| |
| |
| |
Hugo Dittberner
Vallen
Het zou waarschijnlijk een droevig verhaal zijn geweest als ze niet Laila had geheten.
- Heet ze echt Laila?
- Ze is zich natuurlijk zo gaan laten noemen. Toentertijd, in de jaren vijftig en zestig, toen je die tophit had: Laila, küsse mich und quäle mich, diese Nacht vergeß ich nicht.
- Zoiets was toen in de mode.
- Je zult ze de kost moeten geven die zich naar John F. Kennedy, Robert S. Dingsdorf of Walter P. Otto noemden; ik ging Paul heten, terwijl ik iedereen die me Paul noemde met Bodo aansprak.
- Maar Laila, en dat tot op de dag van vandaag?
- Je gaat eraan wennen.
- Is ze niet een intellectuele?
- Tandarts. Ze was toen niet in zo'n beste toestand. Overgang. Aanvallen van duizeligheid, haar man gestorven, de kinderen het huis uit...
- En evengoed blijft ze zich Laila noemen?
- Natuurlijk niet zomaar. Toen ze op een avond de kroeg in dook, kwam ze in zo'n incrowd-clubje terecht; te midden van de slagers, noemt ze het zelf, omdat er een slagersechtpaar bij hoorde dat voor de anderen aldoor weelderig verpakte hompen vlees en worst bleef meebrengen. In dat clubje hebben ze haar toen met die naam opgescheept, en wel omdat ze nieuw was en relatief fris en jong... en omdat het er in dat soort kliekjes om gaat elkaar vlug aan te voelen, als je begrijpt wat ik bedoel. Laila is dan precies goed, want het is of was in ieder geval destijds zoiets als een pseudoniem voor geil.
- Met de hitsige platte boender.
- Je kunt nooit meer zonder zo'n woestijnachtergrondje, buikdans en idiote spot, je weet wel, zo'n ultraviolette lichttoestand.
- De laatste strohalm, vertel mij wat. Maar waarom heeft ze die naam gehouden? Ze zit vast allang niet meer in dat kliekje.
- Die zijn allemaal al een poos dood. Je kunt er gif op innemen dat dit
| |
| |
soort opgefokte groepjes zich steevast ontpopt als van die premortale sekten.
- Nou, nou.
- Let er maar eens op. Het lichaam zendt zo zijn signalen uit en dan kun je er gewoon niet meer mee ophouden verder te springen dan je stok lang is. Het eerste wat je dan hoort is dat die en die is gestorven, en dan zij, en zo gaat het verder tot de onnozele rest, de jabroers en -zusters en de profiteurs, ook naar boven is verkast. De overblijvers kun je dan moeilijk een groep blijven noemen.
- Nee, inderdaad niet.
- Als de trendsetters en sfeercracks het laten afweten blijft er niet zoveel meer over waar je terecht kunt.
- Maar evengoed, Laila, ik weet het nog zo net niet.
- Oké, jij je zin. Ze zat maar een jaar of twee, drie in dat clubje, 's avonds, in de weekends, zijzelf zegt: ieder minuutje dat ik vrij was. Het was een verslaving. Zonder die luidruchtige loltrapperij in haar vrije tijd had ze haar werk niet kunnen volhouden.
- Een tandarts. Nou vraag ik je toch!
- Niet alleen maar mensen van eenvoudige komaf zijn getikt, of Duitsers, of criminelen. Dat gaat dwars door alle lagen heen, maar de meesten willen dat niet inzien.
- Je kunt niet ontkennen dat ze de naam hield.
- Ze is eraan gewend geraakt, zegt ze, en ze zou het behoorlijk lullig van zichzelf hebben gevonden om de mensen te verloochenen aan wie ze het te danken heeft dat ze toen door haar crisis is heen gekomen.
- Kom nou! Hoezo verloochent ze die als ze haar eigen doopnaam gebruikt?
- Daarvoor moet je niet bij mij zijn. Ze is een koppig, eigenaardig trots mens, dat kun je uit van alles en nog wat opmaken. Uiteindelijk is ze maar verhuisd en heeft ze haar beroep eraan gegeven. Op haar oude dag is ze zelfs zoiets als een cultureel leven gaan leiden met toneel, concert, lezingen, lezen...
- En toch bleef ze zich nog steeds Laila S. noemen...
