een zeer efficiënte en strijdbare vrouw die gewapend met haar paraplu, iedere keer weer zorgt voor wel en wee van man en kinderen. De vrouw speelt hier een mannenrol, die Dickens onderstreept met die fallische paraplu. Dat Mrs Bagnet niet wordt afgeschilderd als kenau maar ons ten voorbeeld wordt gesteld als zorgzame ouder, kán binnen de patriarchale structuur van Dickens roman, omdat Mrs Bagnet continu lippendienst bewijst aan de zogenaamde superioriteit van haar man: ‘Discipline must be maintained.’ Wat uit Dickens' roman naar voren komt, is dat onze westerse maatschappij moge bestaan uit autonome subjecten, maar dat de cohesie ervan, de interactie en de vanzelfsprekendheid van taak- en rolverdelingen, berust op een impliciet verhaal, een onbewust scenario, dat alle deelnemers en hun keuzes programmeert. Deze programmering structureert niet alleen de mogelijkheden die de maatschappij de vrouw biedt (rollen, taken, beroepen enzovoort), zij codeert ook ons gevoel van wat belangrijk, juist, waar of eerlijk is. Anders gezegd, het programma is niet iets dat van buitenaf op de vrouw afkomt en probeert haar te beïnvloeden of in te perken. Het verhaal, de codering geeft vorm aan haar eigen identiteit, haar zelfgevoel, haar redelijkheid. Kies je als meisje exact als je weet dat jongens een vrouw met brains minder aantrekkelijk vinden, en exacte vakken een mannelijk aura dragen? Dan kies je toch tegen je eigen gevoel van wie je bent in?
De balans van dit intrapsychische scenario, dat door sommigen de ‘symbolische orde’ wordt genoemd, door anderen de ‘Oedipusstructuur’, slaat sinds het bijbelverhaal van Adam en Eva altijd door aan de kant van de man, omdat de man geschapen is in het beeld van God, waardoor hij redelijker, verantwoordelijker, bewuster enzovoort zou zijn, en ‘van nature’ voorbestemd tot handelend leiderschap. Het scenario is dus ‘patriarchaal’ in de letterlijke betekenis van het woord: het postuleert de Alvader als uniek beginpunt en ordenend principe van de werkelijkheid. Er staat geen oermoeder aan de andere kant van de wieg van het universum. De vrouw is een afgeleide van de man: Adams rib. Het effect ervan zien we nog dagelijks om ons heen. Een vrouw wordt - weliswaar niet meer automatisch - geacht haar man te volgen of moeder te worden. Toch wordt dit, onbewust, nog wel als haar ‘bestemming’ gezien. Zijn carrière bepaalt haar maatschappelijke status, niet omgekeerd. De man van een minister, of zoals eertijds in Engeland van een minister-president, is een ondetermineerbaar soort aanhangsel. Als een man zegt: ‘Als ik niet met Eva was getrouwd, was mijn leven heel anders verlopen’, stellen we ons toch al gauw een ander soort levensverhaal voor, dan wanneer een vrouw aangeeft dat haar partnerkeuze haar levensloop fundamenteel heeft beïnvloed.
Natuurlijk leven we in geëmancipeerde tijden. Het idee van een scheppende God als levend principe van onze werkelijkheid hebben we collectief reeds lang bij de vuilnisbak gezet. Wat let ons om ook het scenario dat erop voortborduurt in de zak voor Max te deponeren? In alle redelijkheid: niets; ware het niet dat onze hele cultuur in al zijn aspecten, instituten en uitingen, gefundeerd is op de structuur ervan. Hierdoor wordt het scenario steeds weer herhaald en bevestigd - en niet alleen via media als film of televisie, in de rechtzaal, het klaslokaal, de trein, het gezin. Men hoeft tijdschriften als Story en Privé maar open te slaan om te zien hoe een verhaal met helden en schurken, misdadigers en slachtoffers, sympathieke en onsympathieke figuren, beloning van deugd en straf voor misdaad, gewoven wordt op de schering en inslag van het verschil in bestemming van man en vrouw.
Het probleem ligt niet alleen in de constante herbevestiging en daardoor de onbewuste programmering van ieder lid van de maatschappij, er is een bijkomstig probleem. In de klassieke, dus patriarchale plot is handelend optreden voorbehouden aan de mannelijke held. Het is Aeneas of Odysseus die omzwerft, en Penelope die thuis wacht, terwijl een Dido er alleen is om