De Gids. Jaargang 157
(1994)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 513]
| |
[Nummer 7]Kroniek & kritiekLiterair leven
| |
[pagina 514]
| |
zelf noemde, was een menstype dat bij de Nederlanders in laag aanzien stond: de berg-Javaan stond net boven de Hottentot, de laagste menselijke soort. Hij was een natuurmens, dat wil zeggen: lui, vadsig, dierlijk in zijn lusten, onbeschaafd en met ‘wezenlooze en krachtelooze gelaatstrekken’; mannen en vrouwen droegen niets anders dan een sarong om het onderlijf en dat was karakteristiek voor hun zedelijk peil. Soendanezen golden bovendien als naäpers van de Javanen wier woordenschat ze door hun taal mengden. Niet minder verwerpelijk was dat ze van tembang hielden. Holle was de pionier van de emancipatie van het Soendanees, dat bij zowel de inheemse als de koloniale elite te boek stond als een boerentaaltje. Hij liet verzen die in tembang werden gereciteerd in boekvorm en in tijdschriften drukken om ze zo aan de vergetelheid te ontrukken. Hij was daarbij niet zonder baatzucht: westerse begrippen konden het best via de landstaal ingang vinden bij het volk, maar zonder respect voor de eigen taal kon deze nooit als medium dienen. Vandaar. Hij vond fondsen om leerboeken in het Soendanees te laten schrijven en te drukken. De Soendanees las ze zingend, zoals ook rapporten en nota's eerst op versmaat werden overgebracht voor ze aan de inheemse autoriteiten konden worden voorgedragen. Wat moesten de koloniale autoriteiten aan met dit volk dat alsmaar wilde zingen en dichten en de mond vol had van goden, geesten en wensdromen? Proza en gewoon met je mond dicht lezen leek de meesten de beste remedie tegen dit onwerkelijk gedrag. Maar niet iedereen was het daarmee eens. Er was een onderwijsinspecteur, J.A. van der Chijs, die het onderwijs in tembang op de school wilde invoeren. Hij schreef in 1867: ‘Zoolang ik mij met het lezen, schrijven of rekenen der leerlingen onledig hield, zoolang was de belangstelling der inlandsche hoofden gewoonlijk niet groot, maar nauwelijks had ik het woord tembang genoemd, of men luisterde met open ooren naar hetgeen ik, Europeaan, wel zoude zeggen van de door Europeanen zo weinig geachte en zoo hoogst zelden beoefende kunst. Om te toonen, hoe ik het onderwijs in tembang wenschte ingerigt te zien, liet ik een paar leerlingen, die tembang melodieen kenden, dan wel de onderwijzer eenige melodien zingen en niet zelden gebeurde het, dat onderwijl de regent ook naar een boek greep en eveneens begon met tembang. Mijn inzigten ter zaken werden altijd en overal door de inlandsche hoofden gedeeld. Een leerling die “niet dan al hakkelend en stotterende enig Javaansch of Soendanees stuk” op de Europese manier had voorgelezen, zong hetzelfde stuk vlot en zonder haperen.’
Maar zo kon het natuurlijk niet doorgaan. Er moest wat veranderen, want koloniseren is ingrijpen. De theoloog en jurist Daniel Koorders werd aangesteld; zijn taak was het een kweekschool voor inheemse onderwijzers op te richten en te leiden. Als leermeester kreeg hij Karel Holle toegewezen. Helaas, Koorders was een purist en dus had hij al spoedig onenigheid met Holle, die te veel werkelijkheidszin had om het Soendanees ingrijpend te willen veranderen. Waar ergerde Koorders zich aan? De tembang-maker, de dichter dus, placht een Maleis, een Arabisch of een Javaans equivalent te gebruiken als hem dat te pas kwam bij het vinden van de juiste eindvocalen. Dat zinde Koorders niet: ‘Het is moedwillige en stelselmatige vervreemding der landzaten van hun moedertaal. (...) Een moedwillige en stelselmatige vernieling, van hetgeen het eigenaardigste kenmerk en de onmisbaarste levensvoorwaarde eener nationaliteit is.’ Koorders was duidelijk de overtuiging toegedaan dat er zoiets bestaat als taalzuiverheid, zoals mensen ook in raszuiverheid geloven. Hij was bang dat het Soendanees een mengtaal zou worden, ‘en tot het peil van het laag Maleisch, het Neger-engelsch en de Lingua Franca’ zou afdalen. Holle bestreed voor de vorm dat hij ‘taalvervuiling’ toeliet; in de praktijk kon het hem, noch het gouvernement iets schelen of er ‘zuiver’ Soendanees werd geschreven. Maar Koorders had nog meer fouten ontdekt | |
[pagina 515]
| |
in het gebruik van het Soendanees: de tembang-maker zondigde tegen de wetten van de zinsbouw - geschreven en gedrukt Soendanees moest helder en logisch, want Europees, van opbouw zijn. Ook gebruikte de tembang-maker te veel fantasie: tembang deed een beroep op ‘'s menschen gemoed en verbeelding’, waar juist ‘verstand en rede’ aangesproken moesten worden. Koorders' loopbaan duurde kort. Holle was een invloedrijk man, en na vier jaar vertrok Koorders naar Nederland waar hij lid van de Staten-Generaal werd. Hij zette zijn cultuurpolitieke missie in Den Haag voort en ageerde nog lang tegen het ‘broddelwerk en scheurpapier’ waar zijns inziens de Soendanese leerboeken die met steun van het gouvernement werden uitgegeven, uit bestonden.
