| |
| |
| |
René J. van Boven
De geur van jasmijn
Azhari lag op de lange houten bank voor zijn huis. Vandaar had hij goed zicht op de stoffige hoofdweg van het dorp. De weg verdeelde het dorp in wat de bewoners de zuidkant en de noordkant noemden. Het was er stil op dit vroege middaguur. De meeste vrouwen en oudere meisjes werkten op de rijstvelden. De mannen van de zuidkant deden hun gebed in de oude moskee, die van de noordkant genoten van de middagrust, zoals ook Azhari deed.
Nog niet zo lang geleden - tijdens het jaarfeest van de moskee - had Haji Zaimuddin, de geestelijke van de zuidkant, zijn volgelingen verboden met de bewoners van de noordkant handel te drijven en huwelijken te sluiten. Dat was Allahs wil en overtreding van het verbod zou als misdrijf van de zwaarste soort worden bestraft met verbeurte van de jaaropbrengst van land en vee. Deze maatregel had tot felle protesten van de bewoners van de noordkant geleid, tot verhitte disputen en enig handgemeen tussen beide kampen, zelfs tot een verzoek om bemiddeling bij de autoriteiten in de hoofdstad van het eiland. De bewoners van de noordkant beweerden niet zonder reden dat zij door de afkondiging van Haji Zaimuddin ernstige schade leden. Niet alleen waren zij voor de kleine handel en voor de handel in waterbuffels en geiten grotendeels afhankelijk van de bewoners van de zuidkant, maar ook waren de huwbare meisjes van hun kant schaars en die van de zuidkant talrijk en zeer in trek vanwege hun volgzaamheid en bijzondere schoonheid.
Ook voor Azhari was deze ontwikkeling een streep door de rekening. Het feest van Idul Adha naderde en hij had, zoals ieder jaar, beslag weten te leggen op enkele tientallen vette slachtgeiten die hij gewoon was voor het feest met grove winst aan de bewoners van de zuidkant te verkopen. Bovendien had hij het plan opgevat zijn enige zoon Zakir uit te huwen aan de beeldschone dochter van Ali Majid, een van de welvarendste bewoners van de zuidkant. Deze dochter werd Melati genoemd, naar de zoetgeurende bloem van jasmijn. Zij
| |
| |
was een gewilde partij bij de huwbare zonen van het dorp, niet alleen vanwege haar schoonheid en lichte huidskleur, maar ook vanwege het fortuin van haar vader. De bruidsschat zou evenwel groot zijn en daarin zag Azhari zijn sterkste troef, nu hij door zijn welgesteldheid meer dan anderen in staat was aan de eisen van Ali Majid te voldoen. Voor het probleem van de slachtgeiten had hij al spoedig een oplossing bedacht. Zijn neef uit de hoofdstad was een gelovig man en een doorgewinterde handelaar, die zich maar al te graag bereid had verklaard de beesten tegen commissieloon aan de bewoners van de zuidkant te verkopen. Hij zou ze eerst enkele dagen voor de feestdag op de markt brengen, als de kooplust het grootst en de prijzen op hun hoogst waren. Zelfs het commissieloon meegerekend, zou de winst goed zijn voor de aankoop van het aantal waterbuffels dat hij in gedachte had voor de bruidsschat van Melati. Aldus zouden de bewoners van de zuidkant zelf voor een niet onaanzienlijk deel bijdragen aan de bruidsschat van hun eigen dochter, zo had Azhari zelfvoldaan gedacht.
Voor een huwelijk tussen Zakir en Melati moest nu spoedig een mogelijkheid gezocht worden en daarover pijnigde Azhari al enige tijd zijn hersens. Wat hem daarbij zorgen baarde was dat zijn zoon liefde leek te hebben opgevat voor Dewi, dochter van een eenvoudige landarbeider van de noordkant. Hij was reeds enige keren gewaarschuwd dat ze samen gezien waren aan de rand van het dorp, na het vallen van de duisternis. Voordat deze ontmoetingen tot onomkeerbare gevolgen zouden leiden, moest met Ali Majid snel tot zaken worden gekomen. Als de huwelijksovereenkomst eenmaal was gesloten, zou hij Zakir voor het voldongen feit stellen en zijn vaderlijke gezag laten gelden. Vooralsnog hield hij de ontwikkelingen nauwlettend in het oog en wachtte hij op een goede gelegenheid om met Ali Majid van gedachten te wisselen.
