De Gids. Jaargang 157(1994)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 835] [p. 835] Jan Kostwinder Vier gedichten ‘Een ei in de ribbenkast van een bediende met een snoekensnuit en een zottekap, kan dat?’ - Slakken zijn wij in de oogholte van de tijd. ‘En magie, waar is de magie gebleven, het geheim van de droom?’ - In glazen kastjes voor een hooggeëerd publiek tentoongesteld. ‘En in de kinderkamers, waar speeldoosjes hun liedje van verlangen mechanisch herhalen in muziek die uit de schaduw treedt, er vervolgens weer in afdaalt. - Maar daar ook valt zeker ooit, eens, een sluier overheen. [pagina 836] [p. 836] Op een dag maak je een doosje en zul je rijk zijn; geen zwarte doos, ergens diep in de grond gedrongen, nee, een van glas, een ding waarin herinnering is opgehangen: een ei waarin het sneeuwt, een botje op het dak van een auto, een ansicht van dit huis - en op een bed van katoen de knoop van mijn soldatenjas met jouw foto. [pagina 837] [p. 837] Er was een tijd dat je nog geen grijpstaart had en ook nog niet zo opgeblazen was. Ik weet wel, het is je achtergrond die je kleurt, Chameleo Vulgaris, hier in je tropenjaren - werd daarom ook je hals steeds korter? En werden je ogen zo beweeglijk omdat je wacht op het mensenkind dat je tot prinsdom brengen zal? En passant steek je je tong uit naar een of ander buitenissig insekt, maar heimelijk - [pagina 838] [p. 838] Het glas schuift zoemend open, licht valt van boven op de promenade neer waar oud zeer en witte goedheid schuifelen, hand in hand. Ons grootmoeder is bij het raam gezeten. Onder tl-licht en achter glasgeperste kunststofwanden zit zij daar op ons te wachten, weg te smelten in haar stoel. Alle namen lekken uit haar weg: leverworst wordt pindakaas en ik word naar een achterneef vernoemd. Grootmoeder is zo lief nu ze naar de duisternis wegkantelt. Zijn wij nog met infuusdraden aan haar verbonden - gezeten bij het raam maakt ze de gebaksdoos open, nipt opgewonden van haar kleine kelk - ziet ze ons wel gaan? Vorige Volgende