Willem G. Weststeijn
Over Olga Sedakova
Olga Aleksandrovna Sedakova (geb. 26-12-1949 te Moskou) behoort samen met haar generatiegenote Jelena Sjvarts en de wat oudere Bella Achmadulina en Inna Lisnjanskaja tot de belangrijkste nog levende Russische dichters. Sedakova studeerde aan de universiteit van Moskou, schreef een dissertatie over Slavische folklore bij het prestigieuze hoofdstedelijke Instituut voor Slavistiek en Balkanistiek en werkte vervolgens een tiental jaren bij een wetenschappelijke informatiedienst. In 1989 kreeg ze een aanstelling als docente poëtica bij het imli (Instituut voor wereldliteratuur, het Moskouse instituut waar schrijvers worden opgeleid). Eigenlijk is ze pas sinds dat jaar regelmatig met eigen werk naar voren gekomen. Daarvoor publiceerde ze wel vertalingen, van dichters uit verschillende taalgebieden, onder anderen Pound, Eliot, Dickinson, Rilke, Petrarca, Dante, Ronsard, Horatius, maar verschenen haar eigen gedichten nauwelijks in de Russische pers. Dit kwam niet omdat ze geen gedichten schreef; naar verluidt heeft ze tien bundels klaar liggen, waarvan er tot op heden slechts twee zijn gepubliceerd: Poorten. Ramen. Bogen (Parijs, 1986) en Een Chinese reis (Moskou, 1991). Het is altijd moeilijk na te gaan waarom een dichter plotseling blijkt aan te slaan: tegenwoordig kan Sedakova terecht bij de beste Russische literaire tijdschriften en wordt haar werk ook steeds vaker in het Westen vertaald. Eerder dit jaar was ze poet in residence aan een van de Engelse universiteiten.
Sedakova's poëzie heeft een zekere verwantschap met die van Brodski. Ook bij haar vinden we een sterk geloof in de cultuur, dat wordt gevoed door een grote eruditie, de combinatie van opperste ernst en ironische distantie en een goed oor voor de ritmische mogelijkheden van het vers. Misschien is de beeldspraak bij haar minder ontwikkeld, maar dit komt dan weer ten goede aan de symboliek. Die is niet altijd gemakkelijk te begrijpen en noopt tot nadenken, zoals ook de vele bijbelse en mythische allusies dat doen. Alle retoriek is haar vreemd, een verademing na de luidruchtige, op het openbare leven gerichte poëzie van de sovjettijd.
Hoewel de ‘ik’ van de dichter niet centraal staat in Sedakova's poëzie, en het meditatieve de gevoelsuitstorting overheerst, maakt haar werk toch een heel persoonlijke indruk. We kunnen er geen bepaalde figuur uit destilleren, zoals dat bijvoorbeeld bij Anna Achmatova het geval is, maar worden wel geconfronteerd met een geheel eigen stemgeluid. Het is een wonder dat het chaotische Russische leven een dergelijk verfijnd geluid als dat van Sedakova nog kan produceren. Maar hoogstwaarschijnlijk is dat juist de reden van haar snel groeiende populariteit.