Terwijl Azhari zijn problemen overdacht, verlieten de mannen van de zuidkant de moskee. Ali Majid liep de bergweg af naar de rieten beschutting aan het eind van het pad. Daar rustte hij uit en hij genoot er van het uitzicht op zijn rijstvelden, die frisgroen afstaken tegen de donkere berg die het hele eiland domineerde. Ook Ali Majid had een probleem, dat hem al enige tijd met zorg vervulde. De dagelijkse gebeden, met meer dan gewone godsvrucht door hem uitgesproken, hadden een oplossing niet dichterbij gebracht. Reeds aan het begin van het vorige seizoen, nog voor het jaarfeest van de moskee, had hij zijn gehele rijstoogst op voorhand verkocht aan Adi Mohammad, een bewoner van de noordkant. Deze had door zijn
| |
| |
goede relaties in de hoofdstad het leeuwedeel van de rijsthandel van het dorp in handen. De rijsthandel werd al sedert mensenheugenis, ook tijdens de vreemde overheersing, door de hoofdstad geregeerd. Adi Mohammad had hem de beste prijs geboden die hij in jaren had kunnen bedingen. Het handelsverbod dreigde nu ook hem te treffen en als hiervoor niet spoedig een oplossing kwam, zou hij zijn overgeleverd aan de zuinige biedingen van de handelaren van de zuidkant. Niemand van zijn kamp durfde hij in vertrouwen te nemen, uit angst dat de transactie met Adi Mohammad aan Haji Zaimuddin en de bedongen prijs aan zijn mededingers bekend zouden worden. Adi Mohammad had hij sedert de afkondiging ontweken, nu hij welhaast zeker wist dat deze hem uit inhaligheid oplossingen aan de hand zou doen die hem veel geld zouden kosten. Wat hij nodig had, was een vertrouwensman aan de noordkant met relaties in de hoofdstad, van wie hij ook ten opzichte van Adi Mohammad geheel zeker kon zijn. Na lang wikken en wegen was zijn keuze gevallen op Azhari, een gewiekste maar betrouwbare handelaar met familie in de hoofdstad. Ali Majid had zojuist besloten Azhari in vertrouwen te nemen en onderweg naar diens huis voorvoelde hij dat hij welkom was.
Welkom was hij in hoge mate, dat bleek uit de eerbiedige wijze waarop Azhari hem uitnodigde binnen te komen en met hem te roken en thee te drinken, een geste die op deze wijze gewoonlijk niet door een bewoner van de noordkant aan iemand van de zuidkant werd gemaakt. Zij wisselden beleefdheden uit, informeerden naar de gezondheid van de wederzijdse families, en spraken hun spijt uit over de spanningen in hun dorp. Ali Majid sprak bewonderend over de kracht van de vechthanen waarmee Azhari veel eer inlegde bij de door de hoofdstedelijke autoriteiten verboden, maar door de plaatselijke politie oogluikend toegestane hanengevechten op de zondagse namiddagen. Toen Azhari na een korte stilte zijn bezoeker vroeg of hij hem wellicht van dienst kon zijn met iets anders dan zijn eenvoudige gastvrijheid, nam Ali Majid de gelegenheid in voorzichtige bewoordingen zijn probleem op tafel te leggen, waarbij hij zorgvuldig vermeed namen en prijzen te noemen. Azhari luisterde uiterlijk onbewogen, slechts het ongeduldig trekken aan zijn sigaret verried iets van de opgewonden stemming die hem overviel. ‘Ja, het is moeilijk geworden voor ons allemaal in het dorp,’ zei hij toen Ali Majib zijn verhaal gedaan had. ‘We zijn broeders en we moeten elkaar de helpende hand bieden. Ik zal openhartig tegen u zijn, zoals u het tegenover mij bent geweest. U heeft mij vertrouwen geschon- | |
| |
ken, ik geef u mijn vertrouwen.’ Azhari legde de bezoeker vervolgens zijn wens voor Zakir te doen trouwen met Melati, wier deugden hij in bloemrijke bewoordingen prees. De geschiedenis met Dewi liet hij daarbij wijselijk onbesproken. ‘Het verbod treft ons beider belang, broeder,’ verzuchtte Ali Majib ten slotte. ‘Uw zoon Zakir zou mij welkom zijn als echtgenoot van mijn dochter. Hij is een ijverige en oplettende jongeman, die alles in zich heeft om te worden als zijn achtenswaardige vader.’ De mannen rookten zwijgend hun sigaret en de zoete geur
van kruidnagel vulde het vertrek. Beiden waren zich bewust van het gewicht van de belangen die hun paden hadden doen kruisen.
