Marieke Jonkman
Over ‘Gesprek’
Ik ontmoet veel begrip voor het bestaan van Marieke Jonkman. Wat ik zelf verbazingwekkend blijf noemen, vinden anderen gewoon. Mijn verwondering over en mijn ambivalente houding tegenover haar aanwezigheid hebben geleid tot enkele identiteitsgedichten. Deze zijn in iedere bundel hier en daar aanwezig. ‘Deze zichtbare’ uit Dochters van het donker (1991) bij voorbeeld bevat een dialoog tussen de om voortbestaan smekende Marieke en de ikfiguur, die haar reduceert tot een ‘uitgebeten sentiment’ en haar wil doden.
Marieke Jonkman is een vrouw, zeker. Maar ook: een sentiment, een vrouwelijk gevoel, een gevoelen, een gemoedsbeweging. Wanneer ik zoek naar het wezenlijke van het Marieke Jonkman-gevoel, dan stuit ik op een spanning in een relatie. Haar poëzie drijft op een emotionele stroom, die zijn bron vindt in een gespannen verhouding tussen twee mensen: bij voorbeeld tussen een dochter en haar dementerende vader, een moeder en een autistisch kindje, een gehandicapte en een verpleegster, een meisje en haar moeder, een vrouw en haar aanrander.
Geen spanning zonder polariteit. In ‘Gesprek’, het slotgedicht van Plejaden (1992), zijn de polen de snauwende dwingeland en de snikkende dochter met haar cryptische uitspraak: vrouwen kunnen nooit voortdurend moeder blijven. Het is voor mij een avontuur deze acht regels als een vreemde te lezen, als een taxateur die de inboedel van zijn eigen woning bekijkt om huis en haard te verzekeren.
De communicatie tussen de agressieve vader en de defensieve dochter kunnen we geen normaal gesprek noemen. De titel lijkt me meer sarcastisch dan ironisch. ‘In medias res,’ denk ik, als ik de eerste zin lees. De dochter heeft de geur van een duinroos willen opsnuiven en is door een wesp in de neus gestoken. Dan moet je maar niet zo dom zijn, verwijt haar vader. Eigen schuld, dikke bult. Afblijven is de boodschap. De situatie moet dochterlief duidelijk zijn. Zij behoort zich te onthouden van de duinroos die voor haar, zoals blijkt uit haar uitroep: alles is poëzie, vader een poëtisch aspect bezit.
De dochter wil niets van zijn verwijt weten. Wat ze in het verleden deed, betreurt ze niet. Ze wil er zelfs mee doorgaan. Zie toch dit wit. Voor zuivere poëzie moet je alles over hebben en daarvoor mag je gerust een risico lopen.
Nu komt de aap uit vaders mouw. Hij maakt haar duidelijk dat zij zich op zijn terrein bevindt en dat ze van de duinroos moet afblijven, omdat hij deze bloem wil plukken. De relatie is verstoord. Een merkwaardige, jaloerse verstandhouding! De patriarch is boos, omdat zij zich aan de geur van deze verraderlijke schoonheid heeft overgegeven en van plan is dat weer te doen. Zij ruikt slechts aan de duinroos die hij zich wil toeëigenen. Alsof een bloem daardoor waardeloos wordt. Territoriumdrift kent vreemde streken. Er bestaan mensen die een krant niet willen lezen als deze door een ander uitgevouwen en bekeken is. We ontmoeten hier zo'n vreemde, autoritaire bezitsfanaticus.
Even later zit ze in de duinen te snikken. Haar vader is de schuldige, hij accepteert haar overgave aan de duinroos niet. Ze spreekt plaatsvervangend voor alle vrouwen die door vaders worden tegengehouden. Wanneer die hun zogenaamde rechten opeisen, is het afgelopen met het moederschap. Vrouwen kunnen nooit voortdurend moeder blijven. Dat is vreemd! Eenmaal moeder is toch zeker levenslang moeder? Nee, in dit gedicht niet. Hier veranderen vrouwen blijkbaar een beperkte tijd van identiteit. Ze is moeder geweest. Toen ze genoot van de duinrozegeur, kon ze trots zijn op het moederschap, waaraan een eind is gekomen toen de roos een verboden bloem voor haar werd. De overgave aan de zuivere schoonheid, door middel van reuk en gezicht, is via de poëzie (Alles is poëzie, vader, zie toch dit wit) met dit moederschap verbonden. Hiervan kij-