De Gids. Jaargang 158
(1995)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 333]
| |
[Nummer 5]J. Goudsblom
| |
[pagina 334]
| |
leerling van Frijda, Heleen Terwijn, kunnen lezen, die gebaseerd is op oorspronkelijk onderzoek naar schaamte-ervaringen. Van belang vond ik ook een paar boeken van de socioloog Thomas Scheff, die zich op zijn beurt heeft laten inspireren door Helen B. Lewis. Ten slotte wil ik nog één boek vermelden, dat ik iedereen van harte kan aanraden, waarin alles staat wat u over schaamte had willen weten en nooit heeft durven vragen: Schaamte van Salman Rushdie. | |
VerschijningsvormenWat gebeurt er wanneer mensen zich schamen; waar is schaamte aan te herkennen? Bij het stellen van deze vraag past één klein voorbehoud, dat mij meteen de gelegenheid geeft om een uitspraak te citeren waar ik erg op gesteld ben, namelijk een zin die voorkomt op de eerste bladzij van Hedendaags fetischisme van Carry van Bruggen. Deze zin luidt: ‘Er is geen ander zijn dan anders-zijn.’Ga naar eind1. Zo'n dertig jaar geleden moet ik hem ook al eens gelezen hebben, maar toen is hij me niet opgevallen. Kort geleden las ik hem weer en besefte toen meteen: dit is een citaat om in te lijsten, het is prachtig en het slaat eigenlijk op alles waar ik het ooit over heb - zeker ook op schaamte. Geen twee schaamte-ervaringen zijn volstrekt identiek, iedere schaamte-ervaring is anders. Tegelijkertijd is geen enkele schaamte-ervaring volstrekt uniek. Het zou geen zin hebben van schaamte te spreken als daarmee niet zou worden verwezen naar bepaalde kenmerken die in schaamte-ervaringen in het algemeen te herkennen zijn. De verscheidenheid aan opvattingen over wat we onder schaamte verstaan is ongetwijfeld groot. Heleen Terwijn citeert uit de literatuur een aantal sterk uiteenlopende definities.Ga naar eind2. Toch blijkt uit haar overzicht op één punt overeenstemming te bestaan: in alle omschrijvingen is sprake van een als negatief ervaren gevoel, dat te maken heeft met een besef van falen. Een ellendig gevoel van onvolkomenheid en te kort schieten - daar komt het telkens weer op neer, met daaraan verbonden de angst door anderen niet te worden geaccepteerd, er niet bij te horen, eruit te liggen. Hoe manifesteert zich dat gevoel? Frijda brengt het in zijn boek De emoties in verband met gedragsuitingen die erop gericht zijn het gedrag van anderen te beïnvloeden, met name onderwerpingsgedrag. Hij zegt: ‘De uit de literatuur bekende beschrijvingen van schaamte en van schuldgevoel zijn beter op te vatten als voorbeelden van onderwerpingsgedrag: het hoofd gebogen, de blik omlaag gericht (of omhoog, vanuit het gebogen hoofd), de handen langs het lichaam in de positie van expliciete inactiviteit.’ Dit alles herkennen we inderdaad als kenmerkend voor schaamte, maar dan komt de volgende zin van Frijda: ‘Deze expressies zijn niet specifiek voor schaamte of schuldgevoel.’Ga naar eind3. Ook op andere plaatsen in zijn boek geeft Frijda te kennen dat schaamte niet als zodanig specifiek herkenbaar is. Wel bestaat er, zoals hij opmerkt, in de beeldende kunst een conventie om schaamte op een bepaalde gestileerde manier af te beelden. Om aan te geven dat iemand zich schaamt wordt hij of zij kleiner gemaakt, en getoond met afgewend gezicht. Er blijft ten slotte nog één kenmerk over dat wél exclusief lijkt te zijn voor schaamte, en dat is het blozen. Het gaat hier om een, voor zover bekend, exclusief menselijke eigenschap: de bloedvaatverwijding in het gezicht en de naaste omgeving daarvan die maakt dat de huid, in ieder geval bij blanken, rood wordt. Vooral verlegenheid en schaamte kunnen aanleiding geven tot blozen. Waarom dit zo is, is een vraag waarover al velen zich het hoofd hebben gebroken, onder wie niemand minder dan Charles Darwin. Desondanks moet Frijda constateren dat het ‘een frequent, opvallend, en slecht begrepen reactiepatroon’ is. Gelukkig heeft dit hem niet weerhouden van de mooie uitspraak: ‘De vraag “bloos je wel eens?” doet een blozer blozen.’Ga naar eind4. | |