De feestdag van Idul Adha liep ten einde. De bewoners van de zuidkant hadden zich het duur betaalde geitevlees van Azhari goed laten smaken en na het laatste bezoek aan de moskee sloten de mannen zich aan bij de gesluierde vrouwen op het kleine dorpsplein. Ali Majid haastte zich naar het huis van Azhari om hem de gunstige berichten over het huwelijk over te brengen. Azhari hoopte intussen op zijn komst om hem deelgenoot te maken van de vorderingen die hij gemaakt had ten aanzien van de verkoop van de rijstoogst. Zij spraken elkaar lang en indringend die avond, tot in de vroege nacht. Hun afscheid was hartelijk, als van hechte familieleden. En familie zouden ze ook worden, mits Zakir bereid was de koranlessen te volgen die Haji Zaimuddin als voorwaarde had gesteld aan zijn toestemming tot het huwelijk. Ali Majib verzweeg dat hij in ruil voor deze tegemoetkoming aan de geestelijke een deel van de bruidsschat had moeten toezeggen als bijdrage aan de moskee. Met deze verplichting had hij evenwel rekening gehouden bij de onderhandelingen over de bruidsschat, die - zo vond hij - zeer voordelig voor hem waren verlopen. Azhari had op zijn beurt de garantie gegeven dat de rijstoogst zou worden gekocht door zijn neef uit de hoofdstad voor dezelfde prijs als eerder door Ali Majib bedongen. Hij stond persoonlijk borg voor de aanspraken van de vorige koper. Hij vermeldde daarbij niet dat hij inmiddels te weten was gekomen dat deze koper Adi Mohammad was, met wie zijn neef een voor beide partijen bevredigende overeenkomst had weten te sluiten: er moest geld bij, maar deze schade had Azhari met liefde voor zijn rekening genomen.
Voldaan voegde Azhari zich bij zijn vrouw, die reeds te rusten lag, en maakte haar deelgenoot van de gemaakte afspraken. Zij toonde zich zo verheugd over de plannen dat ze zich gretig overgaf aan zijn veelbelovende strelingen.
| |
| |
Zoals het zijn gewoonte was wijdde Azhari zich de volgende ochtend nog voor zonsopgang aan de verzorging van zijn hanen, die hoog in de houten palen op het achtererf gekooid waren. Een voor een liet hij de kooien zakken, masseerde de dijspieren van de beesten met versterkende zalf en voerde hen met het mengsel van mais, gemalen kippehart en kruiden, waarvan alleen hijzelf het recept kende. Hij kneedde en streelde de beesten, totdat ze na het kraaien het gorgelende geluid maakten dat eigen was aan de ware vechthaan. De rest van de dag zouden ze in hun bamboekooien op het achtererf doorbrengen en Azhari bleef enige tijd bij hen om hen zacht toe te spreken en hun gedrag gade te slaan. Op deze momenten voelde hij zich het gelukkigst. De nabijheid van zijn kampioenen gaf hem kracht en energie. Hij beloofde zichzelf zijn drie beste hanen in te zetten bij de gevechten die hij ter gelegenheid van de bruiloft van Zakir en Melati zou organiseren.
Tevreden en gesterkt riep Azhari zijn zoon Zakir bij zich om hem van de overeenkomst met Ali Majid en van de voorwaarde van Haji Zaimuddin op de hoogte te stellen. Zoals hij al vermoed had, bleek Zakir niet inschikkelijk. Hij betuigde zijn liefde voor Dewi en smeekte zijn vader om toestemming met haar te trouwen. Azhari sprak hem vaderlijk toe, maar uit zijn dwingende toon bleek dat hij geen tegenspraak duldde. Hij hield hem de voordelen van een huwelijk met de mooie en rijke Melati en de gevolgen van een weigering zijn vaders wil te gehoorzamen voor. Hij verzocht hem vervolgens mee te gaan naar Haji Zaimuddin, waar de afspraken voor het godsdienstig onderricht zouden worden vastgelegd.
