De Gids. Jaargang 157(1994)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 700] [p. 700] Leo Vroman In ieders donker In ieders donker staat of ligt een voertuig zonder vergezicht een door en door behaarde branding een haven brullend van verzanding een val, een vreselijke prooi van grootvocht onbegrijpelijk mooi een grote stad van kleine stenen met zwarte wolken eromheen en dan weer zon dan weer verdwenen een voertuig dat niet is te stuiten terwijl het hees veelstemmig fluiten van de kenterstorm daarbuiten schuurt langs de zwaar beslagen ruiten De maan, patrijspoort op een kier, werpt in zijn allerlaatst kwartier van de verlaten passagier het schaduwbeeld op mijn papier dartelend als een werveldier; daarop, daarom, ben ik nog hier en tot het foutscheurt zal het spreken in teksten die ik nog beteken bij doodse stilte vergeleken bijna menselijk van gebreken recht uit het morgen stukgestoorde stilstaand hart vol ongehoorde in eigen vlees en vet gesmoorde eeuwig onvertaalde woorden [pagina 701] [p. 701] een door en door bewerkte zin zonder werkwoord erin werklustig niet te min Ik wil mijn aardse taal zo klein dat iedereen daarin met mijn adem al voldaan kan zijn het worstelen van klein en groot voor wezens met mijn mond op schoot niets dan de pootjes van de dood martelaar en marteling delen van hetzelfde ding: een onbedoelde sparteling vlerken gevangen zonder deuren gedragingen die licht als geuren uiteengebaren of gebeuren Mijn donker met jouw nacht verwant waarin ons voertuig verder kantelt nauwelijks door de wind omwandeld de wenteling van een horizon een wereld naderend zonder einde sterven een kentering, verder niets Vorige Volgende