Carla Bogaards
Odysseus en de vis in de put
Als ze dansen op bruin juchtleren laarsjes
deinen hun borsten als liepen ze over van melk,
o ja Odysseus, het verlangen naar Penelope deint in uw hoofd
als ze dansen, de bruiden in schubvleugelige jurken,
het lijkt of ze een ongeboren kind met zich meedragen.
O ja Odysseus, het pasgeboren lam, klamnat de vacht, zoekt ook de tepel,
Lam Gods. Wanneer u vastgebonden in het want
zich achterwaarts buigt, de armen gespreid.
Stampvoetend de danseres, niet op spitzen. Houd me vast,
godverdomme laat me los. O ja Odysseus,
uw zwetende dansende lijf, uw paringsdans, achterwaarts buigt
zich de vrouw die dansend u berijdt. U huilt,
u wilt doden en heersen, donder en bliksem kwetsen u niet.
Uw met zout doordrenkte hemd en huid spoelen aan op het schip
van uw lichaam, u vangt een ademende vis, een zeelt.
En God weet hoe zeer ik uw lichaam liefheb en knedend met mijn lippen wil kussen.
Ze zingen. Jarenlang zing ik uw en mijn oren aan flarden, gerafeld,
gek, gek, gek word ik van de liefde, gek van die liefde,
schreeuwend van liefde en gekte met de stem van Molly Bloom, wie luistert.
Wevend mijn klaagkleed van liefde, bedriegend de wereld.
Ik lieg altijd, ik wacht en lieg en peil de tijd,
ik dans, dans en luister naar de liederen in mijn hoofd
en wentel de steen van het graf van mijn liefde, wentel mijn
bedriegende liefste in mijn eigen geweven kleed,
o ja, ik word er wee van, te veel God, verlos me.
| |
O ja Odysseus, pistolengoud het licht in uw ogen, u liep in
Ithaca het erf op en er was een storm;
de koe, haar stierkalf, de schapen, de geiten en de bok en tientallen
nog met donsveren bedekte muskuseenden
blèrden en snaterden, krijsten en zongen.
Het is voedertijd, man van mijn hart!
Maar Penelope, waarom die bok, een bok stinkt.
Niet als hij jong is. Ik smeekte de Goden, verander me in een
geit. Mooi is hij hè, nog met zijn bokkepruik.
Roken vrouwtje? Een Chief Whip?
Sorry kapitein, die is van twintig jaar geleden.
De hemel werd zwart, vrouw.
Kijk naar me, zou je een man voor me doden? Kijk, ik heb een
regenput laten metselen, ik had water nodig en een spiegel.
En ik heb de vis voor de put meegebracht.
|
|