De geestelijke ontving hen met de deftige zelfverzekerdheid die geestelijke leiders eigen is, maar ook met enige hartelijkheid, waaruit zijn welwillendheid tot bekering van een verloren gewaande ziel kon spreken. Zakir hoorde zwijgend aan wat er van hem verwacht werd. Azhari zegde de geestelijke zijn onvoorwaardelijke steun aan het onderricht van zijn zoon toe en beloofde de moskee een genereuze bijdrage bij gelegenheid van de huwelijksplechtigheid. Op de terugweg naar huis maande Azhari zijn zoon Dewi te vergeten en zich voor te bereiden op de welvarende en gelukkige toekomst die het huwelijk met Melati in het vooruitzicht stelde. Zakir bleef zwijgzaam, waaruit Azhari voorzichtig opmaakte dat zijn zoon berustte in de voor hem gemaakte plannen.
Het vertrouwen van Azhari in de volgzaamheid van zijn zoon groeide in de loop van de volgende maanden, waarin Zakir nauwgezet de lessen van Haji Zaimuddin volgde en met geen woord meer repte
| |
| |
over zijn liefde voor Dewi. Uit voorzorg had Azhari haar vader verzocht haar bij familie in een naburig bergdorp in de kost te doen, waarvoor hij deze een royale vergoeding ter beschikking had gesteld. De armlastige boer had het geld in dank aanvaard en zijn dochter persoonlijk bij zijn oom afgeleverd, die zich op zijn beurt zeer ingenomen had betoond met de komst van het arbeidzame meisje en bovenal met zijn aandeel in de geldelijke vergoeding.
Aan alle voorwaarden voor de huwelijksvoorbereidingen leek voldaan en het wachten was op het teken van Haji Zaimuddin dat Zakir rijp werd bevonden voor een huwelijk met een bewoner van de zuidkant. Dat moment brak aan toen Haji Zaimuddin Ali Majid en Azhari bij zich liet roepen om de arrangementen voor de huwelijksvoltrekking te bespreken. Om geen onnodige aanstoot te geven aan de bewoners van de zuidkant werden zij het erover eens dat het feest niet langer dan een enkele dag zou duren en dat van Zakirs familie alleen de naaste verwanten zouden worden uitgenodigd. Ali Majid zou ervoor zorgdragen dat alle bewoners van de zuidkant aan het feestmaal zouden kunnen deelnemen. De datum van de feestdag werd naar gunstige maanstand vastgesteld en de geldelijke bijkomstigheden werden ruimhartig door de beide vaders geregeld. Een week voor de overeengekomen datum werden Zakir en Melati bij Haji Zaimuddin gebracht, opdat deze zich kon verzekeren van hun medewerking aan de huwelijksvoltrekking en om hen te instrueren over de uit te spreken formules en de rechten en plichten van echtelieden volgens de heilige schrift. Het aanstaande bruidspaar betoonde zich bedeesd onder de strenge woorden van de geestelijke, maar betuigde zonder aarzeling instemming met het huwelijk. Melati deed dit met zachte stem en gesloten ogen, terwijl Zakirs jawoord enige emotie verried. Haji Zaimuddin was volledig tevredengesteld.
