rijden weer naar Birmingham. Daar krijgt James geld om een jachtgeweer te kopen. Hij doet dit, maar Raoul is niet tevreden met het geweer en zegt dat hij het moet ruilen voor een geweer met een zwaarder kaliber. James ruilt het de volgende dag als Raoul alweer onderweg zegt te zijn naar New Orleans en Raoul James heeft opgedragen zich in te checken in het New Rebel Motel op Lamar Avenue in Memphis.
James doet enkele dagen over de reis en slaapt in diverse motels. Op 3 april 1968 checkt
| |
| |
hij in in het New Rebel Motel. Hij kan zijn Mustang precies voor de deur parkeren. Er breekt een geweldig onweer uit. Het regent nog steeds als Raoul bij hem aanklopt. Raoul zegt dat ze een paar dagen in Memphis zullen blijven. Hij heeft een appartement aan de rivier gezien dat ze voor zakencontacten kunnen gebruiken. Raoul stelt voor dit appartement op naam van James te huren. Dit vindt James te link en hij stelt de schuilnaam John Willard voor. Raoul vindt dit een goed idee. Als Raoul vertrekt, neemt hij het jachtgeweer mee dat James heeft gekocht. Raoul wil dat aan zijn zakenpartners laten zien, zegt hij. Ze spreken af elkaar de volgende middag in Jim's Grill te ontmoeten.
De volgende ochtend regent het niet meer. James rijdt naar de rivier en gaat daar lunchen. Bij het terugrijden ontdekt hij dat hij een lekke band heeft. Hij vervangt de band door zijn reserveband en parkeert de auto op een bewaakt parkeerterrein. Eerst gaat hij per ongeluk in de verkeerde bar zitten, waar hij in de gaten wordt gehouden door twee lieden in regenjassen. Als hij later wel in Jim's Grill zit, zijn die twee daar ook weer. James gaat naar buiten om zijn auto voor de deur te zetten. Als hij terugkomt zit Raoul daar, maar de twee zijn verdwenen. Raoul is duidelijk opgelucht als hij hoort dat James zijn auto voor de deur heeft gezet. Ze huren de kamer onder de naam John Willard. Het huis ziet er uit als een plek waar zwervers overnachten. Raoul zegt hem dat hij al zijn persoonlijke bezittingen naar de kamer moet brengen, maar James vindt het daar niet erg veilig, dus hij laat het grootste deel in de Mustang. Raoul stuurt James eropuit om een infrarode veldkijker te kopen. James komt terug met een gewone verrekijker. Dat vindt Raoul ook prima.
Terwijl Raoul in de kamer blijft, gaat James naar beneden voor een hamburger en ijs. Het valt James op dat de zwarte serveerster nieuw is. Ze moet alles aan haar blanke baas vragen. James gaat terug naar de kamer. Raoul is er nog steeds. Hij zegt dat hij op klanten zit te wachten. James gaat weer naar buiten. Hij verveelt zich. Misschien een filmpje pakken. Maar eenmaal onderweg in de Mustang herinnert hij zich de kwestie met het reservewiel. Hij kan beter naar een garage gaan voor een nieuwe band. Bij de garage laat hij meteen de tank volgooien. Als hij terugrijdt naar de kamer, ziet hij dat de politie de weg heeft afgezet. James slaat meteen linksaf en zet de radio aan. Hij hoort dat Martin Luther King zojuist in Memphis is neergeschoten. Men zegt te zoeken naar een blanke die in een witte Mustang rijdt. Zijn signalement. James schrikt en ontvlucht de stad, komt via Canada uiteindelijk toch met een vals paspoort in Engeland, vlucht verder naar Portugal, waar hij zich wil aanmelden als huurling voor de oorlog in Biafra, wat niet lukt, gaat terug naar Engeland, wordt opgepakt en zonder rechtszaak tot levenslang veroordeeld voor de moord op King. Tot op de dag van vandaag zit James in de zwaar bewaakte River Bend Penitentiary in Nashville, Tennessee.