- Dat is alles: Laila. Om precies te zijn: mevrouw dr. Laila Tenbruck... Hoe het ook zij, dat is nu eenmaal een gekte van haar. Die accepteer ik. Natuurlijk kun je die rare gewoonte van haar niet los zien van haar voorgeschiedenis. Zo word je ook niet echt droevig. Het is doodgewoon een geval van vallende ziekte.
- Met een beetje veel vallen, dan.
- Ik wou je net uitleggen hoe het komt dat een levensverhaal dat je eigenlijk verdrietig zou moeten maken, geen verdrietige indruk
| |
| |
maakt omdat je weet dat de heldin van dit verhaal erop stond zelfs op gevorderde leeftijd een uit gekkigheid aangenomen naam te blijven voeren en om nu in de waarste zin van het woord in alle eeuwigheid Laila te heten.
- En wat is dat dan wel voor een verhaal met die Laila van jou?
- Het is niet mijn Laila. Ze is al boven de tachtig.
- Kom nu maar op met je verhaal.
- Sinds een jaar of twee wil ze nogal eens vallen. Het is allemaal begonnen toen ze op zekere dag, toen ze bij een van haar wandelingen onder de blote hemel, zoals ze dat noemt...
- Eigenaardig, of eigenlijk wel apart...
- Daarmee doelt ze denkelijk op de tegenstelling tot wandelingen door haar eigen woning of door een museum... Hoe het ook zij, op een van haar wandelingen kwam ze toen ten val voor een bungalow in de Sieverstraße en was enige tijd van de wereld. Daar lag ze als een meikever op haar rug en ze werd door de oude meubelmaker en zijn vrouw, die in de bungalow woonden, vanuit het keukenraam ontdekt. De meubelmaker en zijn vrouw kwamen naar buiten en bereikten Laila precies op het moment dat ze weer bijkwam en haar ledematen voorzichtig begon te bewegen. De meubelmaker stond op het punt haar overeind te helpen, maar daar voelde ze niets voor. Als je een ouder iemand hup-twee-drie op wilt tillen zou een schoudergewricht het maar al te makkelijk begeven, nietwaar?
- Je moet inderdaad deskundig en doortastend van achteren onder de oksels...
- Laila drong erop aan voorlopig even met rust te worden gelaten. Toen draaide ze zich om en probeerde te gaan staan om als het even kon zelf overeind te krabbelen. Tenminste, ze zei dat ze dat van plan was. Onderhand echter zette de vrouw van de meubelmaker haar bril weer op haar neus en drukte haar pruik op haar hoofd, gevolgd door haar alpinopet, opdat ze zich niet hoefde te schamen voor de meubelmaker. Toen ging ze met moeite op haar knieën zitten en zei: Goddank, niets gebroken en: Nu mag u mij verder overeind helpen - en toen stond ze op, geholpen door de meubelmaker en diens vrouw, die haar elk van een kant onder de arm hadden gepakt. Dat was makkelijker gezegd dan gedaan omdat de beide helpers zelf al oude mensen waren.
- Zie je nou wel, het lukte dus. Maar wat is daar nu verdrietig aan, ook zonder Laila en haar woestijn? Een ongeval van niets dat vrij goed, zeg maar rustig zonder vervelende gevolgen afliep.
- Als je het zo opvat, gelijk heb je. Het liep zelfs nog mooier af want de meubelmaker en zijn vrouw vroegen Laila even binnen om haar jas af
| |
| |
te borstelen en om een beetje op verhaal te komen en een kopje thee te drinken, tenminste als ze er niet de voorkeur aan gaf een dokter te laten komen en ze zich echt weer helemaal lekker voelde. Goed, niks aan de hand. Laila nam de uitnodiging voor alle zekerheid aan.
- En nu zijn die twee dikke maatjes met Laila geworden.
- Nee, dat niet bepaald. Laila is die dag nog een uurtje gebleven en heeft naar hun levensverhaal geluisterd. Daarna heeft ze hen nog een keer of twee, drie gezien, maar dan eerder bij toeval. Ze behoorden niet tot haar milieu.
- En dat zegt Laila, nota bene!
- Het is heel wat anders als je voor de grap je eigen niveau loslaat, of in een serieus, grondig, het menselijk bestaan belichtend gesprek onder zes ogen.
- Maar toch, die Laila...
- Ze vindt dat belangrijk. Pas dan spreekt zo'n blik helemaal tot haar verbeelding.
- Inderdaad, die blik.