De weerstand tegen de Soendanese gedichten gold niet alleen de ‘taalvervuiling’. Eronder lag een ander sentiment: de Soendanezen waren onzedelijke mensen en waren zo vrijmoedig om bij de commissie voor Volkslectuur, de door het gouvernement gestichte uitgeverij, manuscripten in te leveren waarin werd gerept van een man die de boezem van zijn geliefde betastte, en waarin zwangerschap en menstruatie aan de orde kwamen. De zendeling S. Coolsma, die zich had opgewerkt van leerling-letterzetter tot de gezaghebbende schrijver van het leerboek der Soendanese taal en het Soendanees-Nederlands woordenboek, protesteerde tegen deze viezigheid, maar zijn opposanten van Nederlandse kant wezen hem op de ergernis van de Soendanees die op het station moet aanzien hoe Europese mannen en vrouwen elkaar ten afscheid kussen, of in de danszaal zich tegen elkaar vlijen ook als ze niet getrouwd zijn. De strijdbare Coolsma zette door: hij deed een beroep op zijn antirevolutionaire vrienden in de Kamer die de minister vragen stelden. De minister van Koloniën, Th.B. Pleyte, stemde aanvankelijk met de bezwaren in. De inheemse bevolking diende ‘goede, hartige krachtige Nederlandsche kost’ voorgeschoteld te krijgen. Hij zag veel in Bosboom-Toussaint, Tollens, Van Lennep, en Helmers als auteurs die de commissie voor Volkslectuur diende te verspreiden. Maar in tweede instantie bedacht de minister zich: ‘Het gaat niet aan aan de boekjes die zijn uitgegeven door die commissie (voor Volkslectuur, tp) den tegenwoordigen Europeeschen maatstaf van zedelijkheid aan te leggen.’ Hij wees op Aristofanes en op De Spaanse Brabander van Bredero, die op de Nederlandse scholen verplichte lectuur waren: de reinen is alles rein, zei de minister verstandig. Hij won het pleit. Maar de commissie voor Volkslectuur, een machtig instituut, liet de Soendanezen niet ongestoord hun gang gaan. De koloniale opvatting van de werkelijkheid was dat proza gewoon en poëzie kunst was. Hoe deze opvatting ingang te doen vinden bij de Soendanezen? Met ijzeren vuist in fluwelen handschoen. Beschikte de commissie voor Volkslectuur immers niet over de wapens van subsidie en drukpers, instrumenten waarmee cultuurpolitieke sturing mogelijk was? De commissie voor Volkslectuur was de uitgever van het Soendanese tijdschrift Parahiangang. Tom van den Berge heeft de jaargangen van dit tijdschrift geanalyseerd. Parahiangang bestond van 1929 to 1942, en het is een spiegel van de cultuurpolitieke missie die het gouvernement zichzelf had opgelegd. Het succes van deze missie blijkt uit de veranderende inhoud van de jaargangen: gedichten werden, naarmate de tijd verstreek, steeds meer realistische romans op versmaat; het fantastische en bovennatuurlijke verdween om plaats te maken voor de ‘werkelijkheid’. In romans in proza werden, om eerlijk te zijn, gedichten toegelaten. Maar over het geheel genomen won het proza. De commissie voor Volkslectuur kon in de jaren vlak voor de Tweede Wereldoorlog concluderen dat onder de Soendanese jeugd kennis en beheersing van de poëzie tanende was.