Diezelfde namiddag vonden op een open plek aan de rand van het dorp de hanengevechten plaats die Azhari ter gelegenheid van het afgekondigde huwelijk had georganiseerd. Alle mannen en jongens van de noordkant en de zuidkant waren er verzameld en er heerste een opgewonden stemming. De meeste toeschouwers verdrongen zich rond Azhari, die zijn drie beste hanen voor het toernooi had meegenomen, zoals hij aan zichzelf had toegezegd. Een voor een nam hij ze uit de kooi, streek ze tegen de veren in, nam ze op en liet ze neer, totdat hij zich ervan had vergewist dat hun vechtlust en springkracht in de beste conditie was. De omstanders riepen opruiende woorden, sisten door hun tanden en betuigden hun bewondering. Rond de andere deelnemers heerste eenzelfde opwinding. De
| |
| |
hanen kraaiden en gorgelden, opgejut door het koortsachtige rumoer om hen heen. Azhari nam zijn rode haan in beide handen en ging ermee rond om een geschikte tegenstander uit te zoeken. Bij elke ontmoeting sloeg het beest zijn nekveren omhoog en hield zijn kop omlaag, bereid tot de aanval. Met vertrouwen nam Azhari de uitdaging van een bewoner van de zuidkant aan, wiens haan weliswaar forser was dan de zijne maar - dat zag zijn ervaren blik - in springkracht de mindere. De weddenschappen werden opengesteld en een chaotisch tumult brak los. Azhari bond zorgvuldig de vlijmscherpe mesjes aan de sporen, drukte het beest met beide handen stevig op de grond, streek het ruw tegen de rugveren in, en blies zijn adem in de bek van het opgewonden beest. Ook de tegenstander stond nu gereed en er viel een gespannen stilte. De hanen werden losgelaten en zonder de minste aarzeling vielen ze elkaar aan, telkens opspringend en terugtredend, totdat de rode haan onder luid geschreeuw van de omstanders zijn tegenstander met een krachtige sprong een dodelijke steek in de borst toebracht. Het geld van de weddenschappen wisselde van eigenaar. De gewonde haan werd nog spartelend in doodsstrijd aan Azhari overhandigd en triomfantelijk hakte hij het beest met een bijlmes beide poten af. Er volgden andere gevechten en Azhari prepareerde zijn favoriet, die hij aan zijn zoon had opgedragen, voor de strijd. Hij ging ermee rond, maar tot zijn ontsteltenis bleek het beest - anders de strijdvaardigheid zelf - niet tot enige confrontatie bereid. De omstanders joelden en maakten uitdagende grapjes. Azhari keek wanhopig rond om de hulp van zijn zoon Zakir in te roepen, maar deze was niet onder de toeschouwers. Een gevoel van schaamte en ongerustheid overviel hem. De aandacht van de menigte was inmiddels op een volgend gevecht gericht en Azhari besloot stilletjes naar huis te gaan, in de hoop daar Zakir aan te treffen.
Zakir bleek spoorloos, ook de dagen na het toernooi, dat zo beschamend voor Azhari was verlopen. Hij nam enkele vrienden in vertrouwen en vroeg hen om hulp. Zijn eer stond op het spel en koste wat kost moest Zakir worden opgespoord voor de dag van de huwelijksvoltrekking, die nu dicht was genaderd. Azhari en zijn vertrouwelingen deden overal in de omgeving voorzichtig navraag, voorgevend dat Zakir wellicht een ongeval was overkomen op weg naar de grote berg, waar hij zijn voorouders geluk en voorspoed wilde afsmeken. In het bergdorp waar Dewi was ondergebracht, brachten ze de nacht door, maar ook daar bleek niemand een spoor van Zakir te hebben gezien. De volgende ochtend haastte Azhari zich terug
| |
| |
naar zijn dorp en liet zijn vrienden achter om de zoektocht voort te zetten.
De vooravond van de plechtigheid was inmiddels aangebroken toen Azhari's vrienden terugkeerden in het dorp. Zij waren tot op de berg geweest, maar niemand had een glimp van Zakir opgevangen. Tot laat in de avond zat Azhari met hen bijeen om alle mogelijkheden te bespreken. Uiteindelijk besloot Azhari naar Haji Zaimuddin en Ali Majid te gaan om hen de penibele situatie voor te leggen. De drie mannen spraken lang en ernstig met elkaar. Op grond van de door Azhari verstrekte gegevens, die iets anders luidden dan de duistere werkelijkheid, kwamen zij tot de slotsom dat Zakir waarschijnlijk verdwaald was op weg naar de grote berg en dat de eer van beide families gebood dat het huwelijk in elk geval de volgende dag doorgang zou vinden. Mocht Zakir niet tijdig van zijn tocht terugkeren, dan zou - volgens het gewoonterecht - Azhari als zijn plaatsvervanger mogen optreden zonder dat dit de geldigheid van de huwelijksvoltrekking aantastte. Opgelucht door deze praktische oplossing ging Azhari huiswaarts om deze aan zijn vrouw te melden. Anders dan hem hield haar meer de ongerustheid over het lot van haar zoon dan de eer van de familie bezig.
