| |
| |
| |
Jacques Roubaud
Gedichten uit ‘Iets donkers’
Meditatie van 12/5/1985
Ik stond voor deze ongearticuleerde stilte als voor een bos of bijna anderen dachten op dergelijke momenten de geest in de een of andere remanentie te ontcijferen ze vonden daarin troost of de verheviging van hun pijn ik niet.
Onder je huid in je hand was zwaar bloed gezakt naar de toppen van je vingers ik herkende er niets menselijks in.
Dit beeld doet zich voor de duizendste keer voor als nieuw met onverminderde felheid het is onmogelijk dat het niet eindeloos zal worden herhaald een nieuwe generatie van mijn cellen als die voldoende tijd krijgen zal de reduplicatie van die fotografische afdrukken binnen in mij kostbaar vinden ik heb geen keus op dit moment.
Niets beïnvloedt me in de donkerte.
Ik probeer geen enkele vergelijking uit ik schuif geen enkele hypothese naar voren ik dring erin door met mijn nagels.
Ik ben van tijd bijziend niemand kan me zeggen zie je het gras daar tien jaar geleden daar moet je heen gaan.
De menselijke blik heeft de macht om waarde toe te kennen aan de wezens daardoor worden ze duurder.
Niemand kan me zeggen spreek en verwacht één ding van het woord het zal niet gedacht zijn.
Daar is de top de top waar geen waarheid is tenzij een palm van bladeren in de ruimte en alles wat hij verstopt.
| |
| |
| |
1983: januari. 1985: juni
Ik heb een gruwelijke afkeer van het ritmische taalregister.
Ik kom er niet toe ook maar één gedichtenbundel open te slaan.
De avonduren moeten worden tenietgedaan.
Wanneer ik opsta is het donker: altijd.
In honderden donkere morgens heb ik een toevlucht gezocht.
Ik lees onschuldig proza.
De kamers zijn gebleven zoals ze waren: stoelen, muren, blinden, kleren, deuren.
Ik sluit de deuren alsof de stilte.
Het licht me langs de oren te buiten gaat.
| |
| |
| |
Ik kan je beeld trotseren
Ik kan werkelijk je beeld trotseren, je ‘gelikenesse’, zoals dat vroeger heette. moeilijk, maar ik kan het.
Verspreid tussen de lichten, je schaduwen.
Geteld van plek tot plek: muren, laden, dit boek:
Beelden van jou, deze woorden.
Je manier van schrijven, en aanslag: Canadees.
Maar ik ben er niet toe gekomen opnieuw naar je stem te luisteren: de klankbandjes, al die uren, 's nachts ingesproken, de laatste maanden.
De andere sporen, nagelaten door de andere zintuigen, bestaan enkel in mij. Wanneer ik daarover struikel, stik ik.
| |
| |
| |
Ik ga me afwenden
Ik ga me afwenden en de aanspreekvormen opschrijven de aanspreekvormen die de enige manier zijn om jou nog een identiteit te verlenen zonder tussenschotten
Je weergegeven foto's de weergegeven zinnen van je Dagboek met zijn eigenzinnige interpunctie: één.
De resten van je rottende lijk ontbindend tot er sober en strak niets meer van overblijft op geen enkele denkbare manier te bloeien tenzij door bepaalde in onbruik geraakte en herrezen woorden waarbij de bijbelse niet tot mijn traditie behoren: twee.
De rechthoek van de kamer met bruin Japans behang en de inrichting van de dingen jouw inrichting nagenoeg intact gebleven na zo'n dertig maanden waar ik handenvol licht ontvang: drie.
Dat is drie keer jij drie keer de onherleidbaar afgescheiden verplaatste werkelijkheden van jou opgegaan in een diaspora enkel door dit voornaamwoord samengehouden: jij
Ik ben niet langer in staat ze te vertragen tenzij door ze uit te spreken de divergerende drift van de lettergrepen van je naam die
Wanneer ze niet voor mij die vaste verwijzer was in een mogelijke wereld werd herhaald enkel en alleen uit hoofde van een
Woord rondom een levend lichaam
| |
| |
| |
Enkelvoudige dood
En waarom is er een beeld nodig?
Waarom, onverschillig voor bevestiging als voor ontkenning, in de wereld, een beeld: opdringerig, voortbestaand, onverwoestbaar, zuivere herhaling, al is het van niets?
Waarom is er dit beeld nodig?
De wereld vulde zich met kleurloze, heemloze dingen, harde kern waarop de ontkenning enkel vat kreeg bij de tweede ronde, toen eenmaal de kleur was uitgeput, de bewegingen, enz...
Maar was er voor je zo-zijn nog een definitie?
Geen gesloten definitie, geen eis van overeenstemming met je definitie, geen onderbroken verwijzer, een onderbroken naam. geen.
Omringd door beelden van jou, uitgekozen door jouw ogen. uitgekozen en door jouw denken verlicht, denken in zilver in zwart. verspreid in beelden van jou.
Niet dat je beelden wegzinken. niet dat ze talrijk zijn, en liegen, om niets. maar dat ik er nooit méér over te weten kan komen.
Je zei: ‘het enkelvoudige is idioot.’
| |
| |
| |
Meditatie over de meervoudigheid
De dood is de bindende meervoudigheid
De versnippering, de verscheidenheid, golden in de meditatieve poëzie voor tekens van de dood (Sponde)
Van de val, van het verlies
Melancholie en spiegel raakten er elkaar
‘Wat ben ik dan? een razende Narcissus.’
