| |
| |
| |
Arie Pos
Twee dwarsliggers: Miguel Torga en Jorge de Sena
Over het literaire leven in Portugal ten tijde van de dictatuur (1926-1974) zou een lijvige en ontluisterende documentaire roman zijn te schrijven. Met zijn censuur en geheime politie (pide) hield Salazar schrijvers, tijdschriften en uitgevers gevangen in een onheilspellende nevel van onzekerheid. Anonieme handen schrapten ideologisch of moreel aanstootgevende passages en namen boeken in beslag; in regenjassen gehulde ‘stillen’ luisterden af, intimideerden en verspreidden verdachtmakingen; bureau-ambtenaren legden dossiers aan, lazen onderschepte brieven, decreteerden publikatie- en beroepsverboden; agenten in burger deden invallen, molesteerden en arresteerden. Er bestond geen preventieve censuur op boeken, maar invallen en inbeslagnames vormden een constante dreiging voor auteurs en uitgevers. In die atmosfeer leefden en streefden de bijna zonder uitzondering tot de oppositie behorende literatoren - een dun bovenlaagje van academisch geschoolden in een land waar meer dan de helft van de bevolking niet eens zijn naam kon schrijven. Uit gebrek aan vrijheid of angst voor risico's lieten ze hun meesterwerken ongeschreven of onuitgegeven en bemantelden ze hun subversieve intenties in allegorische verhalen en gecodeerde gedichten, af en toe besprongen door twijfel aan de compatibiliteit van doel en middelen of verlokt door een louter esthetische muze.
Onder het deksel waarmee Salazar het culturele en intellectuele leven trachtte te smoren gistte het flink. In plaats van een heldenepos van taai en eensgezind verzet tegen een gemeenschappelijke vijand werd de pennestrijd van de schrijvers een tragikomische Vanity Fair vol kleinzielig onderling geharrewar van kliekjes en belangengroepen, persoonlijke rancunes, pesterijen, insinuaties, haat en nijd. Men sloeg elkaar om de oren met dogma's en doctrines, prees bentgenoten, laakte buitenstaanders, excommuniceerde afvalligen of decreteerde doodzwijgen. Wanneer er ooit een documentaire roman aan het tijdperk wordt gewijd, zou er om de spanning tussen literatuur en dictatuur en het ongezonde klimaat in de letteren goed voelbaar te maken geen beter perspectief kunnen worden gekozen dan dat van twee auteurs die hardnekkig hun onafhankelijkheid en het recht en de vrijheid van de enkeling verdedigden en daardoor zowel het regime als de literaire wereld tegen zich in het harnas joegen: Miguel Torga (1907) en Jorge de Sena (1919-1978).
| |
Miguel Torga
Opschrift
Omdat ik niet kan liegen,
Ik werd subversief geboren.
Te beginnen bij mijzelf - mijn voornaamste
Ik kan mij niet conformeren.
Zonder aankomst vervolg ik mijn reis
Miguel Torga werd in 1907 als Adolfo Correia da Rocha geboren in een landarbeidersgezin in de noordoostelijke provincie Trás-os-Montes. Een priesteropleiding of emigratie waren de enige mogelijkheden om aan de armoede in de streek te ontsnappen. Na een kort verblijf op het seminarie van Lamego vertrok Adolfo in 1920 naar het landgoed van een oom in Brazilië, waar hij vijf jaar werkte. Terug in Portugal ging hij na drie jaar lyceum medicijnen studeren in Coimbra. Vanaf 1933 werkte hij als arts in de provincie
| |
| |
en in 1941 vestigde hij zich, gespecialiseerd tot keel-, neus- en oorarts, voorgoed in Coimbra.
Vanaf 1928 publiceerde Adolfo Rocha onder eigen naam enkele bundels poëzie en proza. In 1929 en 1930 werkte hij mee aan Presença (1927-1940), het orgaan van het ‘tweede modernisme’, de leidende literaire stroming en kunsttheoretisch een vervolg op de avant-gardegeneratie van Pessoa, Sá-Carneiro en Almada Negreiros rond het tijdschrift Orpheu (1915). Vanwege de eenzijdige esthetische belangstelling, het louter theoretische engagement en de benauwende kliekjesgeest distantieerde hij zich in 1930 van het blad en korte tijd later van het literaire milieu, dat ‘geïntellectualiseerd [was] van hoofd tot voeten en nauwelijks raakte aan de realiteit’. Artistiek en politiek onafhankelijk wilde hij zich inzetten voor individuele vrijheid en menselijke waardigheid en stelde hij zich ten doel de kloof tussen kunst en leven te overbruggen door een directe betrokkenheid bij de problemen van zijn tijd.