- Ze zegt dat wanneer ze op de grond ligt en de mensen zich over haar heen buigen, om de dooie dood niet altijd even hulpvaardig, die blik voor haar iets heel bijzonders betekent.
- Het lijkt me dat je er, met dat al, innige contacten met Laila op na houdt.
- Ik heb Laila een paar jaar geleden leren kennen, toen ik hetzelfde huis betrok. Ze woonde een verdieping onder mij en ik maakte op zekere dag in de vestibule kennis met haar. U bent die meneer die altijd zoveel heen en weer loopt, zei ze, en daarbij naar muziek luistert. Ik bereidde me al voor op een woordenwisseling, want wat kunnen zulke openingszinnen anders inluiden dan de overgang naar een grimmig verzoek voortaan wat meer rekening met haar te houden. Maar toen zei ze: Ik loop zelf ook zo graag in mijn woning op en neer, tenminste zolang het nog kan, en waarschijnlijk zal mevrouw Noack, dat is de vrouw die beneden me woont, mij precies zo horen als ik u, nou ja, niet helemaal zo omdat ik niet meer zo'n krachtige tred in huis heb. Maar laat u zich in godsnaam niet afhouden van uw gestap. Ik mag het graag horen, ik moet zelfs bekennen dat ik me met u verbonden voel. Want je hebt benenstrekkers en niet-benenstrekkers...
- Natuurlijk.
- De benenstrekkers, daar kwam haar filosofie op neer, zijn levendiger, gemakkelijker in de omgang en ook steviger van aard.
- Betere mensen.
- Daar komt het waarschijnlijk op neer. In ieder geval inviteerde ze mij als mede-benenstrekker meer dan één keer voor een kopje thee
| |
| |
en dan maakten we een praatje. Ze vertelde me dat ze de laatste tijd de neiging had te vallen, en helemaal niet wist hoe dat vallen precies in zijn werk ging. Maar dat vond ze ook niet zo belangrijk...
- O nee?
- Wie weet had er op die plek een hobbel in de stoep gezeten, of kreeg ze nu definitief last van duizelingen.
- Maar dát scheelt een dwarsstraat: definitief last van duizelingen...
- Ik weet niet of ze het precies zo heeft gezegd of dat ik het alleen maar zo formuleer... Hoe het ook zij, ze viel gewoon, overigens altijd gelukkig zó dat ze nooit iets brak, maar er met blauwe plekken en kneuzingen af kwam. Maar, zoals ik al zei, dat was niet zo belangrijk voor haar.
- Zolang de menselijke stem bestaat zal men ‘zoals ik al zei’ zeggen...
- Maar wél dat ze daar dan op de grond lag, en bij het omhoogkijken, nog zonder bril, want die had ze meestal tijdens het vallen verloren, haar blik kruiste met de blikken van de mensen die om haar heen kwamen staan.
- Geen wonder, ook ik zie onze Laila al aan mijn voeten liggen en staar op haar neer...
- Je slaat de spijker op de kop, man: het waren die starende blikken waarin de doodsschrik aan het werk was geweest...
- Een beetje minder kan ook wel: doodsschrik.
- Hoor eens even, als jij een oude dame ziet kopjeduikelen richting trottoir en ze blijft liggen, dan zou jij zelfs last kunnen krijgen van een angstig vermoeden dat dit wel eens een slotakkoord zou kunnen zijn... Daar lag ze dan en haar blik kruiste de, zoals zij dat formuleerde, anti-doodsblik van de mensen die zich over haar heen bogen en die dan opgelucht en blij waren haar de bril, pruik en pet weer te kunnen aanreiken en haar bij het opkrabbelen te kunnen helpen.
- Waaruit ik mag opmaken dat Laila van haar vallen een gewoonte ging maken.
- Dat is nu precies de reden, goochemerd, dat ik jou het verhaal vertel.
- Ze had, om maar eens wat te noemen, naar de dokter kunnen gaan.
- Ze was immers allang onder behandeling en de dokter had haar er juist voor gewaarschuwd en haar de raad gegeven niet meer zo lang en zo ver te gaan lopen, geen trektochten te ondernemen, enfin, je kent ze wel, dat soort leefregels van artsen.
- Maar ze is nu eenmaal een wandelmens...
