De Gids. Jaargang 159(1996)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 116] [p. 116] Peter Swanborn Brief in Twee Helften waarvan de Tweede Helft een Dagboek is 1 - De angel in de geest Men wantrouwt mij Stond in het bericht, een eerste bericht Geschreven op schoot bij de gastvrouw, de zee. Men wantrouwt mij, gevormd als ik ben Door zachte feiten Op zoek als ik ben naar andermans haven Verstekeling, gedreven Door een vreemde onrust. In hemdsmouwen, wit van de kalk En met eelt op de knieën Voorzag ik de weg De muur, ingegraven in de grond. Achter mijn rug Het gonzen van de gouden horzel Stekelig stiefkind der extase Zoon en knecht van schikgodin Verslaafd aan de hitte van halfnaakte Lijven. Het ondier dat aanzet Tot woede en snelheid, tot Overgave. Geen heuvels krijgt men hier te vriend Mens noch taal kon ik verstaan. Scherp de stank van zwavelschimmen Tragisch wit de ijsrivier. Dit kustgebied en wingewest Bleek afgedankt, haar trots vergaan Gelijk de baai tot brak moeras. Non-stop dreiging van barbaren Zelfs de herders droegen helmen En het water was zuur en de wijn [pagina 117] [p. 117] Vastgevroren in de vaten, werd Vierkant in brokken verkocht. Een afgestorven zijrivier Wees mij de vallei, kunstmatig Omsloten door steile wanden. De velden blauw egaal, de hemel groen en stenig De lucht in het dal was als water in glas. Hellinggraven, grafspelonken Ingestort en leeggeroofd, slechts Eén voorzien van verse bloem. Voor de ingang zand op vuur De geur van bliksem in de bomen Wat afgekloven graten Een blikje ook, de pit van een olijf. De ruimte zelf, de blinde muren Dik en vet en schijnbaar vochtig De stilte van een ingewand Geklonken vast op koud basalt. Ik dacht Hier groeit gestaag de geest. En de geest doet niets dan onderscheiden Haar dagelijkse arbeid Fout van de levenden, kracht van het bewustzijn. En ik zag Geen uur of jaar is afgerond, klaar En tevree met het hedendaags tekort. Wat geweest is gaat voort Staat haaks op het nu Als lengtegraad op breedtegraad Gelijk de werkman op het land Zijn rug keert naar de spoorlijn. De tijd gaat het vergeten tegen. Wie ik gisteren geweest ben Leeft, alleen ben ik nu niet meer daar. Dit inzicht Na wild gespartel Lag als een vogel in mijn greep. En toen, als nagekomen ouverture Schoot een lichtkogel rood de hoogte in. Te laat, het is begonnen. [pagina 118] [p. 118] 2 - Onder de grond Nee het is niet waar, ik heb geen fantasie. Ken slechts mijn eigen doen en laten Drie maal daags het water koken Voor de vorm, als ritueel En even zo vaak de oren gespitst Volhardend in mijn achterdocht Betast ik de steen, het porselein Het oordeel van geen andere tijd. De scherven van het oud gericht Talrijk als burgers, bekrast Met krijt, met spijkers gekerfd Herhalen zonder pauze en Met de macht en de haat van een menigte Eén naam, één enkele naam. O, het voortdurend... Van meet af aan heb ik geweten Zij het zonder klank van woorden Dat het gevaar een schuilplaats heeft In de blanke holte van mijn handpalm. Het laatste gevaar, de val En dat geen ziekte mij zou raken en dat Ook wijsheid een mens kan verlagen. Ik heb het gezien en naar men zegt De rest verzonnen. 's Werelds velden Zijn verwoest, de voorgeschreven steden Vervloekt de huisgod en zijn altaar. Met vaste hand de pijlen der barbaren Opgevangen het lawaai, het kabaal Het gonzen dat de dood overstemt De gekte, ontkoppeld, losbandig. Zo cirkelt de hersenplaneet. Zo steekt mij ieder inslaand antwoord. En zo ontstaat zwijgzaamheid Hard als glazuur, het weefsel Van barsten, de scheuren De nerven als kwikzilveren vaten Gestold in een weggeteerd karkas. [pagina 119] [p. 119] Zij, zij vormen de gedachten Of eerder nog de angst voor gedachten. In hen weerkaatst de mens zijn beeld Niet in de glans. Onder de grond, hier Waar de aarde naar vrijheid ruikt Weg van windkracht en warmte Is het uitzicht mij vertrouwd. Muziek, het dansen van een silhouet Daar, bij de resten van de poort Het zonlicht in het opvliegend stof. Dit is mijn grot, de muren Voegen zich meer en meer Naar de omtrek van de zee. Dit is niet voor een ander bestemd. Het leven, het volleerd vergeten. Wat een mens gezien heeft En gevonden, laat hij achter Al het overige Neem ik met mij mee. Vorige Volgende