Reeds voor zonsopgang, toen vanuit de moskee de oproep voor het eerste gebed over het dorp klonk, zat Azhari op de veranda voor het huis, in de stille hoop zijn zoon te zien aankomen. Hij taalde deze ochtend niet naar zijn hanen. Het daglicht brak aan en hij besloot zich alvast te kleden voor de feestelijkheden. Totdat het vertrek naar de zuidkant geen uitstel meer toeliet, drentelde Azhari door het huis, schikte zijn kleren, kamde voor de zoveelste maal zijn haren, en rookte zijn doosje sigaretten leeg. Na een laatste blik over de hoofdweg vertrok hij met zijn vrouw naar het huis van Ali Majib, die hen al van ver tegemoet kwam lopen. De beide mannen begroetten elkaar met een diepe buiging, waarbij Ali Majib op fluistertoon informeerde naar Zakir. Azhari schudde slechts het hoofd en zwijgend liep het gezelschap naar de plaats waar de huwelijksvoltrekking zou plaatsvinden. Een kleurige baldakijn overdekte de gouden zetels die voor het bruidspaar en de wederzijdse ouders bestemd waren, en rondom waren de stoelen voor de gasten opgesteld. Aan lange tafels naast het huis waren vrouwen doende met de voorbereiding van de maaltijd, die aan rijke variëteit niets te wensen overliet. Terwijl zijn vrouw zich bij de vrouwen voegde, werd Azhari door Ali Majid uitgenodigd om in de gastenkamer op de komst van Haji Zaimuddin en de mannelijke eregasten te wachten. Ze spraken niet
| |
| |
veel, rookten een sigaret en dronken hun koffie. De stille spanning brak bij de komst van de geestelijke, die Azhari met gewichtige nadruk instrueerde over zijn rol als plaatsvervangende bruidegom. Na enige tijd verschenen het dorpshoofd, de commandant van de plaatselijke politie en enkele ooms van de bruid. Azhari moest de mannen vertellen over de zoektocht naar Zakir en iedereen was het erover eens dat hij spoedig zou komen opdagen en dat de omstandigheid van zijn vermissing de feestvreugde niet mocht bederven. Na enige tijd verzocht Haji Zaimuddin de gasten hun plaatsen buiten in te nemen en Ali Majid leidde Azhari naar de kamer van de bruid. Bij de aanblik van haar betoverende schoonheid raakte hij een ogenblik in grote verlegenheid. Het waren niet zozeer de goudgeborduurde doeken die de welgevormde welvingen van het meisjeslichaam zo elegant omsloten, als wel de pracht van haar fonkelende ogen en zachte mond, die hem plotseling in grote verrukking brachten. Met enige aarzeling, die Ali Majid aan de ongewone situatie wijtte, hernam hij zich en begroette haar op de wijze zoals van een vader ten opzichte van een dochter verwacht mocht worden. Het meisje beantwoordde zijn groet met gepaste ingetogenheid. Ali Majid leidde hen naar buiten, waar Haji Zaimuddin hen opwachtte. Het feestterrein was gevuld met gasten, die met luid geroep het bruidspaar begroetten. Azhari en Melati namen plaats voor de geestelijke, die de gasten tot stilte maande. Terwijl de plechtigheid een aanvang nam met gebeden, werd Azhari bevangen door een wonderlijk gevoel, alsof een tweede leven zijn aanvang nam. Zijn ogen waren gericht op de handen van Melati, die gevouwen op haar knieën rustten. Zelden had hij zo mooie handen gezien, rank en sierlijk als van een legongdanseres. Hij hoorde het zachte, gelijkmatige ritme van haar adem, hij rook de zoete geur van haar huid. Na de gebeden hield de geestelijke een lange toespraak. Azhari was er met zijn gedachten niet bij, zozeer