[pagina 335]
| |
Mensen blozen niet alleen als hen iets onaangenaams overkomt, maar ook als ze worden geprezen of als ze verliefd zijn. Volgens Darwin is het gemeenschappelijke aan al deze situaties dat er steeds een oordeel in het spel is. Frijda vermeldt ook nog een andere vorm van rood worden in het gezicht, namelijk het rood aanlopen van woede. Hij komt dan opnieuw tot de voorzichtige wetenschappelijke conclusie: hier ligt een onopgelost probleem. Het heeft ook iets tegenstrijdigs. Het ligt voor de hand dat mensen die zich schamen niet opgemerkt willen worden. Ze maken zich klein, ze willen zich verbergen, ze zouden wel door de grond willen zakken. Blozen daarentegen valt op. Zouden dan misschien al die andere gebaren van wegkruipen en de handen voor het gezicht slaan en zich zo klein mogelijk maken ook zijn op te vatten als manieren om de aandacht te trekken? Juist door hun schaamtereacties maken mensen zichzelf soms extra zichtbaar. Dit doet de vraag rijzen: is het vertoon van schaamte eigenlijk niet iets tegenstrijdigs? | |
AanleidingenOm meer greep te krijgen op dit probleem is het nodig eerst de vraag te stellen in welke situaties mensen zich schamen, om welke redenen en tegenover wie. Volgens Heleen Terwijn heeft schaamte steeds te maken met een gevoel van er niet bij te horen en een dreigende afwijzing. Uiteindelijk is dit gevoel, net als iedere emotie, iets wat mensen zichzelf aandoen. Maar bij schaamte is er gewoonlijk toch meer in het spel: het is ook een emotie die mensen elkaar aandoen. Zij beschamen elkaar. Kinderen zijn daar heel goed in; die kunnen elkaar over en weer vreselijk beschamen, en ze kunnen ook vreselijk onder die schaamte lijden. Ze hebben dus zowel een grote ontvankelijkheid voor schaamte als een zeer groot vermogen tot beschaming. En ze kunnen uiteraard ook door volwassenen beschaamd worden. Om nog eens de Belijdenissen van Augustinus aan te halen: daarin staat een treffend voorbeeld waaruit blijkt hoe sterk de aanleidingen tot schaamte kunnen verschillen. Augustinus verwijt namelijk zijn leraren op school dat zij hem wel geleerd hebben zich te schamen voor de fouten die hij maakte in de Griekse grammatica, maar hem geen schaamte hebben bijgebracht voor de afgunst die hij voelde ten opzichte van de leerlingen die beter met de grammatica overweg konden.Ga naar eind5. Het ging de moralist Augustinus om het onderscheid: taalfouten maken vond hij minder verwerpelijk dan afgunst. Maar al mochten de aanleidingen verschillen, het proces van beschaming verliep hetzelfde. De onderwijzer keurde wat de leerling deed af, hij gaf de leerling te verstaan dat die ‘zich moest schamen,’ en het gevolg was dat de leerling zich schaamde. Het zat Augustinus vele jaren later nog dwars. Niet altijd is er bij het opkomen van schaamtegevoelens een openlijke afkeuring in het spel. Thomas Scheff heeft de reacties bestudeerd van mensen die bij Candid Camera erin gelopen waren. De reacties op het ogenblik dat zij dit ontdekten getuigden typisch van schaamte: zij wendden het gezicht af, sloegen