Poëtisch leven
Stefan Hertmans
Tussen laurierkrans en verbanning
Door een of ander toeval heb ik opeens twee lijvige, op elkaar lijkende boeken op mijn tafel, die ik onwillekeurig dichter naar elkaar schuif, en dan pas merk ik wat er gebeurt: ik zie twee boeken waarin een leven wordt samengedrukt, misschien al even onwillekeurig, een leven van gedichten. De verzamelde gedichten van Claus. De verzamelde gedichten van Ten Berge.
En opeens heb ik het rare gevoel dat hier, zo stil, twee extremen elkaar raken. De een krijgt, op zijn vijfenzestigste, de hoogste eer, de bevestiging, de ons en hem stilaan vermoeiende affirmatie van wat we al lang wisten; de ander krijgt, wellicht is het hem evenzeer van harte gegund, de bevestiging van wat hij en wij ook al wisten: een leven dat even vol is geweest van poezie, van ideeën over poëzie, van bundel tot bundel, een inwijding in alles wat we te weten komen door zo stom te zijn om ergens, in onze jonge jaren, te besluiten om iets volkomen onzinnigs te gaan doen: gedichten schrijven terwijl de Echte Mannen - de volwassenen, de managers, de psychiaters, de gemeenteraadsleden, de schooldirecteuren, de fysici en al die andere heren in hun professionele waardigheid - de echte wereld leren beheersen, gezinnen stichten, kinderen naar de universiteit sturen - kortom alles leren verrichten wat mooi, goed en waar is, terwijl de dichters alleen maar zelf kinderen blijven, volkomen nutteloos voor hun omgeving en voor de goede zaak van de burgers, terwijl ze schrijven over wat ze alleen maar dénken dat mooi, goed en waar is.
Een aandoenlijk leven met een aandoenlijke slotsom, zeker als men niet, zoals Claus, op het niveau van de succesvolle managers etcetera getild kan worden. De andere krijgt amper een besprekinkje, hoogstens ergens een ezelsstamp, wat zure woorden, een bemoedigende schouderklop misschien, een oud etiketje wordt even afgestoft. Dan volgt weer stilte.
Twee dichters; twee voorbeelden van wat er met poëzie en met een leven kan gebeuren. Twee dikke boeken. Als ik de publieke persoonlijkheden naast elkaar leg, zie ik twee uitersten, maar dat heeft alles met de maatschappelijke repercussie, met bevestiging en eer te maken. Een dichter groeit mee met de reacties die hij op zijn werk krijgt. Maar als ik begin te bladeren, gedichten naast elkaar leg, van de een op de ander overspring, dan gebeurt er iets merkwaardigs: dat spectaculaire verschil, dat monumentale ni-