Apropos
gelijkwaardigheid en afstamming
de mens stamt af van de aap.
Zo simpel zit de theorie van de menselijke evolutie allang niet meer in elkaar. De stambomen die men momenteel ontwerpt worden vooral gekenmerkt door diverse doodlopende of in een vraagteken uitlopende vertakkingen van aapachtigen, van mensaapachtigen, van aapmensachtigen en mensachtigen. Men gaat ervan uit dat er tijden zijn geweest waarin verschillende typen aapmensachtigen of mensen naast elkaar hebben geleefd, en dat het ene type daarbij het andere verdrong. Enkele miljoenen jaren geleden in Afrika. Of, minder lang geleden, de Homo sapiens neanderthalensis bijvoorbeeld - was dat zo'n ander type, leefde die tegelijk en in de nabijheid van de Homo sapiens sapiens, kon hij het uiteindelijk tegen deze laatste niet bolwerken?
Een heikele kwestie in deze hele geschiedenis is het zoeken naar en verklaren van de oorsprong van de raciale verschillen tussen, globaal genomen, de Europese, de Afrikaanse en de Aziatische volkeren. Stammen Europeanen, Afrikanen en Aziaten uiteindelijk van een en dezelfde moeder? Volgens de zogenaamde Ark van Noach-hypothese is dat inderdaad het geval: anatomisch moderne mensen zouden eerst in één regio van de wereld hebben geleefd om zich vervolgens vandaar over de hele Oude Wereld te verspreiden, waarbij ze de bestaande pre-moderne populaties vervingen.
In zijn boek Onze oorsprong (Nederlandse vertaling uitg. Contact 1992) schrijft Richard Leakey, telg uit het beroemde paleontologengeslacht: ‘Mijn vriend Stephen Jay Gould is ervan overtuigd dat de Ark van Noachhypothese juist is en hij is vooral enthousiast over de implicaties ervan: “Alle moderne mensen vormen een eenheid, omdat ze door fysieke afstammingsketens van een recente Afrikaanse oorsprong verbonden zijn,” schreef hij enkele jaren geleden. Als er iets geleerd kan worden uit een onderzoek naar de oorsprong van de mens, dan is dat wel de eenheid van de mensheid: “We zijn één soort, één volk,” schreef ik ruim tien jaar geleden in het boek Nieuwe inzichten. (...) Gevoelsmatig - en dat is niet zo verwonderlijk - spreekt het Ark van Noach-model mij heel sterk aan. De implicaties ervan stemmen overeen met mijn overtuigingen - en hoop - ten aanzien van de mensheid.’
Klinkt hierin niet evenzeer, tegen alle goede bedoelingen, tegen alle gemeende afkeuring van discriminatie, een bevestiging van en voor racisme door? Een racistisch verlangen naar de zuiverheid van de afstammingslijn? Waar een nazi stopt bij de oer-Germaan, gaat een paleontoloog als Richard Leakey veel en veel verder in de tijd terug, in de hoop de nazi te kunnen laten zien dat ook de jood, de Turk, de Ghanees of de Vietnamees tot zijn ‘zuivere’ familie gerekend kunnen worden. In plaats van het primaat van de afstamming in denken, doen en laten van de nazi te atta-