leid, wordt steevast gewezen op het feit dat hij zijn kinderjaren op het eiland Guadeloupe heeft doorgebracht. Het beeld van de natuur daar heeft zijn hele poëtische werk en zelfs zijn wereldbeeld beheerst, niet alleen als hij al lang in de Bordeaux woonde, maar ook nog als hij naar de Verenigde Staten verhuist. Hij schrijft daar belangrijke cycli als Pluies (Georgia 1943) en Neiges (New York 1944). Niet dat het steevast letterlijk over die paradijselijke ervaringen uit zijn jeugd gaat, maar de geëxalteerde natuurbeschrijving zou wellicht nooit zo'n rol zijn gaan spelen als Saint-John Perse onder een Parijse hemel was opgegroeid. Misschien is de toon van het loflied - niet bepaald een voor de hand liggende toonhoogte in de moderne poëzie - ook uit die fundamentele ervaring voortgekomen.
Vents exploreert het Noordamerikaanse continent met een soort sjamanistisch gevoel voor het ‘ontdekken’ van plaatsen en ruimten; de wind die Saint-John Perse over het continent laat waaien, steekt overal zijn neus in, hij woelt alles om, hij legt alles bloot en veroorzaakt zo een visionair beeld: alsof de ingewanden van de wereld naar buiten worden geblazen. Het lijkt een wind van het laatste Oordeel te zijn. Maar omdat alles benoemd moet worden wat aangeraakt wordt, ontstaat ook een soort poëtische inventaris van de hele wereld: markten, pleinen, mensen, vruchten en dieren, intieme details, het verborgen kwaad, de hypocrisie en de tevergeefs gekoesterde hoop. Het benoemen van de dingen wordt op die manier een incantatie, die op meerdere plaatsen herinnert aan de poëzie van Walt Whitman.
Het is boeiend om Saint-John Perses lyrische beschrijving van die natuurelementen te leggen naast wat iemand als Derek Walcott ermee doet - een andere dichter die niet bepaald bang is van breed opgezette poëtische projecten: zijn Omeros overtreft in lengte alle cycli van Saint-John Perse. Maar anders dan bij Saint-John Perse lezen we bij Walcott op een gegeven ogenblik dóór omwille van de verhaallijn in het gedicht. Wanneer de schitterend beschreven, alles verwoestende storm opsteekt die Walcott beschrijft (nota bene op een eiland in de buurt van Saint-John Perses Guadeloupe: Sint-Lucia), ervaren we die gebeurtenis als een schakel in een geheel. Bij Saint-John Perse echter is er niets anders dan dit waaien en bewegen, eindeloos, en de mijmerende reflectie, als van een oude profeet. Geen verhaal of intrige bij hem: enkel evocatie, directe aanwezigheid van dingen en naamloze mensen, een uit zijn oevers tredende oceaan van tekens, symbolen, obsessies en vergeten dingen.
Bij Walcott wordt de wind een symbool voor zuivering, hij wordt getemd, krijgt een plaats en een betekenis toegewezen, hij gaat liggen, de zon breekt door en de nog natte, half gebroken palmen glinsteren al weer in het van zilt doordrenkte zonlicht. Bij Saint-John Perse lijkt het waaien niet te temmen, het is ook geen schakel in een verhaal, het is alles tegelijk, het is als het ware de enige grote, schrale beweging van de wereld. Dat maakt dat de wind bij Saint-John Perse een metafoor wordt voor tijd en geschiedenis. Niet bepaald origineel misschien, maar de manier waarop het gebeurt is overweldigend en radicaal. De wind in Saint-John Perses gedicht is letterlijk voorbij goed en kwaad; met een superieure onverschilligheid bestookt hij mensen, steden en landschappen. Met een soevereiniteit die alleen maar beantwoord kan worden met geduld en de vaste wil om het uit te houden. Die soevereiniteit is natuurlijk een typisch produkt van de verbeelding van een generatie modernisten die nog voortkwamen uit aristocratische milieus, waar de superieure gelijkmoedigheid van Nietzsche tegenover het lot van mensen en tijden schering en inslag was. In die zin is Walcott veel democratischer: hij leeft zich in in zijn luizige matrozen en hun bloedmooie Caribische Helena. Saint-John Perse daarentegen lijkt van op de ark van Noach toe te kijken. Dat hij van daaruit de dingen kan ‘bezingen’, is natuurlijk logisch; de distantie stelt hem in staat een gelijkmoedigheid te vinden die de dingen en mensen uiteindelijk een tijdeloze, duistere