| |
| |
| |
John Ashbery
Gedichten
Groot telraam
Misschien leidt ook dit dal ons het hoofd van lang voorbije dagen binnen.
Wat anders dan zijn commerciële en verbleekte gelaat zou door het prikkeldraad rond het weiland kunnen breken?
Het zette een stoel in het weiland en maakte zich uit de voeten.
Mensen komen er 's zomers een bezoek brengen, ze denken niet aan het hoofd.
Soldaten komen naar het hoofd kijken. De stok houdt zich voor hen verborgen.
De hemel zegt: ‘Hier ben ik, jongens en meisjes!’
De stok probeert zich in het lawaai te verbergen. De bladeren zweven gelukkig over het dorre weiland.
‘Ik zou het wel eens willen zien,’ zei iemand over het hoofd, dat niet langer doet alsof het een stad is.
Kijk! Het heeft een afgrijselijke verandering ondergaan. De oren vallen af - ze zijn lachende mensen.
De huid bestaat misschien uit kinderen. Ze zeggen: ‘Wij kinderen,’ en zijn vaag, zo vlak bij de zee. De ogen -
Wacht! Wat een grote regendruppels! De ogen -
Wacht, kun je ze niet zien trippelen in het weiland, als een hond?
De ogen zijn stuk voor stuk prachtig! En nu komt de rivier om de laatste van ons weg te vagen.
Wie had dat kunnen weten, aan het begin van de dag?
Het beste is als een komeet te reizen, met de anderen, al kun je hen niet zien.
Wat schoot die teugel ver! ‘Opschieten, kinderen!’ De vogels vliegen terug, ze zeggen: ‘We hebben gelogen,
We willen niet wegvliegen.’ Maar het is al te laat. De kinderen zijn verdwenen.
| |
| |
| |
Het recente verleden
Misschien zouden we met meer fantasie moeten voelen.
Zoals de lucht vandaag bij 21 graden met vallende lijnen
Als september een vitrage beweegt om dicht bij een peer
Te komen. De vreemdste truc kan niet gewoon zijn. Dus weer
Zet de ongunstige klank van angst assen in beweging. Er heerst
Geen vrede meer in de sterren, als een kop koffie geleegd
Tussen de verblindende regen, de allesondervragende.
Jullie waren mijn vijfling toen ik besloot jullie te verlaten
Een plaatjesboek openslaand bleken de platen allemaal van gras
Langzaam begon het boek te branden, jij de lezer
Met brilleglazen vol rook riep gelaten
Dat het een rijm was op ‘baksteen’ of ‘racer’.
Het volgende hoofdstuk beschreef uitvoerig een beek.
Je begon het verband te doorzien toen een vloedgolf
Arriveerde met zinkende schepen die ‘Aladdin’ spelden.
Ik dacht aan de Arabische jongen in zijn grot
Maar de gedachten kwamen sneller dan berichten.
Als je wist dat sneeuw een stilstaande toboggan was
In de ruimte, dan rijmde de prent op ‘vallende ster’.
| |
| |
| |
Gemengde gevoelens
Een aangename geur van bradende worstjes
Overvalt het verstand, samen met een oude, grotendeels onzichtbare
Foto van wat meisjes lijken te zijn, rondhangend bij
Een oude bommenwerper, bouwjaar circa '42.
Hoe deze meisjes, zo zij al meisjes zijn,
Deze Ruths, Linda's, Pats en Sheila's,
De enorme metamorfose uit te leggen die zich voltrokken heeft
In het weefsel van onze maatschappij, de structuur van
Ieder onderdeel erin veranderend? En toch kijken ze
Alsof zij het ergens wel wisten, ware het niet
Dat het zo moeilijk is hen te zien, zo moeilijk
Te bepalen wat voor gezicht ze nu precies trekken.
Wat zijn jullie hobby's, meisjes? Nou, nerts
Zou een van hen kunnen zeggen, die goser is werkelijk te dol.
Laten we naar buiten gaan, ergens
Door de diepe ravijnen van het kledingcentrum
Naar een klein café en een kop koffie nemen.
Ik ben niet beledigd dat deze schepsels (dat is het woord)
Van mijn verbeelding mij zo gering lijken te schatten,
Zo weinig aandacht aan mij schenken. Het maakt zonder twijfel
Deel uit van een ingewikkelde avance, hoe dan ook. Maar dat
Over het kledingcentrum dan? Natuurlijk is het Californisch zonlicht
Dat hen en de oude krat waarover zij zo achteloos hangen,
Het Donald Duck-speldje verblekend
Tot op het randje van onleesbaarheid.