| |
Sirhan Bishara Sirhan
Sirhan Bishara Sirhan wordt op 19 maart 1944 geboren in Jeruzalem, dan nog Palestina. Hij is de vijfde zoon van een mecanicien. Het gezin is christelijk. De oudste zoon zal bij een autoongeluk om het leven komen. Als in 1947 de staat Israël wordt opgericht, moet het gezin Sirhan, totaal verarmd, naar Oost-Jeruzalem vluchten. Het is oorlog. Hele dorpen worden uitgemoord. In 1956 weten de Sirhans als Palestijnse vluchtelingen een Amerikaans visum te krijgen. Ze settelen zich in Pasadena, Californië. De vader kan er niet aarden en keert weer terug naar Jeruzalem.
De donkerharige Sirhan is een opvallende verschijning op de geheel blanke high school. Ook heeft hij een taalachterstand. Maar hij haalt toch hoge cijfers. Als hij in 1963 op het Pasadena City College komt, gaat het studeren moeizamer. Hij doet alsof hij een geweldige versierder is, maar echte afspraken met meisjes
| |
| |
heeft hij niet. Met vrienden is hij verder joviaal en makkelijk. Hij wordt alleen fanatiek als het Midden-Oostenconflict ter sprake komt. In 1965 sterft zijn zus Aida aan leukemie, wat een grote klap is voor het tenslotte ook al vaderloze gezin. Drie maanden later stopt Sirhan met studeren.
Sirhan heeft een eindeloze reeks baantjes. Zo wordt hij paardejongen op de Santa Anita paardenracebaan. Hij wil graag jockey worden, maar blijkt een matig paardrijder. In 1966 gaat hij op een paardenfokkerij in de buurt van San Diego werken. Sirhan overnacht er in een motel en is vaak alleen. Twee keer achter elkaar valt hij van het paard en loopt lichte verwondingen op. Aan het eind van het jaar neemt hij ontslag en werkt op een andere racebaan, waar hij weer van het paard valt. Het grootste deel van zijn salaris vergokt hij op de racebanen. Sirhan zegt in verhitte discussies met vrienden dat hij een aanhanger is van de Arabische Baath-partij. Hij gaat nauwelijks naar de kerk, maar is wel erg geïnteresseerd in het occultisme en wordt lid van de Rozekruisers-beweging. Overigens komt hij daar nauwelijks opdagen.
Op 4 juni 1968 brengt de dan inmiddels werkloze Sirhan zijn dag door in de San Gabriel Valley Gun Club in Duarte, Californië. Vrijwel onafgebroken oefent hij er met zijn .22 kaliber Iver Johnson-revolver. De vriendelijke en beleefde jongen schiet zo goed dat de baas van de schietclub hem een complimentje geeft. Later op de middag geeft Sirhan aanwijzingen aan een blond meisje dat hij net heeft ontmoet. Als om vijf uur de club sluit heeft Sirhan zes uur aan één stuk door staan schieten.
Sirhan rijdt niet direct terug naar het huis van zijn moeder, waar hij nog steeds woont. Hij ontmoet een oude studievriend in Bob's Big Boy restaurant in Pasadena. Ze drinken koffie en hebben het over de paardenraces. Dan gaan ze naar een studentenclub even verderop waar ze nog drie vroegere studiegenoten tegenkomen. Na een tijdje keren de twee weer terug naar Bob's Big Boy restaurant. Het onderwerp is nu konijnen jagen. Nogal abrupt laat Sirhan een kogel zien die hij op de schietclub heeft afgeschoten. Sirhan stelt voor te gaan biljarten, maar de studievriend heeft een andere afspraak en verdwijnt. Daarop pakt Sirhan een krant om te zien welke paarden er de volgende dag zullen racen, maar ziet dan een berichtje over een joodse parade die in de buurt georganiseerd wordt om te vieren dat Israël een jaar terug de zesdaagse oorlog gewonnen heeft. Hij besluit erheen te gaan, uit nieuwsgierigheid, maar blijkt zich vergist te hebben want de parade is pas de volgende dag.
