Peter Zeeman
Wie is Alexander Koesjner?
Op het Rotterdamse Poetry International van 1989 heeft het Nederlandse publiek voor het eerst kennis kunnen maken met Alexander Koesjner. Er zullen in het Westen maar weinigen zijn die voordien van deze Russische dichter hadden gehoord. Zelf werd ik pas een jaar daarvoor voor het eerst op zijn werk attent gemaakt. Een verklaring voor die geringe bekendheid is misschien dat Koesjner geen spectaculaire levensloop heeft, zoals bijvoorbeeld zijn beroemde generatie- en stadgenoot Joseph Brodsky, die dank zij een geruchtmakend proces in 1964 al wereldwijd naam had gemaakt voordat er buiten Rusland ook maar één regel van zijn poëzie was gepubliceerd. Ook Koesjners poëzie staat niet te boek als spectaculair, wat echter dezelfde Brodsky er niet van weerhouden heeft zijn collega een van de beste Russische lyrici van de twintigste eeuw te noemen.
Alexander Koesjner werd op 14 september 1936 in Leningrad geboren als zoon van een luitenant-kolonel in het Rode Leger. In 1959 rondde hij een letterenstudie af, waarna hij zo'n tien jaar Russische taal en literatuur doceerde. Twee decennia lang leidde hij in Petersburg een beroemd poëzieseminarium. Tegenwoordig verdient hij de kost voornamelijk als criticus en essayist, en sinds 1992 als poëzieredacteur bij een gerenommeerde uitgeverij.
Koesjner vestigde zijn reputatie in 1962 met de bundel Eerste indruk, waarin hij naar voren trad als een niet-politieke, gevoelige, muzikale dichter, die met veel vakmanschap en scherp observerend het alledaagse tot kunst wist te promoveren. Sinds dit debuut is er in Rusland een tiental bundels van Koesjner verschenen, waarin hij zijn faam meer dan waar heeft gemaakt. Hij is daar inmiddels een gewaardeerd en gerespecteerd dichter, wiens werk tussentijds al twee keer in dikke bundels is verzameld. Ook in het buitenland is zijn naam beetje bij beetje doorgedrongen; zijn gedichten zijn in diverse talen beschikbaar gekomen. Nederlandse vertalingen werden gepubliceerd in De Revisor en in De Tweede Ronde. Een Engelstalige selectie, getiteld Apollo in the Snow, verscheen in 1991 in New York.
Er wordt wel eens beweerd dat het vooral de concrete beelden en details zijn die de poëzie zeggingskracht verlenen en die kunnen voorkomen dat de verzen vervallen tot obscuur en inhoudsloos gestamel, waar je als lezer geen kant mee op kunt. Welnu, Koesjner is in staat om zulke details heel precies en met zorg te selecteren. Hierin lijkt hij op zijn grote voorbeeld Osip Mandelstam. Koesjner bezit, net als Mandelstam, het talent om een persoonlijke ervaring of een doodgewoon verschijnsel tot in de kern te ontleden om vervolgens de essentie ervan met een serie rake tastbare gegevens op het netvlies van de lezer te fixeren. De gevarieerde herhaling en de opsomming behoren tot zijn favoriete technieken om dit doel te bereiken.
Ik gebruikte het woord ‘ontleden’, maar misschien is dat hier niet de juiste term en is het beter te spreken van ‘inleven’ of ‘invoelen’. Koesjners analytisch inzicht leidt namelijk nooit tot koele, afstandelijke poëzie. Hij is en blijft een lyricus, één die niet terugdeinst voor persoonlijke ontboezemingen en een licht pathetische toonzetting. Zijn emotionele betrokkenheid ver-