K. Michel
Glas is een trage vloeistof
Op het beeldscherm in de etalage zie ik een man. Hij staat te zwaaien op een van de vele bovendekken van een cruiseschip. De zon schijnt, de zee is kalm, de naam van het schip is onleesbaar. De man draagt een witte broek en een wit shirt. Hij slaat de ene golfbal na de andere in zee. De lucht is vol geverniste kleuren. Na iedere slag volgt hij de boog met zijn opgeheven gezicht en laat dan de club zakken.
Eenmaal uitgerold in de woestijn wordt een tapijt een tuin.
Recentelijk hebben Amerikaanse onderzoekers ontdekt hoe een waterdruppel valt. Je zou denken dat een hoeveelheid water die te zwaar wordt voor bijvoorbeeld de tuit van een kraan zich losmaakt, slechts vastgehouden door een waterdraadje dat steeds dunner wordt en dan knapt, waarop de druppel naar beneden suist. Maar zo gaat het niet, de draad blijkt niet in één keer dunner te worden, nee, hij blijkt zich in verschillende etappes telescoopvormig uit te rekken, en het vallen blijkt niet in een vloeiende beweging te verlopen maar trapsgewijs te gaan.
Ze kan de uitgang niet vinden omdat ze voortdurend opbotst tegen haar schaduw die een massieve gestalte heeft aangenomen. ‘Alsjeblieft,’ zegt ze smekend. De voetstappen komen dichterbij. Dan begint ze te krabben. Onder haar nagels voelt ze een kaasachtige substantie opzwellen. Ze wil schreeuwen maar haar keel zit dicht.
‘Na afloop van de persconferentie nam de president een bad in de menigte op het plein voor het paleis,’ kraakt de wekkerradio.
Laatst zag ik iemand in huilen uitbarsten. Omdat ik die persoon nauwelijks kende, keek ik iets minder aangedaan dan anders toe. Daardoor viel mij ineens op dat aan het huilen een stadium voorafging waarin het lichaam tegenstribbelde. Ik zag dat de schouders allerlei dwarse bewegingen maakten en dat het gezicht allerlei grimassen trok