Als hij in de buurt licht ziet branden, gaat hij daar maar naar binnen. Het blijkt een campagneparty te zijn voor de republikeinse senator Thomas Kuchel. Er valt niet veel te beleven op de party. Sirhan hoort dat er aan de overkant in het Ambassador hotel een veel grotere party is, georganiseerd door de republikein Max Rafferty. Sirhan heeft met de dochter van Rafferty op school gezeten, dus hij hoopt haar daar te ontmoeten. Hij gaat naar het Ambassador. In het hotel drinkt hij vier glazen whisky. Normaal drinkt hij nooit en het valt dan ook slecht. Hij wil een gesprek aanknopen met een hostess, maar die is daar niet van gediend. De drank maakt hem slaperig. Hij loopt terug naar zijn auto, stapt in, maar realiseert zich dan dat hij te dronken is om te rijden en besluit weer terug te gaan naar het Ambassador om daar wat koffie te drinken. Bijna verliest hij het bewustzijn. Afwezig steekt hij zijn revolver bij zich en loopt terug naar het hotel.
Eenmaal daar gaat hij toch weer verder met drinken en probeert met zijn dronken hoofd tevergeefs een praatje aan te knopen. Hij staat enige tijd naar een typemachine te staren, besluit dan op zoek te gaan naar koffie. Het is inmiddels heel druk geworden. In de keuken krijgt hij koffie. Als Robert Kennedy klaar is met zijn verkiezingstoespraak, wil die via de keuken in een vrachtlift stappen, maar moet onderweg wat handen schudden. Er zijn op dat moment zeker honderd mensen in de keuken. Sirhan pakt zijn revolver en vuurt achtmaal.
| |
| |
Driemaal wordt Robert Kennedy getroffen. Eenmaal dodelijk. Sirhan krijgt de doodstraf. Later wordt dat omgezet in levenslang.
| |
Lee Harvey Oswald
Lee Harvey Oswald wordt op 18 oktober 1939 In New Orleans geboren, twee maanden na het overlijden van zijn vader. Hij heeft een oudere broer, Robert, en een halfbroer uit een eerder huwelijk van zijn moeder, John Edward Pic. Tot aan zijn vierde leeft Lee, net als zijn broers, in een weeshuis. De moeder, Marguerite, leidt een losbandig bestaan en laat zich weinig gelegen liggen aan de opvoeding van haar zoons. Ze heeft diverse verhoudingen en onderhoudt intieme vriendschappen met Sam Termine, bodyguard en chauffeur van mafialeider Carlos Marcello en met Clem Ehrt, advocaat van Marcello. Marguerite trouwt voor de derde keer, maar dat huwelijk houdt amper drie jaar stand. Ze koopt een klein huisje in de buurt van Fort Worth. John en Robert slapen daar op de veranda, Lee zal tot zijn elfde bij zijn moeder in bed blijven slapen.
In 1952 gaan John en Robert in het leger en om dichter bij haar twee oudste zoons te zijn, vertrekt Marguerite met Lee naar New York, waar ze een appartementje betrekt in de Bronx. Lee wordt op school vaak gepest om zijn Texaanse accent en spijbelt regelmatig. Hij is vaker in de dierentuin te vinden dan in de klas. Wegens zijn onaangepaste gedrag wordt Lee opgenomen in een jongereninrichting. Hij is daar nauwelijks ontslagen of Marguerite gaat weer met hem terug naar New Orleans. Ze trekken in bij een tante. Lee gaat naar bijeenkomsten van een vliegclub voor jongens, die geleid wordt door een weirdo, David Ferrie. Ferrie is een piloot die door een zeldzame ziekte geen haargroei bezit, hij is fel anticommunist, pedofiel en werkt voor de cia. Ferrie wordt ontslagen als hij met veel drank overgoten feestjes gaat organiseren voor zijn, eenmaal dronken ook al snel naakte, jongens.