- Precies. Ze wilde absoluut geen afstand doen van haar wandelingen onder de blote hemel zolang ze nog een voet kon verzetten. En in zeker opzicht genoot ze zelfs van het vallen, minder van het eigenlijke
| |
| |
vallen, want dat kon ze zich helemaal niet herinneren, maar van de minuten erna, wanneer ze de anti-doodsblik ontmoette, wanneer ze de mensen leerde kennen die haar hadden gevonden en die haar met deze blik bejegenden.
- Helemaal geen slecht idee. Zichzelf zo een blik te gunnen.
- Ja, het moeten wel onvoorstelbare blikken geweest zijn, intens en toch afwezig, alles wegduwend en afwerend en toch zo dichtbij, als het ware naar zich toe dwingend...
- Je bent aan het dichten geslagen.
- Nou, ik niet. Ze heeft het mij maar al te vaak beschreven. Het hield haar steeds meer bezig, bijvoorbeeld hoe scholieren keken, want ze maakte graag een extra ommetje over het schoolplein.
- Haast zoiets als iemand die van plan is zichzelf in een badinrichting te verzuipen.
- In ieder geval moest het een terrein zijn met veel mensen, waar ze gauw gevonden zou worden en waar ze kans had die blik tegen te komen.
- Niet-benenstrekkers zouden zich anders wel schamen altijd op de grond te worden aangetroffen.
- Niet altijd natuurlijk. Ze kon weken achter elkaar uitgaan zonder te vallen en dan gebeurde het ineens weer. Dat kon dan de eigenaardigste gevolgen met zich meebrengen. Iemand schoof een boek onder haar hoofd als ze daar weer eens als een meikever op haar rug lag en juist haar ogen opende.
- Het was vast koud, of misschien was het een boekhandelaar.
- Nee hoor, het was zelfs een tamelijk bekende man, de uitgever van een woordenboek voor scholieren...
- Die zijn woordenboek onder...
- Maar deze heer begeleidde haar nog een eind weegs, ze was er zo goed als zeker van dat hij het deed om zijn blik ongedaan te maken.
- Zijn anti-doodsblik.
- Hij wilde haar alleen maar aan het verstand brengen dat ze absoluut niet in zo'n gevaar had verkeerd, dat ze zich vergist had wanneer ze dacht dat ze uit zijn ogen een dergelijke huiveringwekkende blik meende te hebben opgevangen. Iets dergelijks.
- Een echte heer.
- Ik moet bekennen dat ik ze samen voor me zag toen Laila me het verhaal deed. Het was zo'n smerige middag in november, de straatlantaarns brandden al en gezien de gesteldheid van het licht kon een mens zich in feite iedere blik permitteren. Genoemde heer klopte haar jas af en bood haar zijn arm. Maar dat was iets dat Laila steeds van de hand wees om onmiddellijk de test te doorstaan of ze alleen
| |
| |
kon lopen. De blauwe plekken bekijk ik altijd pas thuis, vertelde ze mij, niet zonder een zekere koketterie. Enfin, ze liep dus naast die heer op en voelde hoe zijn blik haar zocht, hoe die gewoonweg als een vlam in haar richting lekte...
- Daar zeg je me wat: als een vlam lekte...
- Hij boog een eindje naar voren terwijl ze enigszins aarzelend begonnen te lopen en keek haar in het gezicht. Zijn blik drukte een en al kalmering uit, je kent ze wel, die aimabele bekketrekkerijen, je reinste loochening van de anti-doodsblik...
- Hoe moet ik me die voorstellen?
- Een starre bezwerende blik die de dood de toegang via het oog weigert, die zoiets uitdrukt als: wil je wel eens buiten blijven! Neem maar liever deze zondaar dan mij. Spaar me, dood. Haal het niet in je hoofd.
- Jouw these komt dus hierop neer dat een toevallige voorbijganger een zo te zien dodelijke situatie pareert met een anti-doodsblik.
- Nu moet je toch eens goed naar me luisteren: jij moet zulke abstracties als these enzovoorts uit je hoofd zetten. Denk maar: wat nu volgt is een beetje nonsens, dan kom je veel dichter in de buurt van wat ik je wil vertellen.
- Maar of ik het dan wel wil weten...
- Iedereen moet alles weten zodra het over de dood gaat.
- Misschien niet onder alle omstandigheden.
- Vind je het niet grandioos dat Laila door haar prefinale vallen nog twintig, dertig mensen heeft leren kennen, die zich met die blik in hun ogen over haar heen bogen. Ze raakte gewoonweg hoteldebotel als ze het erover had. Hun blik is zo star en de mensen zijn zo open.