Misschien logen zij, maar waarschijnlijker is dat
Hun nietige hersentjes maar weinig informatie kunnen vasthouden.
Wellicht zelfs geen enkel feit. Daarom denken zij
Dat zij in New York zijn. Ik houd van de manier
Waarop zij kijken, handelen, voelen. Ik vraag me af
Hoe zij zo geworden zijn, maar ga verder geen denktijd
Totdat op een dag in de niet al te verre toekomst,
Wanneer wij elkaar wellicht ontmoeten in de lounge van een
| |
| |
Zij er nóg net zo frappant jong en fris uitzien als toen deze foto werd genomen,
Maar vol tegenstrijdige ideeën, zowel domme als
Nuttige, doch te zamen het oppervlak van ons verstand te boven gaand
Terwijl wij voortbabbelen over de lucht, het weer, de wouden van verandering.
| |
| |
| |
En Ut pictura poesis is haar naam
Zo kun je het niet meer zeggen.
Geplaagd door schoonheid moet je naar
Buiten treden, op een open plek
En uitrusten. Natuurlijk is al wat je aan grappigs overkomt
Oké. Meer te verlangen dan dit zou vreemd van je zijn,
Jij die zoveel minnaars hebt,
Mensen die naar je opkijken en dingen voor je
Willen doen, maar jij vindt dat dat niet
Goed is, dat als ze je echt zouden kennen...
Dit wat de zelfbespiegeling betreft. En nu
Wat in je gedicht-schilderij te stoppen:
Bloemen zijn altijd goed, vooral ridderspoor.
Namen van jongens die je gekend hebt en hun sleetjes,
Vuurpijlen zijn prima - bestaan die nog?
Er zijn een heleboel dingen van dezelfde orde
Als bovengenoemde. Nu moet je een paar belangrijke
Woorden vinden en een hoop die traag klinken
En sloom. Zij benaderde mij
Over de aankoop van haar bureau. Plotseling was de straat
Larie plus getingel van Japanse instrumenten.
Duffe testamenten slingerden rond. Zijn hoofd
In het mijne. Wij vormden een wip. Iets
Zou er geschreven moeten worden over hoe dit je
Beïnvloedt bij het schrijven van poëzie:
De buitengewone strengheid van een bijna ledige geest
Botsend met het welig, Rousseau-achtig gebladerte van zijn verlangen om tussen
Twee ademhalingen door iets mede te delen, al was het maar
Voor anderen en hun verlangen jou te begrijpen en te verlaten
Voor andere communicatiecentra, zodat begrip
Kan ontstaan en zo ontstaande weer ongedaan.
| |
| |
| |
Een paar oude banden
Dit was van mij, en ik liet het door mijn vingers glippen.
Desondanks wil ik, in deze winderige en aangename stad,
Niet weerhouden worden door een heldhaftigheid die alleen
Maar een gedroomd moment lang van mij was, voordat ze
Verder ging en zich aan iemand anders hechtte. Omdat er nog
Te veel te doen is dat niet past, en de delen die zoek raken
De verstandigste zijn, juist omdat ze zoek raakten
En een gedwongen gedaanteverandering ondergingen door hun weg terug te vinden
Naar een vergeten plek ver weg in de velden. Altijd bevriend
Te zijn geweest met de wind is geen aanbeveling. Toch zijn er
Die dit betwisten, terwijl anderen beweren dat tekenen van vermoeidheid
En herstelde plekken, op deze buitengaatse dagen, hiaten zijn
En een symbool voor wat moet voortgaan
Nadat de cirkel rond ons gesloten is. Het meubilair,
Naar buiten gedragen en in het sterrenlicht bekeken, ziet af
Van een pleidooi. En de ruggen van degenen die er eerder gezeten hadden.
| |
| |
| |
Bij het station, 's morgens in de vroegte
Alles slijt. Ik blijf dit mijzelf voorhouden, maar
Kan mijzelf nooit geloven; anderen doen dat wel. Zelfs dingen.
En de dingen die zij doen. Zoals de zijden rasp of een bepaalde
Luide steminzet als je mij vertelt hoe je geen tijd had
Je tanden te poetsen maar in plaats daarvan gorgelde met Listerine.
