Kees Fens
De ideale kritiek
Het grote woord aan het begin, een proclamatie bijna namens de literatuur en de literatuurgeschiedenis zelf - dat is een uitdaging, want de autoriteit die zich aandient, moet zijn gezag nog verwerven. In de TLS van 29 april van dit jaar besprak Tom Paulin, onder de titel ‘Newness and Nowness’, de door Robert Giroux onder de titel One Art uitgegeven Selected Letters van Elizabeth Bishop. Zijn artikel begint zo:
‘De publikatie van de Selected Letters van Elisabeth Bishop is een historische gebeurtenis, iets als de ontdekking van een nieuwe planeet of het zien oprijzen van een druk continent, glanzend en triomfantelijk, uit de rustige zee. Hier wordt een immense culturele schat plotseling ontsluierd - en deze flinke selectie is alleen maar een begin. Voor het einde van het millennium zal Bishop beschouwd worden als een van de epistolaire genieën van deze eeuw, zoals de modernistische Victoriaan Gerard Manley Hopkins die zij liefdevol bewonderde en die haar beïnvloedde.’
Wie meteen bij de inzet zo hoog speelt, kan alles verliezen. Aan het einde van het spel is elke gedachte aan overmoed of grootdoenerij weggenomen. Paulin heeft gewonnen. De lezer is van zijn uitbundig gelijk overtuigd. Hij heeft, laat ik ook iets proclameren, een ideale kritiek geschreven. Of een voorbeeldige. Enige vorm van vooringenomenheid was bij mij onmogelijk; ik kende Paulin als dichter, alleen van naam dan; dat hij ‘Professor Elect of Poetry’ aan de universiteit van Nottingham is, wist ik uiteraard helemaal niet. De titel van zijn artikel gold ook voor mijn relatie met de auteur ervan.
Paulin kreeg of nam bijna drie pagina's van de TLS. Dat resulteert in de lengte van een tijdschriftartikel. De fijnmazigen onder de Nederlandse literatuurbeschouwers zullen hier hun bedenkingen hebben, want ‘kritiek’ is bij ons een ook naar omvang vrij beperkt begrip. Paulins beschouwing hoort in de vrije ruimte van het ‘criticism’. En lengte is betrekkelijk: er zijn kritieken van duizend woorden die eindeloos lijken. Paulins stuk is uitstekend geschreven; het leest moeiteloos, maar het kent natuurlijk ook zijn spanning, want de grote bewering van het begin moet worden waar gemaakt. Als schrijfstuk, dat geen inzinking kent, ook niet in de meer gedetailleerde passages, is Paulins stuk voorbeeldig. De overtuigingskracht van een goede literaire kritiek ligt niet in het minst in de stijl ervan: beweringen krijgen mede door hun vorm kracht van overreding, want ook om het overhalen is het de criticus begonnen: hij wil zijn lezers aan zijn zijde krijgen: samen voor of tegen het boek. De stijl geeft de kritiek ook de noodzakelijke allure; er mag geen te grote discongruentie tussen het besproken werk en de kritiek zijn: de eerste stem mag door de tweede niet beschaamd worden. Als men in het hiernamaals kleur mag bekennen, zal Elizabeth Bishop gebloosd hebben, niet van gêne, maar van verlegenheid om het niveau van deze beschouwing en dus van haar eigen aardse grootheid.
Enthousiasme is kenmerkend voor de criticus van de tweede rang, heb ik eens gelezen. Het aforisme moet door een wat vermoeide - Engelse - geest zijn geschreven. Alsof afstandelijkheid eersterangs is. De achterliggende gedachte is uiteraard, dat enthousiasme niet een kritische