die zijn dood begeleiden worden niet openlijk uit de doeken gedaan. Draagt alleen de oorlog schuld of speelt er nog iets anders een rol? Verzwegen biografische feiten dringen zich aan deze lezer op. De naam Trakl staat voor een geheel eigen, diep-melancholische wereld die in de wereld van Budés gedicht alleen kan worden opgeroepen met een handvol suggestieve metaforen. Artistiek gesproken is het begin van de Eerste Wereldoorlog de tijd van figuren als Marc, Macke, Benn en Trakl, van wie slechts Gottfried Benn de oorlog overleefde. Allen hebben ze gestalte gegeven aan de eerste jaren van het Duitse expressionisme, Marc en Macke als schilders, Benn en Trakl als dichters. Maar het is in de laatste dat de ziekte van de pas begonnen eeuw culmineert. De door Freud nog bloot te leggen doodsdrift brengt ‘een roes van bloed en water’ op de slagvelden van het hart en van Europa teweeg. De dichter ‘spürt des Wahnsinns sanfte Flügel’. Vernietiging en zelfdestructie worden gemeengoed.
De roes duidt echter ook op iets anders dan moordzucht en oorlog. Het is de al in de eerste strofe gesuggereerde roes die in de dood van de geestelijk labiele, aan cocaïne verslaafde Trakl uitmondt. De voormalige apothekersassistent (die in de apotheek de weg naar de verdovende middelen wist te vinden) is ingedeeld bij de geneeskundige troepen ‘te velde’, dat wil zeggen aan het front in Galicië, waar hij als ‘Medikamentenakzessist’ toegang heeft tot drugs die de gewonden krijgen toegediend. Hij ziet de verschrikkingen van de oorlog en stort geestelijk in. De suïcidale dichter - zelf als patiënt opgenomen in het garnizoenshospitaal van Kraków - sterft, nog maar zevenentwintig jaar oud, op 3 november 1914 aan de gevolgen van een overdosis cocaïne. ‘Die heisse Flamme des Geistes nährt heute ein gewaltiger Schmerz,’ heet het in ‘Grodek’, het laatste gedicht dat hij schreef. Daar is natuurlijk heel wat aan voorafgegaan dat zowel het gedicht ‘Velden’ als het bestek van deze kanttekening te buiten gaat. Toch maakt het biografische terzijde duidelijk dat de roes en de velden in het gedicht verscheiden van aard zijn: we zien jachtvelden, slagvelden, dodenakkers, uit de grond opschietende vegetatieve krijgers (Spartoi, soldateske zaailingen) die zich vechtend ‘doodbloeien’. Maar ook: coca- en papavervelden, die uiteindelijk de ‘zwarte velden’ van Trakls dood binnen bereik brengen. Het is een troebele, demonische wereld van weggesneden loten en lotelingen.
Alle details in de tekst versterken deze twee kanten van het gedicht. Enerzijds treffen we op het slagveld de echte cavalerie van de dood aan, de ‘zwartgepluimde hagen’ (van Ulanen en kozakken) die de jonge loten wegmaaien of zelf worden gemaaid. Anderzijds zijn de waargenomen ruiters op het slagveld ruiters in een waan, zodra die andere roes, kunstmatig opgewekt, het schrikbeeld van dood en destructie van buiten naar binnen doet slaan. De ‘wild gekamde maan’ aan het slot lees ik daarom ook als de maan (luna) die de zieke dichter gehallucineerde ruiters voortovert. Het heeft er overigens alle schijn van dat de lange reeks van assonances en het ostinato van de klinker A in tal van woorden, het persoonlijke en collectieve drama van 1914 moeten dragen en verlichten.
De hier geboden ruimte staat geen uitweidingen toe. De wijze waarop het gedicht wordt benaderd is daarom eerder omvattend en omcirkelend dan analyserend. Er is veel dat onbesproken moet blijven (de regelval bij voorbeeld, die sommige woorden een dubbele betekenis verleent: ‘rook’, ‘afgedreven’, ‘wild’). Toch wil ik nog enkele vragen opwerpen: van wie is de derde strofe afkomstig? Wie spreekt deze regels uit? En: wat doet de kleur blauw daar in de ellips blauw beschenen haar?
In een poging deze vragen te beantwoorden sla ik een aantal dichters na van wie deze regels afkomstig kunnen zijn. De jonge Marsman misschien (die Trakl ergens citeert); Benn eventueel; Lasker-Schüler wellicht, de dichteres die hij kort voor zijn dood in Berlijn heeft ontmoet; of anders een van de vele dichters die Kurt Pinthus in zijn bloemlezing Menschheitsdämmerung van 1920 heeft opgenomen. Het antwoord is nergens te vinden. Het vermoeden wint veld dat