de handen voor de ogen, bogen zich naar de grond - uitingen kortom van een besef te zijn ‘afgegaan’ in de ogen van al die anderen die straks het programma zouden bekijken. Al deze (nogal stereotiep aandoende) gebaren van zelfkleinering lijken op pogingen om zichzelf uit de situatie te redden, om er nog het beste van te maken.Ga naar eind6. De ‘candid camera’-situatie is van voorbijgaande aard en nadrukkelijk als ‘onschuldig’ bedoeld. Scheff geeft ook veel schrijnender voorbeelden van mensen die in veel ergere fuiken terechtgekomen zijn. Zo kunnen echtparen verwikkeld raken in escalaties van beschaming en wrok waar geen uitweg meer uit mogelijk lijkt. In een biografisch essay over Adolf Hitler meent Scheff diens obsessies te kunnen toeschrijven aan jeugdtrauma's die | |
[pagina 336]
| |
hebben geleid tot onverwerkte schaamte. Hij gebruikt hier in navolging van Helen Lewis het begrip ‘unacknowledged shame’, dat door Louis Tas treffend is vertaald als ‘geloochende schaamte’.Ga naar eind7. De theoretische beschouwingen van Scheff vertonen een frappante overeenkomst met het beeld van schaamte dat Rushdie schetst in zijn roman Schaamte. In dat boek woekert de opgekropte schaamte als een sluimerende wrok, die tot ontlading komt in vlagen van uitzinnige woede. Het geheim van de titel zal ik u niet verklappen; wel kan ik u verzekeren dat deze titel niets te veel belooft: het hele boek is doortrokken van de motieven schaamte en beschaming.Ga naar eind8. In een nog niet zo ver verleden kwamen op het Europese platteland, ook in Nederland, geïnstitueerde beschamingsrituelen voor in de vorm van volksgerichten of charivari's. In zulke volkgerichten werden mensen die zich in de ogen van dorpsgenoten schuldig hadden gemaakt aan de overtreding van een bepaalde norm, bijvoorbeeld door het plegen van overspel, blootgesteld aan een openbare vernedering. Het slachtoffer werd bij het vallen van de avond van huis opgehaald en dan met veel kabaal op een ezel of een mestkar door het dorp gevoerd en zo te schande gemaakt. Wie in deze positie verkeerde, was tijdelijk uit de gemeenschap verstoten; hij zou daarin kunnen terugkeren als hij zich in het vervolg zou onthouden van het soort gedrag waarvoor hij aan het beschamingsritueel werd onderworpen.Ga naar eind9. | |
FunctiesBeschaming leidt tot schaamte, en die schaamte is een ellendig gevoel van onvolkomenheid dat door het individu lijdzaam wordt ervaren - zoals, naar we mogen aannemen, degenen die bij een volksgericht op een mestkar gezet waren er het verstandigst aan deden hun lot lijdzaam te ondergaan. Bij de volksgerichten ging het om onverholen beschaming. Tegenwoordig geschiedt de beschaming vaak op veel subtielere wijze, hetgeen ertoe kan leiden dat mensen flauwe signalen van afkeuring veel zwaarder opnemen dan ze bedoeld waren, of zich zelfs beschaamd gaan voelen zonder dat anderen enig teken van afkeuring hebben gegeven. Welke kunnen de functies zijn van al deze vormen van op al dan niet denkbeeldige beschaming berustende schaamte? Ter beantwoording van deze vraag wil ik uitgaan van een eenvoudige veronderstelling: schaamte is sociale pijn. Ook van pijn is het moeilijk precies en met zekerheid te zeggen wat de functies ervan zijn. We weten echter dat pijn meestal optreedt als een begeleidingsverschijnsel, van kwetsuren of ziektes, en dat het dan in ieder geval een signaalfunctie heeft. De persoon die pijn lijdt merkt dat er iets mis is. En zo is het ook met schaamte, denk ik. Schaamte betekent slecht nieuws. Het herinnert degene die