Ontvouwd, vertraagd, onbeweeglijk, het beeld, geteld tot zoveel, dan, als omgebogen door de diepte
Voor de zuivere spiegel, en haar ogen, zou mijn blik eindeloos doorgaan, en daar zou het verlies onafwendbaar zijn
Een bepaalde korrel, een bepaalde foelie, een bepaalde kromming, in de reële spiegel, in de reële ogen, het eindigt altijd in een of ander duister mengsel. maar ook het mengsel is de dood.
‘Rottig leven, rottig leven vermengd met dood.’
| |
| |
| |
Scenario van de meditatie
Het verloop van de aandacht zie je liefst vertraagd
De punten worden opgesomd. ze waren in het geheugen opgeslagen. er ging een nacht over, zand: een aantal abstracte lichaampjes die woorden begeleiden, gemiddelde omvang van woorden, alles gehangen aan kapstokken van beelden, zonder ogenschijnlijk verband
Je gaat één voor één op zoek naar de beelden, de woorden
Met als gevolg dat er noodzakelijk verschuivingen optreden
In een ruimte die idealiter een lege en grijze vlakte is
Maar vaak ben jij daar: je ogen die niet zien je benen die opennoch dichtgaan
Je staat in de lege en grijze vlakte tussen de haltes van de meditatieve tijd
En de minste afstand wordt onoverbrugbaar
| |
| |
| |
Opdracht
Me zo toe te leggen op de dood, er de inhaligheid van iets werkelijks in te onderkennen, was toegeven dat er in de taal en haar constructies iets is dat aan mijn greep ontsnapte.
Dat is nu juist wat het minst te verdragen is. Want de insignes van de individuele uitverkiezing bestaan er juist in dat je een discipline kunt bedwingen, met haar talige verhoudingen.
De dood is geen distinctief kenmerk, in die zin dat de wezens die ze nooit zouden voorstellen, nooit meer in aanmerking komen voor het tellen.
Noch de Tronen, noch de Machten, noch de Prinsdommen, noch de Ziel van de Wereld in haar Gesternten.
Toch wilde je precies dat naar voren halen, met vervliegende fotonen, door de solarisatie van je trefzekere naakt.
Eenmaal de transcriptie gelukt, moest de schaduw nergens meer worden ondersteund op die plek waar de zon de evidentie had geduwd tot op het punt om te besluiten: het bed, dijen die zich vurig spreiden.
En dat is nu juist wat het moeilijkst te verdragen is, het schrijven met licht kan het stellen zonder bijval.
Voor wie kan lezen, enkel het voorgeborchte van wederzijds begrip.
En de zon die je inpakte tussen twee ramen.
| |
| |
| |
Reële en constante dood
In het licht. stelde ik je onwerkelijkheid vast. ze bracht monsters voort. en afwezigheid.
De wijzer van je horloge bleef voorttikken. ik maakte geheel en al deel uit van je tijdverlies.
Het was het laatste moment waarop we alleen zouden zijn.
Het was het laatste moment waarop we zouden zijn.
De hoek van de hemel. was. van nu af aan. aan mij voorbehouden. waaraan jij de wolken onttrok. en het geloven.
Je haar was geheel zwart geworden.
Je mond had zich geheel gesloten.
Je ogen waren op hun blik gebotst.
Ik stapte een nacht in met een rand. waarachter er niets meer zou zijn.
| |
| |
| |
Ik kan niet over jou schrijven
Ik kan niet waarheidsgetrouwer over jou schrijven dan jij zelf.
Niet dat ik er op zich niet toe in staat zou zijn, maar de waarheid over jou heb je zelf geschreven.
En omdat je schreef om pas na je dood te worden gelezen, omdat ik ze heb gelezen, nu je dood bent, en ze mij eigen heb gemaakt, is die waarheid heftiger dan alle andere.
Dat zou ik niet beter kunnen.
Wat ik van jou bezit, en wat alleen mij aangaat, behoort niet tot de orde van de waarheid maar van het lichamelijke:
Aanrakingen van je knieën tot je hoofd, de smaak van bier op je tong, de geur van je armen, je oksels, ogen en stem die me, van ver, in vuur en vlam zetten: ronden die niet zullen uitslijten. nog niet.
Dat is alleen van mij, en niet zonder reden.
Ik zal alleen over jou schrijven vanaf mijn eigen hoogte.
Ofwel ga ik liggen en geef schaduw.
| |
| |
| |
Het idee van die plek
Het idee als doden te bestaan op een zelfde plek.
Het idee van twee namen op een steen.
Het idee van nauwe verbintenissen. je zou je kunnen voorstellen ook die aan elkaar te hechten.
Alles van beperkte duur, symbolisch hoewel (in de meest courante betekenis)
Een zondags bezoek aan het Parijse kerkhof van Thiais. soms in de week: je voelt je beter alleen.
Lege interpunctie. er zijn bloemen of er zijn er geen. het regent of het regent niet. het is een hele afstand, de metro, een bus.
Ik ga erheen maar ik slaag er niet in eraan te denken.
Ik constateer geen aanvullend verdriet.
| |
| |
| |
Je ontschiet me
Met resten van gedichten maak ik deze zinnen. met kleuren die hun glans verloren. met troebele dagen.
In elke herinnering gaan de kleuren verloren. daar ben je licht of donker, dat is alles waarmee mijn taal kan werken.
Binnen in mij grens je aan je foto's.
Je kleuren ontschieten me één voor één. evenals je zinnen.
Een wit stuk papier ontleent licht aan een hemel waarin het wit zweemt naar grijs, omdat het door zout ging. de hemel helderder dan het papier.
En toch is die in zekere zin donkerder geweest.
Zo is je lichaam. dat alle licht aan mijn blikken onttrekt.
Maar kun je daarom stellen dat mijn ogen in gebreke blijven?
|
|