De Gids. Jaargang 157(1994)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 473] [p. 473] Maarten Doorman Gedichten Een nieuwe dag, blak De hondewacht met zijn verre schoten bij nacht is voorbij, schuin van onder van opzij komen de daken aan het licht, de witte lijsten eerst dan de schoorstenen dan het geroeste bestek van antennes met de gebarsten fles zonder bericht langszij. De dakbodems lijken het anker te lichten, de vloot deint zacht boven zwellende doden met corn flakes, koffie en ochtendblad, de doden die onderdaks zweven met man en muis en hond en kat, die hun ruim bemeten tijd per dag thuis uit willen leven. Alleen een duivenmelker een dakbedekker een plakker van mastiek steekt zijn kop uit de golven, begint te beven en hijgt als een halfdode duiker van de met zonlicht aangelengde lucht. Als verstekeling laat ik op dit gestamp en gebrom van beneden mij de zomer door varen, in de hondsdagen desnoods als zonnebader verkleed in de goot. Hoe vlak ook de lichte kant van de spiegel hier schijnt, de vloot jaagt voort met de meeuwen die niet onder de dakrand hun aas durven zoeken waar volop is. [pagina 474] [p. 474] Na het teren op de toekomst stoom ik op zolang ik maar flink de verre wolken weet te fixeren die zich samenpakken om verlichting te brengen in de zon die ketst op het zink. [pagina 475] [p. 475] Al het lukrake Zo: de bomen gekapt, de scheiding van kanalen en vaarten door het landschap getrokken, nieuwe uitzichten aan de einder gehangen, met wat wegen en treinen erbij tussen brokken bebouwing en omleidingsborden. Wat perspectieven verknipt, al aardig komt de boel met regen weer op orde. Konden de bomen tegen het kanaal op, ze waren er toch geweest - ze hadden zich suf gestorven in de zuurlucht van varkens en voer dat afvalt. Had ruimte plaats gehad, was inrichting van overheidswege achter de bosjes aan het opvullen geslagen, aan uitdrijving van al het lukrake begonnen. Kon de landkapper maar losjes een metafoor van dit landschap maken, met haar wat gewild in de war. [pagina 476] [p. 476] In dit land is zoveel vochte lucht die angstige gebouwen plat op de grond drukt, zelfs in de stad. Zo weinig ruimte dat bedilzucht de mond vult met dikke tong. Diensten herkauwen een taaie norm van vormgeving en voorschrift alsof een aardbeving elke maandag verstoort. Huizen worden tot woningen omgetekend en als broodpudding opgediend na de maaltijd. Neemt iemand over bouwen het woord - de prijs is uitgerekend de luchtigheid uitgekiend tot het pannebier aan toe. Men trommelt op papier ongehinderd een taptoe van wooneenheden bij elkaar onder het zuidelijk excuus van patio en kasba's. Onverminderd walst infrastructuur ondertussen elk uur elke meter op orde, kantoren huizen zwaar en huizen kantoren, lag dit land niet plompverloren plat, het zou diep gebukt gaan onder gezwoeg van eensgezindwoningen, gevulde eenrichtingsborden amechtige eenvormigheid die deze zelfgenoegzaamheid wasemt. Vorige Volgende