was hij vervuld van de warme sensaties die hij onderging. Hij keek opzij en zag dat Melati haar ogen gesloten had. Haar lange zwarte wimpers waren gekruld en minuscule druppeltjes blonken als kristallen op haar bleke neus. Een korte stilte volgde en de geestelijke vroeg het bruidspaar op te staan. Hij las hen de formules voor, die zij overeenkomstig de eerdere instructies beantwoordden, en bij hun openbare jawoord - dat Azhari namens zijn zoon uitsprak - hielden zij hun blik naar beneden gericht. Haji Zaimuddin vroeg hen de formulieren te ondertekenen en sloot de plechtigheid met gezongen gebed. De gasten verdrongen zich om het paar geluk en voorspoed te wensen, muziek weerklonk, en de maaltijd van gele rijst met allerhande lekkernijen
| |
| |
werd door een tiental vrouwen rondgedeeld. Azhari en Melati trokken zich na de gelukwensen terug in de kamer waar de huwelijksgeschenken waren opgesteld, zoals het gebruik dit voorschreef. Alleen met het meisje voelde Azhari zich in grote verlegenheid. Melati deed alsof zij zich hiervan niet bewust was en pakte haastig de geschenken uit, die haar af en toe deden zuchten van opwinding. Er waren natuurzijden stoffen bij, kostbaar aardewerk uit de hoofdstad, en fijn geborduurd beddegoed. Azhari wist niet meer te zeggen dan dat de geschenken ook Zakir bevallen zouden, waarop Melati met een glimlach reageerde. Toen alle geschenken waren uitgepakt en Melati deze enige keren had betast en met haar vingertoppen gestreeld, gingen ze naar buiten om zich onder de familie en de gasten te mengen. Het feest was in volle gang, de muzikanten speelden de traditionele deuntjes, en iedereen liet zich de feestmaaltijd goed smaken. De afwezigheid van Zakir baarde niemand zorgen. Eenieder was er zeker van dat hij een van de volgende dagen zou komen opdagen, wellicht vermoeid van de lange tocht maar een lieftallige bruid rijker. Zij zou hem de vermoeidheid gauw doen vergeten, zo werd er onder de jongelui gegrapt.
De plaatselijke gewoonte wilde dat het bruidspaar nog voor het invallen van de duisternis het feestterrein zou verlaten om zich terug te trekken in het huis van de bruidegom. Ali Majid vroeg Azhari zijn dochter naar diens huis te brengen en voor haar veiligheid te waken. De beide mannen omhelsden elkaar ten afscheid en de moeder van Melati gaf haar dochter de laatste raadgevingen, haar liefdevol in de armen houdend. Onder geroep en gejoel van de gasten verliet Azhari het feestterrein, op enkele passen gevolgd door Melati. Het zandpad naar de hoofdweg was verlaten, op een paar spelende kleuters en rondscharrelende kippen na. Azhari nam Melati beschermend bij de arm en samen liepen ze zwijgend naar zijn huis. Daar aangekomen ontstak Azhari het licht van een olielamp en leidde haar het huis in. Hij wees haar de badplaats en de kamer die zijn vrouw voor het bruidspaar in gereedheid had gebracht. Het meisje bedankte hem bedeesd voor de goede zorgen. Azhari nam plaats op de bank voor het huis en luisterde ingespannen naar de geluiden die van de badplaats kwamen. In zijn gedachten zag hij het ontklede, badende meisje. Hij hoorde het meisje van de badplaats naar haar kamer gaan, wachtte enkele seconden en sloop het donkere huis binnen. Hij trof Melati terwijl zij de deur van haar kamer opende. Hij noemde haar naam en hoorde dat zijn stem trilde. Het meisje bewoog niet, alleen haar adem verried enige spanning. Hij liep op haar toe en streelde zacht haar gezicht. Azhari zag
| |
| |
het blinken van haar witte tanden en voelde een lichte huivering door haar lichaam gaan. Hij leidde haar de kamer in, waar het zoet geurde naar de jasmijnbloemen waarmee Azhari's vrouw het bruidsbed had opgesierd.
