Kroniek & kritiek
Frans W. Saris
Hoe is dít mogelijk?
Niet alleen Dutchbats, ook jonge onderzoekers keerden onverrichter zake en getraumatiseerd huiswaarts. Veel studenten in de sociale wetenschappen trokken naar voormalig Joegoslavië voor scriptie of proefschrift; de meesten kwamen niet tot onderzoek in oorlogstijd. De uitzondering, waar sociologisch Nederland trots op is, heet Mattijs van de Port. Zijn dissertatie Het einde van de wereld. Beschaving, redeloosheid en zigeunercafés in Servië, verscheen in 1994 bij Babylon-De Geus.
Met een simpele vraag die de wilde en zinderende samenkomsten van Serviërs in zigeunercafés bij Van de Port opriep (Waarom werpen de inwoners van Novi Sad nog steeds welbewust, en in een stemming van feestelijke gelukzaligheid, de sociale, culturele en morele stelsels omver op basis waarvan zij hun alledaagse leven inrichten?) en zonder toetsbare onderzoekshypothese loopt de Nederlandse cultureel-antropoloog op woensdag 26 juni 1991 langs de Donau als de oorlog wordt aangekondigd door een dronken man die, met een fles rakija in zijn hand, de voorbijgangers oproept ten strijde te trekken. Een langslopende zigeuner bevestigt het dronkemansgebral: oorlog. Op dat moment krijgt de vraag van de antropoloog een onvermoede dimensie én relevantie.
Hoe is dít mogelijk? Waarom vermoorden mensen die jarenlang buren en vrienden waren elkaar? Wat brengt mensen ertoe om kinderen in brandende ovens te gooien, om met artillerie op marktpleinen en ziekenhuizen te schieten? De gebruikelijke politieke, historische en economische verklaringen schieten volgens onze cultureel-antropoloog te kort om deze beestachtigheden te verklaren. ‘De gedachte “ik wil hierover helemaal niets begrijpen, ik wil dit alleen maar veroordelen, kom maar allemaal om in jullie eigen vergiftigde gelijk” kwam voortdurend op.’ Maar Van de Port keert de redeloosheid niet de rug toe, wel de wetenschap, die hij afdoet als ‘academische opruimwoede’. Hij neemt de gelegenheid te baat en grijpt de toch al in alle opzichten experimentele onderzoekssituatie van Novi Sad aan om op zoek te gaan naar andere begrippen, andere benaderingswijzen, andere manieren van antropologisch schrijven. Die speurtocht leidt van het ene zigeunercafé naar het andere. ‘Ik kom niet, zoals iedereen om mij heen, in een roes. Integendeel, ik meen door de drank alles eindeloos veel scherper te gaan zien.’ En wat zien we dan door Van de Ports ogen? Zijn dissertatie legt verband tussen het ‘redeloze’ gedrag in de zigeunercafés, waar Servische burgers voor de duur van het feest hun normen en waarden vergeten, en het ‘redeloze’ gedrag in de oorlog, het bloed in de sneeuw, de hersens tegen de muur.
Hoe is dít mogelijk? William James beschrijft een verslaafde die, wanneer hij onder invloed van lachgas is, het geheim van het heelal begrijpt, maar steeds als hij bij z'n positieven komt is hij 't weer kwijt. Op een keer schrijft hij