zich schaamt eraan dat er iets mis is. Hij beseft dat hij aanstoot heeft gegeven en zich nu in een kwetsbare en weerloze positie bevindt, overgeleverd aan het onwrikbaar negatieve oordeel van anderen. Dit besef kan, zoals gezegd, op inbeelding berusten. Maar ook in dat geval is het effect hetzelfde: de persoon wordt teruggeworpen op zichzelf, hij of zij is een moment helemaal alleen, en kan in dat isolement tot inkeer komen. Dat is één kant van de medaille. Ik gebruikte het woord functies met opzet in het meervoud, want de schaamte kan niet alleen naar ‘binnen’ maar ook naar ‘buiten’ een uitwerking hebben. Mensen die iemand al dan niet bewust tot schaamte hebben gebracht, kunnen nu van de beschaamde het signaal opvangen dat hij de hele gang van zaken beseft en betreurt. Hij geeft te kennen dat hij het oordeel aanvaardt en eronder lijdt. Dat is dan het goede nieuws voor de anderen. Wie zich schaamt, verzet zich niet meer; hij geeft zich gewonnen. Vertoon van schaamte is een vorm van gedweeheid - waarmee uiteraard niet gezegd is dat er geen innerlijke strijd aan te pas komt, noch dat er geen bezinksel van wrok | |
[pagina 337]
| |
achterblijft, integendeel. Maar de voorlopige uitkomst is er een van aanvaarding van het afwijzende oordeel. Schaamte is zo bezien iets heel anders dan rood aanlopen van woede, klaar om in de aanval te gaan; het is juist een vorm van wat in de psychologische literatuur wel intropunitief reageren genoemd wordt.Ga naar eind10. De straf slaat naar binnen waardoor de mogelijkheid geopend wordt tot accommodatie en verzoening. Het kan daarbij zelfs gebeuren dat men het oordeel van de anderen niet eens afwacht. In plaats van het zover te laten komen dat men in een mestkar wordt rondgereden zorgt men ervoor niet in opspraak te komen. Men neemt een houding van anticiperende schaamte aan: ingetogen, beschroomd, preuts. De schaamte werkt dus naar twee kanten: enerzijds is er de sociale pijn die gevoeld wordt door degene die aan de beschaming door anderen is blootgesteld (of daarvoor vreest). Anderzijds zijn er de aanwijzingen die iemand die zich beschaming op de hals heeft gehaald geeft, dat hij zich de verwijten aantrekt en dat hij pogingen doet om zichzelf te ‘verontschamen’. Zo zou dus de schaamte, met inbegrip van het blozen, functioneren. Het gaat om een reactie (die kan verkeren in een anticipatie) op een proces van beschaming - een reactie die vervolgens door anderen kan worden uitgelegd als een uitnodiging tot ‘verontschaming’. Schaamte verschijnt aldus als een uiting van ootmoed en berouw. Wie zich schaamt weet zich overgeleverd aan een oordeel dat hem noodlottig kan worden. Vandaar de signalen: zich klein maken, weg willen kruipen, tonen dat men het liefst onzichtbaar zou willen zijn - zoals degenen doen die betrapt worden bij Candid Camera. Het is moeilijk bij dit soort reacties onderscheid te maken tussen ‘natuurlijke’ en ‘aangeleerde’ gebaren. Iedereen groeit nu eenmaal op in een sociale omgeving waarin hij van jongsaf aan ziet hoe anderen zich in bepaalde situaties gedragen. ‘Spontaan’ en ‘gestileerd’ hoeven geen tegenstellingen te zijn; denk alleen maar aan de manier waarop voetballers hun blijdschap tonen als er een doelpunt is gemaakt. Dit neemt natuurlijk niet weg dat gevoelens van trots of schaamte vaak heel moeilijk te verbergen zijn. Blozen is, alweer, een goed voorbeeld. Weinig mensen hebben dat in de hand. Maar juist de dubbelzinnigheid van het signaal bij blozen zegt toch wel iets heel opmerkelijks over het verschijnsel schaamte. De