Elk is een draagvlak dat je nog eenmaal aan zou willen raken
Alvorens dood te gaan. Er is dat moment, jaren geleden, op het station van Venetië,
De donkere, regenachtige middag in de vierde klas, en de schoenen van toen,
Gemaakt van dof, gekreukt, bruin leer dat niet meer bestaat.
En niets bestaat voor je het benoemt, het je herinnert, en zelfs dan
Kan het niet bestaan hebben of alleen maar als gevolg van
De perceptuele disfunctie waar je jaren mee rond hebt gelopen.
Het resultaat is magie, dan paniek, dan medelijden met de leegte,
Dan lucht die de lekkende leegte al badend vult, zich druk makend
Over iets dat waarschijnlijk niets dan journalistiek is, maar niettemin
Gaarne wordt opgeklopt. En zo culmineert iedere dag
Zowel in vrolijkheid als een hevige schok, te vergelijken met een elektrische,
Als de sloopbal door de muur met de boekenplanken slaat,
De werken van beroemde schrijvers in het rond slingert alsook die
Van minder bekende en boeken zonder schrijver, ruimte binnenlatend
De nieuwe waarde van de holle kern nog eens bevestigt, het licht
Van de vuurtoren dat ons al afstotend beschermt.
| |
| |
| |
Wat de keizerin op haar hart heeft
Laten we een bureaucratie beginnen.
Eerst maken we een lange lijst van oude dingen,
en nieuwe dingen in een oud jasje gestoken.
We zouden torentjes kunnen bouwen, een leidsmuur.
Weldra zal het hele land komen om erover te kijken.
Laten we vooral dingen in nachtlicht tonen:
deels zichtbaar. De ruwe schok die poëzie vaak teweegbrengt
na decennia van zwijgen zal helpen. Velen
zullen zich geroepen voelen te getuigen. Dit betekent dat wasserijen
op hun eeuwenoude wijze zullen blijven invallen. Helpt het
dat motorfietsen aan komen zoeven om de weg te vragen
of gekleurde juwelen, zodat men zijn bezoek een greintje
minder bezorgd kan afleggen dan daarvoor, iets kalmer?
Niemand weet meer waar het over gaat.
Zelfs in het begin had men bange voorgevoelens
maar de vervoering van het vertrek heeft die weggevaagd
in de groene overlast van de lente.
We kregen verkeerde informatie om
ons leven op te bouwen, een pier
die zich ver in een gezwollen rivier uitstrekt.
Nu zijn zelfs die strohalmen verdwenen.
Vanavond zal het feest beter dan ooit zijn.
Zoveel onbekende gasten. En de regen die
door snikkende bomen valt, die opgewonden skiff...
Anderen kwamen en gingen en richtten geen schade aan.
Anderen vingen of veroorzaakten duisternis, een diepe schacht
in de oorspronkelijke catastrofe die niemand gezien heeft.
Ze kibbelden. Vanavond zal anders zijn. Vind je het beter zo?
| |
| |
| |
Waar wij lunchen gingen
1
De baas maakte het bekend.
Toen kwam er een cherubijn naar buiten met een grote muil.
‘Waarom luisteren jullie naar al die kamermuziek?
Waarom luisteren jullie nooit naar kerkmuziek?’
Eigenlijk dacht ik dat ik dat altijd had gedaan,
maar nu had ik andere dingen aan mijn hoofd.
‘Andere dingen aan mijn hoofd’ - hij herhaalt die zin
alsof het een naambordje op een tuimelhek was.
Wat is dit voor gehoon? Natuurlijk heb je
niets aan je hoofd, behalve je reactie,
die nu precies is wat in muziek verdwijnt, je kent de soort wel
die maar langs blijft komen, als een stamgast
in een buurtcafé, en een paar violen wisselen enkele
goede passages en besluiten daarop samen naar huis te gaan.
Shit, als dit New York was...
In de volgende episode ziet hij me met de ogen van een kat.
‘Je hebt eraan gedacht... het gouden spul... mee te brengen?’
O natuurlijk, maar ik ben geen catalogus, noch
wat er hier gevraagd wordt. Ik ben een Belg
met een massa Belgische zaken aan zijn hoofd
zoals daar zijn: kranten en oude schoenen volgepropt met voornoemde - zeg,
ik denk dat ik hier ook maar wegga. En jij? Dit
betonnen trottoir lijkt me aardig steil, al is het breed...