- Lijkt mij in tegenspraak met zichzelf.
- Vind ik niet. Ze concentreren hun defensieve potentieel in die blik en als hij dan niet op zijn plaats blijkt, stort hun innerlijke harnas in elkaar en zijn ze dankbaar en open. Daar ligt iemand met wie je toch nog kunt praten. En dan ga je er ook mee praten. Daar ligt er een die je nog als een levende kunt aanraken en dan raak je hem aan.
- Nu word je toch pathetisch.
- Het is pathetisch. Mijn vallen, zei Laila altijd, en het klonk haast teder... Op een keer werd ze door een schoenmaker van orthopedisch schoeisel op de been geholpen. Die zag toen meteen dat ze in verband met haar likdoorns een extra breed paar schoenen best kon gebruiken... Hè, laat me even uitpraten: hij begeleidde haar naar de dichtstbijzijnde bank, nam de maat en vervaardigde voor haar de mooiste schoenen die ze ooit van haar leven had gehad, en dat nog gratis ook. Daardoor kreeg ze nog meer zin in haar wandelingen onder de blote hemel.
| |
| |
- Om kort te gaan, ze heeft vermoedelijk de halve stad leren kennen, op het moment dat de mensen achter hun anti-doodsblik vandaan kwamen...
- Nu je het zegt, de locoburgemeester, een tegelzetter en zelfs een callgirl...
- Die vermoedelijk onmiddellijk bereid was tot mond-op-mondbe-ademing...
- Zet nu niet meteen al je medegevoel overboord... Mijn verhaal heeft een tragische pointe. Want toen ze op een dag weer gevallen was, kwam als eerste een kerel aanlopen die niet eens stilstond maar zo over haar heen stapte, waarbij hij op haar been trapte, en wel zo dat het been, dat al die andere keren niet was gebroken, brak.
- Afschuwelijk, zeg.
- Later legde de kerel een verklaring af, dat dit allerminst in zijn bedoeling had gelegen, hij had doodeenvoudig niet goed opgelet. Hij wou er alleen maar overheen stappen, maar zijn laarzen moesten toch nog iets geraakt hebben.
- Ze zouden die parachutistenlaarzen moeten verbieden.
- Nadat ze het ziekenhuis had verlaten, hinkte Laila verschrikkelijk en ze redde het niet meer in haar eentje. De afstanden die ik met zo'n plezier heb afgelegd zijn te lang voor me geworden, zei ze. En nu ging ze ook nog last krijgen van mijn heen-en-weergeloop en van bijna ieder geluid in huis.
- Zo zie je maar hoe de benenstrekkers uiteindelijk in niet-benen-strekkers veranderen...
- Ze vertrok naar een bejaardentehuis, waar ze zo met zorgen wordt omringd dat haar niets meer kan overkomen.
- Wat rottig voor d'r.
- Precies hetzelfde zei ze tegen mij toen ik haar daar opzocht. Ze is weer helemaal opgeknapt en vertelt alweer over haar val-avonturen en over haar anti-doodsblik kandidaten in spe. Maar je begrijpt dat er nog heel wat wensen zijn overgebleven die niet vervuld werden. Ze had bijvoorbeeld altijd een lief ding overgehad om ooit een dominee...
- Dat jok je!
- Waarom zou ik erger jokken dan Laila.
- Da's een goeie!
- Uitgerekend de mensen die je permanent op tv ziet, leraren, vakbondsbestuurders, dominees, politiemensen, demonstranten en politici, nou ja met uitzondering dan van die locoburgemeester - maar die was dat alleen maar geworden omdat hij tot de liberale partij hoorde -, uitgerekend die mensen die ze graag eens persoonlijk
| |
| |
had ontmoet kwamen nooit langs...
- Heeft ze geen familie?
- Ze heeft familie, kinderen en kleinkinderen...
- Evengoed...
- Het is een passie, een wilde serieuze passie! Ik begrijp er alles van. Jou zegt het niets omdat de meeste mensen hun best doen te voorkomen in het openbaar te vallen, om de medemens niet tot last te zijn.
- Evengoed, ik kan haar nog steeds niet helemaal volgen, die Laila.
- Trek het je niet aan, ze is immers allesbehalve dood. Er volgt heus nog iets. Misschien loop je haar nog wel eens tegen het lijf...
- Evengoed.
|
|