De Gids. Jaargang 157(1994)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 806] [p. 806] Leo Vroman Geen toeval Hoe meer mijn lust naar al wat leeft een uitvlucht naar hun wereld geeft hoe vreselijker voel ik mij thuis in mijn verharde schedelkluis. Ik voel de kluizenaar verwezen, zijn rotsenhuis met lege vloeren zijn spaan om gaarsel mee te roeren antieke boeken stukgelezen zijn glas twee kaalgeschuurde borden die langzaam andere dingen worden Elke dag de wanden zwaarder elke dag de nachten kouder arm en ademtocht behaarder elke dag drie dagen ouder Het raam destijds naar kreupelhout uitziend en daarom gebouwd heeft zich tot een spleet vernauwd en vermindert elk seizoen tot maanden wit en weken groen Het papier waarop versmald maar nog bruikbaar werklicht valt verstijft tot leisteen en basalt De hand ligt met zijn pen vereend verdomd verwrongen en versteend naast uitgehouwen denksymbolen waar de zin van raakt verscholen [pagina 807] [p. 807] Hoe klaar wordt ooit iets van verdriet? Zo klaar als kwarts keisteen graniet. Van zijn laatste harde zucht verhardt zich ook de laatste lucht. De bliksem die dit blok zal splijten verlicht een doorsnee van de tijd en een reuzenwonder in het klein: een vorm, en wat men daarin ziet dat ben ik niet of weet ik niet maar de toerist goed voorbereid wijst en roept vanuit de trein: ‘Kijk! Kijk! Dat kan geen toeval zijn?’ Vorige Volgende