Hoe nu klonken de gedichten van de Soendanezen, waar gingen ze over en wat was hun boodschap? De thema's die Van den Berge onderscheidt zijn: de satan, God, de vorst, de natuur | |
[pagina 516]
| |
en de cultuur. Een centraal thema is de strijd tegen de napsu, de woede, de passie en de algehele ontremming van het gevoelsleven die de mens zijn leven lang bedreigt. De oplossing is berusting. Een van de gedichten die Van den Berge citeert luidt zo:
Aan het lot is niet te ontkomen
de goddelijke beschikking is niet af te weren
een partner kan men niet najagen
het lot en het geluk
kunnen niet meer worden veranderd
wat geschreven staat op de Tafel des Lots
kan niet vermeden worden.
Dat was een tekst waar een rechtgeaard koloniaal geen bezwaar tegen kon hebben. Maar er waren ook tijdschriften die door Soendanenezen zelf werden uitgegeven, en ook deze analyseert Van den Berge. In deze tijdschriften ging het minder berustend toe:
Bladeren bewegen heen en weer
worden door mij gezien
alsof de onafhankelijkheid wenkt
de geur van de melati verspreidt zich
alsof de Onafhankelijkheid nabij is
nabij het volk dat in de war is
dat ellende verdraagt
gestraft door de kapitalist
wiens gewoonte niet anders is dan die van de satan.
De politieke strijd werd met alle middelen, en dus ook met tembang gevoerd. Ontwikkelde Soendanezen die zich maatschappelijk afhankelijk wisten van de gunst van de kolonialen, keerden zich in ieder geval op papier tegen het onafhankelijkheidsstreven. Sekar Rekoen, het tijdschrift van de vereniging van Soendanese leerlingen in Batavia schreef in tembang:
Bovendien, gesteld dat een meisje
knap geworden is en onderwijs genoten heeft
moet zij dat niet voor zichzelf behouden
ze moet begaan zijn met de ander
die nog geen kennis heeft
ze moet onderwijs en goede raad geven
de onwetenden leiden
dat zal zeker tot voordeel strekken
dat is nuttiger dan dat zij politiek bedrijft
en kletst over onafhankelijkheid.
Het roerendst in deze tijdschriften zijn de gedichten over de natuur en over het Soendaneeszijn, en dan met name over de taal. Van den Berge, die de vertaler is van alle in zijn proefschrift geciteerde gedichten, heeft de eerste strofe van het gedicht ‘Deelnemen aan de vreugde van de prinses’, geschreven ter gelegenheid van de zevenentwintigste verjaardag van prinses Juliana, zo in het Nederlands vormgegeven:
De hemel is helder en stil een koepel
zonnestralen schitteren het is niet heet
het licht schijnt geelachtig
het is tegen de tijd dat de zon op de bergen rijdt
de motregen is plotseling opgehouden
het brengt een buitengewone ontroering teweeg
de bergen te zien
de heuvels die op een rij liggen
blauwachtig staan ze netjes in het gelid
een lange lijn gelijk een sawahdijk.
De Soendanezen hebben hun poëzie zien verengen tot kunst. Zij hebben zich ook gerealiseerd dat een cultuurgoed bezig was af te sterven of in ieder geval te versoberen tot iets nuchters en realistisch. Zo schreven zij over het verlies van tembang die
niet alleen aantrekkelijk is
niet alleen edel en innemend is
maar ook de kracht heeft
van de magische spreuk van een doekoen.Ga naar voetnoot*
Maar ook het Soendanees als voertaal was bedreigd: wie voor de Nederlanders wilde werken, moest Nederlands spreken, en wie nationalist was, had het Maleis als de nieuwe eenheidstaal | |
[pagina 517]
| |
van de te vormen natie-staat aanvaard. Dat stemde tot treurigheid:
Waarlijk kijken naar deze tijd
ben ik bevreesd dat de mensen
hun eigen taal vergeten
(...)
de vermaarde Soendanese taal
die bekend staat als zangerig
waarvan de woorden aangenaam zijn om te horen
omdat hij charmant gevonden wordt
moet steeds meer volmaakt worden.
Het is anders gelopen. Bahasa Indonesia is de voertaal van ook West-Java geworden, en tembang is heden ten dage een subtiele vorm van kunst die door professionals wordt beoefend. De cultuurpolitieke geschiedenis van tembang is door Tom van den Berge met grote gevoeligheid voor poëzie, helder, aanstekelijk en erudiet op papier gezet. Van den Berge heeft sociaaleconomische geschiedenis weten te rijmen met literatuurgeschiedenis; hij geeft daarnaast tal van aanstekelijke analyses van de Soendanese poëzie. Zijn boek is gespeend van onnodige theoretische verhandelingen, en doet verlangend uitzien naar de biografie van Karel Holle die hij in voorbereiding heeft. |
|