Lee begint op te scheppen over de grote hoeveelheid communistische literatuur die hij gelezen zou hebben. Hij zegt Het Kapitaal te lezen en Het Communistisch Manifest. Ook legt hij een grote interesse aan de dag voor het Rosenberg-schandaal. Het echtpaar Rosenberg wordt in 1953 op beschuldiging van spionage ter dood gebracht in de Sing Sing-gevangenis. De Rosenbergs zouden belangrijke informatie over de atoomboom aan de Sovjetunie hebben doorgespeeld. Al eerder geeft Lee blijk van een obsessieve interesse voor alles wat maar met contraspionage te maken heeft. Zijn favoriete televisieserie is ‘I Led Three Lives’, over een fbi-agent die geïnfiltreerd is in de communistische partij. In navolging van zijn broers meldt Lee zich aan bij het leger. Lee wordt marinier en komt als radarspecialist terecht op de Atsugi Air Force Base bij Tokio, wat vreemd is gezien zijn povere prestaties tijdens de opleiding en zijn zo nadrukkelijk geëtaleerde communistische voorkeuren. In Japan wordt dat laatste alleen nog maar erger. Hij krijgt de bijnaam Oswaldskovich. Lee lijkt dat als een aanmoediging op te vatten. Hij provoceert de andere mariniers door ze ‘kameraad’ te noemen. Als deze zich daarover bij hun superieuren beklagen, wordt er gek genoeg niets tegen Lee ondernomen.
Vanaf Atsugi vertrekt met zekere regelmaat het ultrageheime U2-spionagevliegtuig. Ook wordt hier een cia-programma ontwikkeld waarbij met behulp van lsd mensen gehersenspoeld kunnen worden, zodat ze zich als robots gaan gedragen. Lee krijgt een speciaal pasje dat hem overal vrij toegang geeft. Volgens officiële documenten van de marine wordt hij voor een periode van zes weken naar Taiwan gestuurd ‘ter training’. Hij is inderdaad zes weken weg, maar er is geen enkel bewijs dat hij ook inderdaad op Taiwan is. Ook blijft het onduidelijk wat deze training dan wel inhoudt. Lee verwondt zichzelf daarop licht met een ultralicht spionnenpistool dat een marinier niet in zijn bezit mag hebben. Na een korte verpleegperiode wordt hij weliswaar officieel
| |
| |
gevangengezet, maar men ziet hem in burgerkleren vrij in en uit de gevangenis lopen. Lee gooit een glas drank over een officier en krijgt weer voor enige tijd gevangenisstraf waarbij hij opnieuw volledige bewegingsvrijheid behoudt.
Lee heeft zijn eerste seksuele ervaring met een Japans hoertje. Hij leert razendsnel vloeiend Russisch spreken. Vaak wordt hij gesignaleerd in de nachtclub Queen Bee, waar hij een relatie heeft met een van de gastvrouwen.
In 1959 neemt Lee ontslag uit de marine, naar eigen zeggen omdat zijn moeder ziek is. Wat niet waar blijkt. Hij krijgt een internationaal paspoort en nog geen twee weken uit dienst neemt hij vanaf New Orleans de boot naar Le Havre. Lee lijkt over zeer goede contacten te beschikken, want eenmaal in Frankrijk weet hij via een ingewikkelde route en met gebruikmaking van militaire vluchten en speciale regelingen bij ambassades binnen een week in Moskou terecht te komen. Op dat moment, midden in de Koude Oorlog, neemt normaliter alleen al het verkrijgen van een Russisch visum vijf, zes weken in beslag. In Moskou speelt Lee de toerist. Hij wordt door de dan nog verplichte (kgb-) gids van In tourist in de stad rondgeleid. Het valt de, vrouwelijke, gids op dat de sjofel geklede jongen, die toch aan een duur toeristenprogramma deelneemt, geen enkele interesse toont voor de bezienswaardigheden. Lee is beleefd, maar zeer gesloten en neemt geen enkel initiatief. Pas de volgende dag vertelt hij iets over zichzelf en zegt hij dat hij de Russische nationaliteit wil aannemen. De gids brengt de boodschap over aan haar baas. Als de Russische overheid hem daarop aanzegt binnen twee uur het land te verlaten, doet Lee een zelfmoordpoging en wordt in een ziekenhuis opgenomen.