(Ha, dat stuk brengt ze altijd van hun apropos). Zeg,
als we eens een ommetje door dat struikgewas daar beneden gingen maken -
zou ons de ogen kunnen openen, als je begrijpt wat ik bedoel.
Doe ik. Maar ik kom steeds terug op wat voor mij in
dromen gehuld is, niet helemaal zeker dat ik goed zit, dat deze
plek geschikt is. Ik denk dat ik een tijdje op het strand ga liggen
vechten met het zand, als je 't niet erg vindt. En dan een van die
| |
| |
denk je dat we er straks een zien, ja toch? O, nu denkt hij dat hij Crusoë is.
Dat wat betreft het idee van de massa over eenzaamheid -
ik dacht dat ze dat jaren geleden hadden opgegeven, maar nee
zij willen nog steeds de schijn ophouden. ‘Denk je dat jij alleen bent?’
Nee, heb ik nooit beweerd, je verdraait met opzet mijn woorden,
maar verdraaien moet je ze, als je vindt dat dat moet.
Nu zou ik graag een flinke koele cocktail van het een of ander willen.
Natuurlijk, ze gaat met een paar mannen uit.
Maar dat betekent nog niet dat jij... O, verdomme,
nu probeer ik alweer iets van iets te maken,
Tijd om in je schulp te kruipen, zak dat ik ben,
als je me kunt volgen. En zoniet? Dan pakt het jou,
net zo zeker als golfjes stukje bij beetje aan de zandbank knabbelen,
hebben ze geen idee hoe ze alles bedekken, in minder tijd dan
nodig om een 78-toerenplaat te draaien, laten we zeggen,
om het mooi te houden deze keer, wat denk je van Dvořák's Humoresque?
Ik wilde je net vragen naar dat woord. Ze maken ze
niet meer tegenwoordig. We hebben er geen in voorraad.
Welnu, als er straks geslenterd moet worden, nou, dan doen we
dat ook. Ik was eerste lessenaar bij de Weense Musikverein.
Tijdens de tweede Weense School. Waarom eten dichters graag?
Nou, je doet wat, je wilt dat de mensen er kennis van nemen,
zo simpel ligt dat, lijkt mij tenminste, maar ik
kan het mis hebben, wel vaker gehad, en met meer
dingen dan jij, Horatio. Trouwens, hoe staat het met die brug?
| |
2
Al slapend zien we mooie dingen
en zijn de volgende dag wijzer.
Gisteren vergat ik te zingen
Vandaag ben ik des te stijver.
| |
| |
| |
3
Serieus, waar moesten wij het over hebben? Gewoon letterplaten op de vloer, dat laat niettemin altijd iets van sporen achter. Ik zal je mijn testament laten voorlezen. Dichter bij een geintje zullen wij niet komen. Deze lift viel zoëven zeven etages diep en niemand die iets merkte. Niemand dacht dat hij zou sterven. Kun jij tegen domme mensen? Ja, ik ook, er hangt iets, tja, zo doms om hen heen, ze lijken wormen die door een hoop aarde naar boven wroeten, je moet wel van ze houden. Zij bezitten hartstocht. Nu, dat is iets dat ik wel zou willen hebben. Hoe vaak niet ben ik berispt wegens mijn veronderstelde gebrek eraan, terecht ook. O, ik zou weten wat ik zou doen als ik er wat van had, wie ik het eerst zou gaan opzoeken. Maar als je het niet hebben kunt, krijg je het niet. Daar begint wat je ‘intelligentie’ noemt. Zie je, er zit meer aan vast dan je dacht - dan ik dacht. Als we onze intelligentie kunnen vinden, en iedereen heeft er wel wat van, kunnen we die gebruiken om langgerekte poppetjes van Plasticine te maken, waarvan de ellebogen gebogen kunnen worden en geen aandoenlijker uitdrukking dan, mijn God, ik word helemaal draaierig als ik eraan denk. We kunnen ons eigen wedstrijdje organiseren, zij hebben de bijpassende auto's. Maar ik loop op mijzelf vooruit, op mijn verhaal in feite. Maar ik heb het je verteld. We kunnen elkaar gewoon aankijken en knipogen. Of niet. We kunnen eenvoudigweg met elkaar naar bed gaan.
En toen ik aan het lunchen was
hoorde ik die stem zingen
over de ademtocht van andere fluitende planeten.
Ik bedoel, wie moet eraan herinnerd worden?
