De Gids. Jaargang 157
(1994)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 203]
| |
Jan Ritsema
| |
[pagina 204]
| |
overeenkomst tussen Odysseus en Jan Ritsema is duidelijk. De pijl en de boog zijn thuis en wij zijn gelukkig. De voorstelling en de manier waarop we eraan gewerkt hebben, waren een droom. Een sluwe droom. Ooit zeiden we dat we de volgende tweeledigheid zouden nastreven: wanting to have your cake and eat it too. Die dubbelzinnigheid, die bergrediaanse oneindigheid, is de voorstelling, die zelf is geworden waar die over gaat. Voor ons en voor een gedeelte van het publiek is het een belangrijke gebeurtenis. Maar toch, er klopt iets niet: ik ben gelukkig. Dat zijn twee onverenigbare grootheden: ik en geluk. Dat moet kapot gemaakt. Zoals altijd. Maar nu ben ik te laat, weet ik. En dat geeft me het stuwende gevoel in mijn borst, dat verlangen naar tranen, naar verlichting. Om me met de onverenigbaarheid te verzoenen. Of is het de gedachte aan het onvermijdelijke afscheid, de verdrijving uit ons paradijs en misschien wel voor altijd? Is het dat wat me zo triest maakt, wat me de mensen doet vergeten, wat me alleen nog met mezelf laat zijn, al alleen gelaten voor de brief. Huilend, met mijn hoofd naar de grond, verlaat ik het bioscoopcomplex. Enige uren zwerf ik door verlaten wijken en parkjes van Brussel. En ik geniet. Het is het zieke genieten van de eenheid van lichaam en geest. Die lichte extase van vervulling en verrukking. Ik ben niet bang meer, nu. Ik ben bereid om te sterven zelfs, denk ik. Daar is het weer. Dat ontembare verlangen naar de dood. Die vereenzelviging met Ron, mijn primitieve reactie op de absurditeit van het doodgaan. Ze zeiden me, maar dat is liefde, kijk maar hoe gemakkelijk het is. Maar het is geen liefde. Het is schuld die zich daarin camoufleert. Vergelijkbaar met de jezuïtische Odysseus uit André Gide's Philoctète die, als hij Philoctète met een drankje in diepe slaap gebracht heeft om hem de pijl en boog te ontfutselen, vaststelt dat hij de boog niet meer kan afpakken, maar dat Philoctète hem geeft: ‘Ton arc ... je ne peux plus, je ne veux plus le prendre: tu l'as donné.’ Ook ik heb mijn pijl en boog niet genomen, maar gekregen. En zelfs veel meer dan dat. Ik ben essentieel veranderd. Twee peilers van mijn bestaan zijn uit de fundering van mijn leugenachtige bouwsel getrokken. Heipalen van mijn leven waren het, maar zo stompzinnig, zo rot, dat ik er niet dan met schaamte over kan schrijven. Ik die bijna vijftig ben, ik heb mijn verjaardag bekend gemaakt: 13 maart. Bij elke nieuwe organisatie waar ik werkte was het eerste dat ik het secretariaat met klem op het hart drukte: mijn verjaardag is geheim en of ze daar niet te lichtzinnig over wilden denken en er geen fouten mee wilden maken. Ik bestond niet en dat moest zo blijven. Ik ben mijn werk, niet ik. | |
[pagina 205]
| |
Uit Philoktetes-Variaties in de regie van Jan Ritsema, Kaaitheater, Brussel 1994. Foto: Maarten Vanden Abeele
| |
[pagina 206]
| |
Velen van ons waren in de drie maanden van de repetities jarig. En wanneer was ik jarig? Even heb ik geaarzeld. Ik zei nog iets van: ik ben niet jarig, maar in het aangezicht van de dood klonk dat opeens zo kleinzielig, zo buiten proporties, om het nog langer te verzwijgen, die dag van je leven, dat ik bevrijd en breed lachend mijn grote geheim onthulde. Even flitste nog door mijn hoofd dat dertien nu, na dit verraad, nooit meer mijn geluksgetal zal zijn. Inmiddels weet ik wel beter. De tweede peiler waarop ik mijn valse identiteit baseerde, heet koken. Het spijt me. Het is niet anders. Ik kookte niet. Uit principe. Ik haatte alles wat met koken te maken had. Iemand anders hoefde ook niet voor mij te koken. En nu kook ik, zomaar van de ene op de andere dag. En het is alsof ik mijn hele leven niet anders heb gedaan. En het is geen tijdverspilling, koken, integendeel. Het is een essentiële verandering die geen verandering lijkt. Moeiteloos voed ik mijn doodgewaande lichaam, ik die het zoëven nog over het verlangen naar vereenzelviging met de dood had. Maar wat is dit voor een spelletje? Dit is hide and seek, verstoppertje met jezelf spelen. Dit is het spel van ik ben er wel en ik ben er niet. Dat diep in ons gewortelde besef er maar even te zijn, slechts een paar decaden. Verstoppertje spelen en achtervolgingen zijn de metaforen voor het weggestopte bewustzijn dat we met de dood op de hielen leven. Dat willen we verbloemen en daarom zetten we de ander en onszelf zo graag op het verkeerde been. Het is spel. Het is het spel van de offerande van Isaac door Abraham, die weet dat God goedertieren is, maar het met God niet op een akkoordje kan gooien, want God is groot en goed, maar waar is God anders dan in het wonder van zijn bestaan, dus is er een akkoord mogelijk, alleen mag hij niet geweten zijn. Zo kan de ‘geredde’ Isaac de bijzondere status van aartsvader verwerven. En dat terwijl het jongetje maar angstig bleef vragen: het bokje, pappa, waar is het bokje? Het bokje, dat ben jezelf, dat zijn niet de anderen, zoals wij zo graag geloven.Ga naar eindnoot⋆
En de 1100 geredden van Schindler (als je er een redt, red je de hele wereld) hebben 6000 nakomelingen inmiddels. Zesduizend levens zouden er vermoord zijn. Zesduizend worden er vermoord met dat jongetje of meisje in Belfast, Sarajewo, Mogadishu, Durban, Tblisi, St.Sebastian, Manilla, Algiers, Jericho, Mexico en Amsterdam, Brussel, New York, Berlijn. En wij weten het. En wij doen niks. Wij zijn het leven vergeten met de dood op reces. En dat is nog absurder dan je verjaardag niet bekend willen maken | |
[pagina 207]
| |
of weigeren te koken. Hoe zei Lucebert het ook alweer zo eenvoudig? ‘Ik draai een kleine, mooie, ritselende revolutie af en ik dans en ik lach en ik huil en ik zing.’
Philoktetes-Variaties gaat over de vrees voor verandering en de angst voor het oneindige. Over een beetje sterven en gestorven zijn. |
|