Uit het ziekenhuis ontslagen gaat Lee direct naar de Amerikaanse ambassade. De Amerikaanse consul, Richard Snyder, vindt dat Lee er maar vreemd uitziet. Enerzijds gaat Lee als een zakenman gekleed, sjiek donker pak, wit overhemd en das, anderzijds draagt hij op die kille ochtend in november geen jas of hoed, maar wel flinterdunne, witte handschoenen die hij in de ambassade omstandig begint uit te trekken. Lee zegt dat hij een ex-marinier is, en weet heeft van geheimen waar de kgb erg in geïnteresseerd zal zijn. Het is algemeen bekend, zeker bij iemand die zo in spionage geïnteresseerd is als Lee, dat de kgb de ambassade afluistert. De volgende dag, vrijdag de dertiende, geeft Lee een interview aan de mooie Amerikaanse journaliste Aline Mosby. Lee houdt een lange monoloog over de voosheid van het kapitalisme. Hij maakt op de journaliste een vreemde, gevoelloze indruk. Ze vermoedt dat hij hele zinnen uit zijn hoofd heeft geleerd. Het valt haar op dat Lee zijn mond onder het spreken stijf, bijna gesloten houdt. Van enig heilig vuur voor het communisme merkt ze niets. Lee zegt dat hij afstand wil nemen van zijn Amerikaans staatsburgerschap, maar zal dit voornemen nooit ten uitvoer brengen.
Opeens slaan de Russische autoriteiten om. Lee wordt op de trein naar Minsk gezet, waar hij gratis in een peperduur appartement aan de rivier mag wonen en krijgt bovendien een luizenbaantje op een radiofabriek waar hij net zoveel verdient als de directeur. Hij neemt de naam Alik aan, leeft op grote voet en gaat met veel meisjes uit. Elke persoon waarmee Lee/Alik in contact komt, wordt door de kgb gedwongen als informant te werken. Lee gaat met een gezelschap op jacht en het valt de jagers annex kgb-agenten op dat hij nog geen konijn van dichtbij neer kan schieten. De kgb houdt een archief bij waarin van dag tot dag, van uur tot uur het doen en laten van Lee/Alik wordt vastgelegd. Zo noteert een kgb-observant op 3 juli 1960:
‘Om 10.35 uur verlaat Lee Harvey zijn huis, stapt bij halte Ploshchad Pobedy op trolleybuslijn N6, koopt een kaartje en stapt bij halte Komsomolskaya uit via de achterdeur. Hij loopt gelijk naar de banketbakker, waar hij een stuk cake koopt en een kop koffie, die hij ter plekke consumeert, waarna hij de winkel verlaat. Eenmaal buiten kijkt hij om zich heen en wandelt naar de bioscoop Centralny, koopt de
| |
| |
krant Vlag van de Jeugd bij een kiosk, bladert die door en loopt terug. Op de hoek van Stalina Prospekt en de Komsomolskayastraat blijft hij staan, bladert nog eens door zijn krant, maakt er een prop van en gooit deze in een vuilnisbak.’
Lee trouwt met Marina. Ze krijgen een kind. Ook in hun appartement worden ze door de kgb afgeluisterd. Lee is daarvan op de hoogte. Op een nacht doet hij alle lichten uit en checkt de elektriciteitsmeter in het licht van een zaklantaarn. Hij ziet dat de meter nog steeds loopt, wat wijst op geactiveerde afluisterapparatuur. Als hij dan ook iets belangrijks met Marina wil bespreken, doet hij dat op het balkon.