boodschap is eigenlijk een typische double bind: kijk mij eens, let niet op mij. Juist deze tegenstrijdigheid kan misschien verklaren waarom mensen niet alleen blozen als ze op iets onbehoorlijks worden betrapt, maar ook als ze worden geprezen. Ook dat kan immers een reden zijn tot hevige gemoedsaandoeningen: je weet dat er op je gelet wordt, en dat er misschien heel wat op het spel staat. Wie zich bescheiden opstelt, zet in het maatschappelijk spel laag in; wie zich lof laat toezwaaien verhoogt de inzet. Zo staat er ook bij verliefdheid veel op het spel; en ook die verhoogt de kans op blozen. Maar genoeg over het blozen, dat zo slecht begrepen reactiepatroon. Terug naar de ‘verontschaming’, die ik heb gedefinieerd als een poging om beschadigde sociale betrekkingen te herstellen. Vaak mislukken zulke pogingen - hetzij omdat de anderen het signaal niet herkennen of niet bereid zijn het te honoreren, hetzij doordat de persoon zelf de tekenen dat alles weer in orde is niet goed interpreteert. In zulke gevallen ontstaat de woekering van geloochende schaamte waar Scheff over schrijft en die ook in Schaamte van Rushdie zo doordringend aanwezig is. Daar is schaamte niet meer een tijdelijk signaal, maar is het een blijvende conditie geworden. | |
VeranderingenHet woord beschamen kan heel ‘onschuldig’ klinken. Ik hoop voldoende duidelijk te hebben gemaakt dat het gaat om een verre van onschuldige zaak. Mensen kunnen elkaar en zichzelf door beschaming in diepe ellende | |
[pagina 338]
| |
storten. Bij volksgerichten en andere beschamingsrituelen kan het zeer hard toegaan. Er loopt een hele schaal van goedmoedige terechtwijzingen via grof schelden tot hardhandige en grimmige vernedering, die zelfs kan uitlopen op verstoting uit de groep. Vooral in kleinere, geïsoleerd levende gemeenschappen betekende uitstoting uit zo'n gemeenschap vaak niet alleen de sociale maar zelfs de fysieke dood, omdat er buiten de eigen groep bijna geen overleving mogelijk was. Niet alleen pasgeboren baby's hangen aan de levensdraad van de sociale aanvaarding; zeker in een kleine besloten gemeenschap gold dat voor iedereen. Dit maakt ook bepaalde voorvallen die bekend zijn uit de antropologische literatuur begrijpelijk, zoals dat van de jonge Trobriander die, nadat er van hem een buitenechtelijke relatie aan het licht was gekomen, zelfmoord pleegde.Ga naar eind11. Dergelijke voorvallen geven een navrante betekenis aan een uitdrukking als ‘zich doodschamen’. De volksgerichten op het Nederlandse platteland waren minder grimmig, maar zelfs daar kon het er hard aan toegaan en het was nooit uitgesloten dat het feest een dodelijke afloop had. In onze tijd worden dit soort volkse beschamingsrituelen zélf als beschamend ervaren - in het oog van de natie, en daarmee ook van de meeste ingezeten van een dorp als Staphorst, dat nog in de jaren zestig van de twintigste eeuw door deze vorm van folklore in het nieuws kwam.Ga naar eind12. Kinderen doen nog steeds onbeschaamd aan beschaming. Dat is een onderdeel van de kindercultuur waar ook de nu opgroeiende generatie niet afkerig van is. Ouders en opvoeders doen hun best om het te ontmoedigen en zowel de beschaming als het hevige schamen tegen te gaan; de recente acties tegen pesten op school passen in dit kader. Onder volwassenen hebben zich allerlei subtiele vormen van beschaming ontwikkeld. Een aardige illustratie uit de Europese cultuurgeschiedenis levert een voorval opgetekend door Giovanni della Casa in zijn Galateo (1558). De bisschop van Verona had een edelman