Lang voor Azhari zijn familie terug verwachtte van het feest, maakte hij zich voorzichtig los uit de armen van Melati, die in diepe slaap lag. Met meer genegenheid dan hij zich ooit voor een vrouw gegund had kuste hij haar voorhoofd en haar zachte lippen, en dekte haar naakte lichaam met het laken toe. Voor hij de kamer verliet keek hij nog enige keren naar haar om. Hij voelde zich gelukkig en voldaan als nooit tevoren. De onmogelijkheid van de situatie waarin zijn wonderlijke stemming hem gedreven had, drong eerst tot hem door toen hij zich in het duister van het achtererf had teruggetrokken. Hij werd opgeschrikt door een stem die hem fluisterend bij zijn naam riep. Toen de stem dichterbij kwam, herkende hij zijn zoon Zakir. Met een zelfverzekerdheid die Azhari verraste, vertelde de jongeman hem wat hij tevoren in het huis had waargenomen. Hij eiste genoegdoening in de vorm van toestemming en bijstand om met zijn geliefde Dewi een toekomst ver buiten het dorp op te bouwen. Azhari aarzelde even maar hij kon niet anders dan hieraan toegeven. Samen bespraken zij kort de bijzonderheden om een en ander mogelijk te maken. Met een mengeling van opluchting en schaamte nam Azhari afscheid van zijn zoon, die in het duister verdween zoals hij gekomen was.
Toen Azhari's vrouw de echtelijke slaapkamer binnenkwam, hield Azhari zich slapende. Hij voelde hoe zij zich over hem heen boog en de zoete bloemengeur opsnoof die het samenzijn met Melati op zijn huid had achtergelaten. Hij hoorde haar het vertrek verlaten en luisterde ingespannen naar geluiden die de gangen van zijn vrouw konden verraden. Na zo enige tijd met gesloten ogen te hebben gelegen en door niets gealarmeerd, viel hij uiteindelijk, door een weldadige vermoeidheid overvallen, in een diepe slaap.
Toen de zon al enige uren aan de hemel stond, werd Azhari gewekt door de zachte stem van Melati, die op de rand van zijn bed zat. Zij glimlachte hem bemoedigend toe en meer nog dan de vorige dag raakte hij betoverd door haar zinnelijke uitstraling. Met een enkel gebaar ontkleedde zij zich en nu was het Azhari die zich aan de beloftevolle strelingen van het meisje overgaf. Met zijn gezicht naast het hare keek hij in haar ogen, die onder een zwarte glans een felheid verraadden die hij ook in de ogen van zijn vechtvogels gezien had, kort voor de strijd op leven en dood. Haar nagels trokken rode lij- | |
| |
nen over zijn schouders. Haar mond tegen zijn oor drukkend fluisterde zij op sissende toon zijn naam: ‘Azhari, Azhari, Azhari, mijn Azhari! Je bent van mij, Azhari!’ Zij zette haar tanden in zijn huid. Haar tong trok een glinsterend spoor over zijn buik.
Azhari werd gewekt door de tweede oproep uit de moskee. Hij bevond zich alleen tussen het omwoelde beddegoed. Traag verhief hij zich en ging op de rand van het bed zitten, het hoofd steunend op zijn handen. Hij was niet in staat zijn gevoelens te ordenen. Schuld, onrust, verlangen, vooral verlangen naar de huid van het jonge meisje tegen de zijne, naar haar zoete geur, naar de wilde overgave van haar lichaam. Hij sloeg een doek om zijn middel en verliet het slaapvertrek. Het was wonderlijk stil in huis, ook het vertrouwde geluid van de hanen op het achtererf hoorde hij niet, enkel het gestage geruis van regenval op het zinken dak. Als ontwaakt uit een verre droom dwong hij zich tot de werkelijkheid: waar was zijn vrouw, wat wist zij, waar was Melati? In plotselinge haast liep Azhari naar het achtererf. Hij verstijfde. Verspreid over het modderige terrein lagen zijn hanen, als vormeloze hoopjes veren, besmeurd met natte aarde en bloed, onthalsd en de poten afgesneden. Het touw aan een van de kooimasten kraakte. Azhari keek omhoog. Het zware lichaam van zijn vrouw wiegde in de lucht, de brede voeten kruiselings gebonden, natte slierten zwart haar over haar gezwollen gezicht. Azhari verloor zijn evenwicht, toen hij een zachte hand zijn naakte rug voelde strelen. ‘Het moest zo zijn, Azhari!’ hoorde hij Melati's stem fluisteren. ‘Straks zal hier de jasmijn bloeien. Alles hier zal jasmijn zijn!’
|
|