Na enig briefverkeer met de Russische autoriteiten verlaat Lee de Sovjetunie zonder tegenwerking. Met Marina en hun kind. Het paspoort van Marina heeft een stempel waaruit blijkt dat zij legaal via Berlijn van het Oostblok naar het Westen oversteekt. Het paspoort van Lee heeft zo'n stempel niet. Aangenomen wordt dat Lee met hulp van ofwel de kgb ofwel de cia ofwel allebei in het geheim de grens is overgestoken, bijvoorbeeld per helikopter. In Amsterdam heeft Lee hoogstwaarschijnlijk enkele gesprekken met de cia en reist dan met de s.s. Maasdam naar Hoboken, New Jersey. Het is opvallend dat Lee beide keren de Atlantische oceaan per schip oversteekt. Zou hij de extra tijd nodig hebben gehad om geïnstrueerd te worden door de cia, de kgb of de mafia?
Eenmaal terug in Dallas wordt Lee verhoord door de fbi. Lee gedraagt zich daarbij uitgesproken agressief. Hij heeft korte tijd een baantje als metaalarbeider en komt in contact met de kleine, maar hechte Russische gemeenschap in Dallas. Als Marina door Lee op haar oog wordt geslagen zoekt ze steun in die gemeenschap. Een belangrijke figuur binnen de gemeenschap is een Witrussische graaf, George S. DeMohrenschildt, die als spion voor de nazi's in de Tweede Wereldoorlog werkte en nog steeds cia-spion is. DeMohrenschildt ontfermt zich over de Oswalds en leent aan Lee zijn exemplaar van Hitler's Mein Kampf uit. DeMohrenschildt weet dat Lee door een onbekende organisatie regelmatig een cheque toegestuurd wordt.
Marina besluit een tijdje apart te gaan wonen.
Lee wordt aangenomen bij een fotolaboratorium, Jaggers-Chiles-Stovall. Hier worden geheime foto-opdrachten van de cia behandeld. Het is daarom een raadsel dat de ogenschijnlijk toch zo communistische Lee hier mag werken. Marina en Lee gaan weer samenwonen, maar de spanningen tussen de twee nemen alleen maar toe. Lee abonneert zich op communistische kranten en tracht lid te worden van de Amerikaanse communistische partij. Ook koopt hij via een postorderbedrijf onder de naam A.J. Hidell een revolver en een geweer. Hij laat deze wapens gek genoeg helemaal uit Los Angeles en Chicago komen, terwijl je in Texas zo ongeveer op elke hoek zonder lastige vragen een vuurwapen kan kopen. Het geweer in kwestie, een Mannlicher-Carcano, is tweedehands en uitermate krakkemikkig. Het is waarschijnlijk afkomstig uit een partij schroot, dumpgoed van Italiaanse soldaten uit de Tweede Wereldoorlog. Zonder opgaaf van reden wordt Lee bij het fotolaboratorium ontslagen. Maria maakt in de achtertuin foto's van Lee als hij poseert met zijn kinderachtige geweer en zijn communistische kranten.