op bezoek, die zich onderscheidde door goede manieren. In één opzicht echter schoot hij te kort. De bisschop zei hier niets van, maar hij liet de edelman bij zijn vertrek vergezellen door Galateo, die de bezoeker moest complimenteren met zijn goede manieren en erop wijzen dat hij wat te luid smakte bij het eten - dit alles bij wijze van afscheidsgeschenk.Ga naar eind13. Norbert Elias, die deze anekdote aanhaalt, merkt in dit verband op: ‘Gedwongen op een nieuwe manier samen te leven, worden de mensen gevoeliger voor wat anderen bezielt.’ Zij leren behoedzamer en subtieler te zijn, zowel bij het geven als bij het ontvangen van signalen van afkeuring. Het botweg beschamen is zeker niet uit het maatschappelijk verkeer verdwenen, maar in vele omstandigheden wordt aan meer omzichtige vormen van terechtwijzing de voorkeur gegeven - of wordt zelfs elke vorm van terechtwijzing vermeden. Collectieve beschaming zoals die plaatsvond in charivari's en volksgerichten is alleen daar effectief waar voor de beschaamde persoon geen uitweg bestaat: geen andere gemeenschap waarin hij zijn toevlucht kan zoeken noch enige hogere instantie die hem bescherming kan bieden.Ga naar eind14. Naarmate dit soort besloten gemeenschappen worden opengebroken, vermindert de levensvatbaarheid van deze beschamingsrituelen. Waarschijnlijk geldt als regel dat hoe gedifferentieerder de sociale structuur wordt, des te gevarieerder de sociale controle zal worden, en des te subtieler de beschaming. Er is dus zeker een verband tussen beschaming en beschaving. Beide komen in iedere menselijke samenleving voor, in verschillende vormen, afhankelijk van de cultuur en de machtsverhoudingen. Deze op zichzelf nog weinig zeggende constatering voert niet zozeer naar een conclusie als wel naar een nieuw probleem, namelijk dat van de verhouding tussen schaamte en schuld en vervolgens tussen de zogenaamde schaamte- en schuldculturen. Ik heb de indruk (vooral onder invloed van enkele passages bij Ruth | |
[pagina 339]
| |
BenedictGa naar eind15.) dat het onderscheid tussen schaamte en schuld wel eens wordt overdreven, en in ieder geval te weinig wordt bezien in het licht van opeenvolgende maatschappelijke ontwikkelingen. Schaamte lijkt me, zoveel is wel duidelijk geworden, een universeel menselijk gegeven. Processen van beschaming komen in iedere samenleving voor; individuen kunnen verschillen in de mate van ontvankelijkheid, maar wie totaal ongevoelig is voor signalen van beschaming zal af en toe harde sociale klappen te incasseren krijgen. Het verschil tussen schaamte en schuld lijkt me vooral hierin gelegen dat schuld sterker dan schaamte gebonden is aan bepaalde institutionele voorwaarden. In onze eigen Europese geschiedenis hebben zich met name twee instituties ontwikkeld met een sterke tendens om ‘schuld’ te verheffen boven ‘schaamte’, namelijk Kerk en Staat. De biechtstoel en de rechtzaal vormen als het ware de materiële neerslag van een streven om de beschamingsrituelen te vervangen door meer zakelijke vormen van beschuldiging. De beschaming was totaal en onvoorwaardelijk: de beschaamde werd te kijk gezet en had geen enkel verweer. Bij de biecht en in een staatsrechtelijk strafproces krijgt de persoon om wie het gaat zelf de gelegenheid om zich te verdedigen. Zouden mensen het specifieke gevoel kunnen kennen dat wij nu schuldgevoel noemen, als zij niet het vermogen om schuldvragen te stellen hadden ontwikkeld in het spel van beschuldigingen en verontschuldigingen binnen de institutionele setting van kerk en staat? |
|