Apropos
creativiteitsbegeleiding Ik vermoed dat er vrijwel geen schrijver is die, al dan niet publiekelijk, flink wat te mopperen heeft over hoe de literatuurkritiek hem en zijn werk behandelt. Menig schrijver zal de criticus zelfs in de eerste plaats als aartsvijand van zijn werk beschouwen. ‘De criticus begrijpt de bedoeling van mijn werk niet!’ ‘De criticus is te dom!’ ‘De criticus leest boeken die hij pas achteraf recenseert, dan weet hij tenminste alvast wat hij ervan moet vinden.’ Dit soort kreten van woede en verontwaardiging heb ik zelf ook meer dan eens geslaakt. Maar telkens volgde spoedig daarna een ‘Ach wat!’, en dan toog ik met meer energie dan tevoren aan het werk.
Met een schok besefte ik onlangs echter dat het niet zozeer de criticus is die de schrijver niet snapt maar dat juist de criticus totaal niet wordt begrepen door de schrijver! In het tijdschrift Yang (nr. 1, 1993) las ik tien stellingen over literatuurkritiek van de hand van literatuurcriticus en Yang-redacteur Hans Vandevoorde. Zijn derde stelling luidde: ‘In de kritiek kan men evengoed een vorm van sociaal dienstbetoon aan de schrijver zien. De critica verplaatst zich in de auteur en overweegt: welk soort kritiek heeft deze auteur het meest nodig? Al die auteurs die mekkeren over onbegrip van de critica, moeten zich eerst maar even op het standpunt van de lezer durven stellen. Wanneer een auteur beweert dat de critica niet heeft gezien wat hij bedoelde en dat hij zwart op wit, met de manuscripten in de hand zijn gelijk kan aantonen, dan moet hij zich afvragen: maar werkte mijn tekst als retorische structuur wel, als zelfs de goede lezer - die de critica geacht wordt te zijn - mijn bedoelingen niet snapte.’
Ik stond perplex en voelde me tegelijkertijd vreselijk beschaamd tegenover elke criticus die ooit bereid was geweest een paar woorden aan een van mijn publikaties te wijden. Ik had de man of vrouw voor rotte vis uitgemaakt terwijl het slechts de bedoeling van de goede ziel was geweest me literair, sociaal en psychologisch te begeleiden, me op het rechte pad te brengen en te stimuleren, ja, terwijl de shocktherapie die op me was losgelaten daadwerkelijk tot resultaten leidde, me oppepte, me met een grote dosis nieuwe energie naar de pen deed grijpen. Wat moet de criticus het, in alle stilte, persoonlijk moeilijk hebben gehad en nog hebben met al dat onbegrip van de schrijvers jegens zijn creativiteitsbegeleidingswerk! Blij ben ik dan ook dat Vandevoorde me de ogen heeft geopend, en ik juich het toe dat met hem eindelijk een persoon is opgestaan die zich breed maakt voor een - zo besef ik nu - allang noodzakelijke herwaardering en -definitie van de criticus: tot die van welzijnswerker. - huub beurskens