Ik sta tenslotte op je stoep,
schuif de deur open, raap de klopper op en hang hem voorzichtig
Ik kan je onder een of ander voorwendsel mee uit vragen,
alleen niet eenzaam zijn,
Er zijn genoeg ongelukkige mensen in deze spiraal.
Maar ik was nimmer een van hen en nu jij ook.
| |
| |
| |
De mandril op de slagboom
Het is een kunst, te weten wie bij wat te zetten
en dan, terwijl verwachtingen kwijlen, er van door te gaan met de poolster in je achterzak
gewikkeld in een boeren zakdoek. Nou,
wie heeft hem? Kijk niet zo naar mij, ik sta hier
te wachten op mijn afspraakje, ze is al een kwartier te laat.
Luister, stuk eigenwijs - maar op dat moment overstemt het verkeer ons
Nu is het thuiskomen niet langer
zo belangrijk, het afronden van de zaak -
zie je, de poolster had toch een soort invloed
op je, maar alleen als je ervan op de hoogte was. Voor de rest,
maak je geen zorgen, de klok slaat tien, de avond is er van door.
Dan, terwijl alles en iedereen wordt gesorteerd,
kruipt de - nou ja, jij weet wel, wat ik de aanvoegende wijs noem terug naar binnen,
gaat opzitten, bedelt om een visie
of een kaakje. Ondertussen, waar is de vogel?
Waarschijnlijk eieren leggen of een andere natuurlijke functie vervullend. Waarom
ben ik mijn broeders hoeder, mijn broeder de spion?
Jij en Mrs. Molesworth weten meer dan jullie prijsgeven.
‘Ik kwam uit Clapham hierheen,
op zoek naar een witgeschilderd hutje waarin menige zomer
dingen mij dierbaar waren. Hier hielden wij ons eerste
onschuldige gesprek Jack. Lieg niet tegen me -
ik haat het als mensen tegen me liegen. Voor de rest
mogen ze alles met me doen, echt. Nou ja, alles binnen
redelijke grenzen natuurlijk.’
Waarom het voor een liedje werd verhuurd, tijden geleden al.
| |
| |
| |
Schijnwerper op Amerika
Ik moet me niet van de wijs laten brengen.
Ik had me nog wat moeten oriënteren.
Vergelijken voor je koopt is tenslotte waar
hier alles om draait. Denk ik. Deze zijn heel croquant.
Niets beter dan een grote vreemdeling in het donker
‘om de geest te concentreren,’ zoals dr. Johnson zei.
Jaloezieën zijn er om alles goed in de gaten te houden -
kijk, daar gaat er weer een!
En als er geen vrede in verklaringen heerst
worden ze misschien ornamenten. Tenslotte zijn bijgeloven
dat ooit geworden, en zijn die niet net als de geschiedenis,
Als iemand in die dagen zei: ‘Varkens in een deken’,
dan voegden die krioelende beesten in noordse drapering
zich samen. Vandaag haasten andere brokken beeldhouwwerk,
van verre en dichtbij, van dichtbij en veraf,
zich naar de maalstroom van de geschiedenis.
Ach, laat ze 't maar proberen. En als een paar ouwe rotten
erop staan, laat die er dan ook maar aan. Laat dit broze
voorbijgaande moment het laatste zijn dat we kennen, zoals gewoonlijk.
| |
| |
| |
Mirte
Wat zou je naam grappig zijn
als je hem terug kon volgen naar de plek
waar de eerste persoon hem bedacht,
en zichzelf zo noemde, of misschien
dachten een paar andere mensen eraan
en noemden zij die persoon zo. Zoiets
als het volgen van een rivier naar zijn bron,
wat onmogelijk is. Rivieren hebben geen bron.
Ze verschijnen willekeurig op een plek
waar ze breder worden, en weldra komt er
een echte rivier langs, met vissen en puin,
koninklijk zo u wilt, en iemand
heeft hem al een naam gegeven: St. Benno
(heiligen zijn hiertoe zeer populair) of, of
een andere naam, de naam van zijn lang
geleden verloren vriendin, die eindelijk
verschijnt om die rivier te personifiëren,
op een toneel, haar stem ratelend
als zijn bedding, haar kleding van zand
en kleefpapier, een staaltje van technisch vernuft,
terwijl ze de hele tijd denkt: Ik kan
doen wat ik wil. Maar ik wil hier blijven.
De met een asterisk gemarkeerde gedichten werden vertaald door Peter Nijmeijer, de overige door J. Bernlef
|
|