Oswald vertrekt naar New Orleans. Hij trekt daar in bij zijn oom Dutz Murret, die nauwe banden onderhoudt met Carlos Marcello, de koning van de mafia in het zuiden van de vs, die op dat moment door de minister van justitie, Robert Kennedy, wordt opgejaagd. Het is onduidelijk of Lee in New Orleans werk heeft. Wel heeft hij dankzij zijn mafia-oom ineens geld genoeg om een aardig appartement te huren. Zijn vrouw en kinderen trekken bij hem in. Bij de openbare bibliotheek leent hij onder andere de volgende boeken: Portrait of a President van Wiliam Manchester (een positief getoonzette biografie over John F. Kennedy), A Day in the Life of Iwan Denisovich van Aleksandr
| |
| |
Solzjenitsyn, Russia Under Khrushchev van Alexander Werth, Profiles in Courage. Five Spy Novels Selected by Howard Haycraft van John F. Kennedy. Lee zegt dat hij naar Cuba wil. Tegelijk dient hij een verzoek in bij de Russische ambassade om terug te keren naar de Sovjetunie. Ook begint hij activiteiten te ontwikkelen voor een pro-Castro organisatie in New York, waarvan hij in New Orleans het enige lid is. Er staat nog een tweede lid ingeschreven onder de naam A.J. Hidell, maar dit is zoals bekend ook Lee zelf. Het adres van de pro-Castro organisatie is hetzelfde als het adres van een anti-Castro organisatie die wel veel leden kent. Een belangrijk figuur bij de anti-Castro organisatie is David Ferrie, de haarloze pedofiel die Lee nog kent van de vliegclub voor jongens. Ferrie wordt gezien als de man die Lee bij de contraspionage introduceerde. Ferrie werkt voor de cia en voor Carlos Marcello.
Op 9 augustus 1963 houdt Lee een mallotige pro-Castro eenmansdemonstratie in de straten van New Orleans. Er ontstaat een schijngevecht met de anti-Castro activist Carlos Bringuier, waarmee Lee enkele dagen eerder een levendig gesprek voerde. Een getuige verklaart dat Lee zegt: ‘Vooruit, sla me dan!’ Waarop Bringuier slaat. Lee wordt gearresteerd en gaat een dag de gevangenis in, om weer vrijgelaten te worden door tussenkomst van een luitenant van Marcello. Maar terwijl hij nog in de gevangenis zit heeft Lee op eigen verzoek een gesprek met een fbi-agent. Twee weken later houdt Lee weer een pro-Castro demonstratie en deelt hij pamfletten uit. De lokale media zijn ingelicht en besteden uitgebreid aandacht aan de zaak. Op de lokale televisie wordt een zevenendertig minuten lang durend interview met Lee uitgezonden. De interviewer stelt zich kritisch op, maar Lee weet zich goed te weren. Hij is op de hoogte met de actuele politieke situatie in de wereld en filosofeert zinnig over het voor de meeste Amerikanen onbekende verschil tussen marxisme en communisme.
Marina gaat weer met het kind terug naar Dallas, Lee vertrekt naar Mexico City, waar hij een visum voor Cuba wil aanvragen. Hij is in gezelschap van John Bowen, ook wel John Grosse, een cia-agent die in de oorlog voor de nazi's werkte en over de hele wereld opereert. Lee leerde Bowen/Grosse kennen in het Jaggers-Chiles-Stovall fotolaboratorium. Het is de vraag of Lee ook werkelijk in Mexico City is. De cia geeft later een foto van Lee in Mexico City vrij, maar de figuur op die foto is duidelijk niet Lee. Deze figuur lijkt sprekend op ene Jim Hicks, die tijdens de aanslag op John F. Kennedy te zien is met een radio. Mogelijk functioneert Hicks als coördinator voor de schutters.
In de periode waarin Lee geacht wordt in Mexico City te zijn, wordt hij door diverse getuigen ook in Dallas gesignaleerd. Lee leeft in Dallas niet samen met Marina, maar verhuist van de ene huurkamer naar de andere. De tweede dochter van Marina en Lee wordt geboren op 20 oktober 1963. Een echtpaar dat een winkel in Dallas runt, zegt later Lee gezien te hebben, als hij, met vrouw en kinderen, met de auto langsrijdt om naar een onderdeel voor zijn geweer te vragen. Dit moet een dubbelganger van de echte Lee zijn geweest, want Lee kan geen auto rijden. Lee zelf oefent niet met het sowieso toch al waardeloze Mannlicher-Carcano geweer. Ook koopt hij er geen munitie voor. Via tussenkomst van derden krijgt Lee een baantje in de Texas School Book Depository aan het Dealy Plaza. Het is een tijdelijke aanstelling. Hij kan ieder moment tewerkgesteld worden in een ander depot, een aantal huizenblokken verderop. Als Lee op zijn werk is, trekt een dubbelganger (dezelfde?) veel aandacht door op een schietbaan op andermans doelen te schieten.
