De Gids. Jaargang 157(1994)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 366] [p. 366] Ron Elshout Naglans 1 In het schijnsel van het laken- witte licht legt hij de linkerhand op zijn borstbeen; zijn hand lígt daar, nabij zijn keel, alsof hij iets in- sluit, een herinnering aan de hand, die elk moment nog, vanaf zijn borst, mij zou kunnen raken, als een vogel, terwijl dat geweest is, - het lichtwitte laken. [pagina 367] [p. 367] 2 Een bres in het laken, daarin dus geen afdruk van je gezicht. Kan een dode zweten? Een hand beschermt je keel, maar je ogen zijn niet meer gericht. Kan een dode spreken? Misschien droom jij je vrij, mij lukt dat niet in het gedicht. Kun je ook zwijgen - [pagina 368] [p. 368] 3 Wat ik, in de nabijheid van je huid, nalaat, is niet meer dan de zuivere gedaante van de herinnering, de tastende hand, het gezicht dat zijn voltooiing nadert. Hoewel zelfs een chromosoom spelbaar is, schuilt de macht van de terugkeer alleen in het woord - vlinder cocon rups -. Nu je schaduw samenvalt met wie hem wierp, schudt iemand wat woorden uit over het leven en dat is het dan: ‘Nee, niet vergeten, maar niet te bereiken.’ [pagina 369] [p. 369] 4 Toen hij was uitgedacht, - minder dan ooit was ik van hem vervreemd, wilde hem niet zien. Was wit lichaam. Ik somde hem op in dingen: een pincet, anilinepotlood, zijn postzegels, de lange nagel van zijn pink, celebreerde hem, - later beet ik tot op het vlees. [pagina 370] [p. 370] 5 Vaak wist ik minder dan zijn stem, zijn fluisterende hand die een schaduw werpt, ‘Je moet niets vergeten’. Ik sta naast hem en grijp mis, zelfs in zijn zwijgen hoor ik de stem, dat is de erfenis: ik sta in de ruimte en mag niets vergeten. Vorige Volgende