Op 21 november komt Lee bij Marina thuis om gordijnroeden op te halen, die hij nodig heeft voor een nieuwe kamer. Lee en Marina krijgen ruzie. Lee slaat haar. Als Marina de volgende dag wakker wordt, is Lee er alweer vandoor. Ze vindt wat geld, wat haar niet verbaast en zijn trouwring in een kopje in de slaapkamer, wat haar wel verbaast.
Die ochtend verschijnt Lee op zijn werk met
| |
| |
de ingepakte gordijnroeden. Lee is in het gebouw van de Texas School Book Depository als honderd meter verder de president van de Verenigde Staten, John F. Kennedy, in een open limousine dodelijk geraakt wordt door geweervuur van verschillende kanten. Tien minuten voor de aanslag zit Lee nog rustig te lunchen in de kantine. De optocht van de president heeft bovendien een vertraging van vijf minuten. Er zijn geen getuigen die Lee gezien hebben op het moment van de aanslag. Twee minuten na het laatste schot wordt Lee weer gesignaleerd in de kantine. Hij maakt een ontspannen indruk, is niet buiten adem van het vermeende trappen lopen - de plek vanwaaruit geschoten zou zijn is drie verdiepingen hoger - en gooit geld in een cola-automaat. Enkele uren later wordt Lee in een bioscoop gearresteerd op verdenking van de moord. Onmiddellijk laat fbi-directeur J. Edgar Hoover de pers weten dat het vaststaat dat Lee Harvey Oswald de moordenaar is van de president en dat hij daarbij geen hulp van anderen heeft gehad. Lee wordt verhoord. Dit verhoor wordt niet vastgelegd, omdat er volgens de politie in Dallas niemand vrijgemaakt kan worden die steno beheerst. Als de pers een glimp van Lee te zien krijgt, roept een journalist:
‘Did you shoot the President?’
Lee's antwoord zal klassiek worden:
‘I didn't shoot anybody, no sir... I'm just a patsy.’
Twee dagen later wordt Lee in het politiebureau van Dallas neergeschoten door de joodse mafia-baas annex pooier Jack Ruby die zulke goede contacten met de plaatselijke politie heeft, dat hij ongestoord in en uit kan lopen. Dit is live op de televisie te zien. Op dat moment kijken er zestig miljoen mensen.
| |
Geraadpleegde literatuur:
Michael Benson, Who's who in the JFK Assassination. An A-to-Z Encyclopedia. 1993. Carol Publishing Group, New York. |
Walt Brown, Treachery in Dallas. 1995. Carroll & Graf Publishers, Inc. New York. |
John H. Davis, Mafia Kingfish. Carlos Marcello and the Assassination of John F. Kennedy. 1989. New American Library, New York. |
Robert J. Groden and Harrison Edward Livingstone, High Treason. The Assassination of President Kennedy and the New Evidence of Conspiracy. 1990. Berkley Books, New York. |
Norman Mailer, Oswald's Tale. An American Mystery. 1995. Random House, New York. |
Dan E. Modea, The Killing of Robert F. Kennedy. An Investignation of Motive, Means, and Opportunity. 1995. W.W. Norton & Company, New York-London. |
John Newman, Oswald and the CIA. 1995. Caroll & Graf Publishers, Inc. New York. |
James Earl Ray, Who Killed Martin Luther King? The True Story by the Alleged Assassin. 1992. National Press Books, Washington, D.C. |
The Warren Report. The Official Report on the Assassination of President John F. Kennedy. 1964. The Associated Press. |
|
|