In 1934 koos hij het pseudoniem Miguel Torga. De voornaam is een hommage aan de Spaanse schrijver en filosoof Miguel de Unamuno, met wiens filosofie van ‘het tragische levensgevoel’ hij grote affiniteit had. Ook in het werk van Torga spelen de existentiële angst, de eenzaamheid van de mens en de onophefbare tragiek van het bestaan een voorname rol. De achternaam (torga = heide) is een verwijzing naar zijn wortels in het woeste bergland van zijn geboortestreek, waar hij vertrouwd raakte met een werkelijkheid die zich beperkte tot de meest elementaire kanten van het menselijk bestaan en die hem stof bood voor een universele verbeelding van de condition humaine. Zijn eerdere boeken werden niet herdrukt. Ze waren verschenen in eigen beheer en ook nieuwe titels werden door hemzelf uitgegeven, zodat hij, afkerig van publiciteit, interviews en publieke optredens, geheel alleen de verantwoording voor inhoud en verschijnen droeg.
Tijdens een reis door Europa (1937-1938) maakte Torga kennis met de harde realiteit van de Spaanse Burgeroorlog en het Italiaanse fascisme en zag hij het totalitaire karakter van het regime van Salazar helder onder ogen. Onder uitgeweken Portugese communisten en socialisten in Parijs besefte hij dat hij zich als anarchistische individualist niet bij de linkse leuzen kon aansluiten en als schrijver evenmin zonder de taal, de inspiratiebron en het klankbord van zijn geboorteland kon. Daarmee was zijn positie definitief bepaald. Hij keerde terug naar Portugal om er te blijven, for better or for worse.
Het vierde deel van zijn autobiografische romanreeks A criação do mundo (1939, De schepping van de wereld), waarin hij zijn reis en stellingname beschreef, werd een dag na verschijnen door de pide in beslag genomen. Het boek zou communistische propaganda bevatten, en achter de schrijver werd een politiek komplot vermoed. Torga's lakonieke verweer dat het boek slechts een oplage van driehonderd exemplaren had en ook fascistische slogans bevatte mocht niet baten. Hij werd opgepakt en zat enkele maanden gevangen in Lissabon. Twee jaar later werd de verhalenbundel Contos da montanha (Verhalen uit de bergen) verboden. De censuur motiveerde haar besluit niet, maar waarschijnlijk vormden de beschrijving van de barre armoede in Torga's geboortestreek en de opstandigheid tegen kerk en staat die uit enkele verhalen sprak de aanleiding.
Naast verdere vijandelijkheden van het dictatoriale regime - aanhoudingen, een beroepsverbod, controle van handel en wandel en geweigerde visa - toonde ook het literaire milieu waarmee hij had gebroken openlijke animositeit. Torga's boeken, gedrukt in enkele honderden exemplaren, werden doodgezwegen of afbrekend besproken. Niettemin verschenen er met grote regelmaat nieuwe titels en werden zelfs enige werken herdrukt. Toen Franse initiatiefnemers hem in 1960 als kandidaat voor de Nobelprijs voorstelden had hij inmiddels een oeuvre van dertien dichtbundels, zestien prozawerken, vier toneelstukken en acht delen van een dagboek op zijn naam staan. De kandidatuur betekende een kortstondige doorbreking van het zwijgen rond zijn persoon en werk. Te- | |
| |
genover steunbetuigingen en bekendheid bij een breder publiek stonden echter de kinnesinne van collega-auteurs en een in allerijl gelanceerde tegenkandidaat: de bejaarde streekromancier Aquilino Ribeiro (1885-1963). Na de ophef rond de nominaties viel wederom een doodse stilte, en het zou tot 1978 duren voor Torga opnieuw voor de prijs werd voorgedragen.
In de omvangrijke literaire produktie van Miguel Torga lieten zich al
Miguel Torga
vroeg vier lijnen onderscheiden die zich later zouden ontwikkelen tot hoofdstromen. Naast de poëzie waarmee hij debuteerde en waaraan hij steeds trouw bleef, ontstond een serie verhalenbundels, in 1937 verscheen het eerste deel van de reeks autobiografische romans A criação do mundo (eerste tot en met zesde dag) en in 1941 zag het eerste deel van zijn Diário (Dagboek, 16 delen tot 1993) het licht.
Het dagboek en de autobiografische romans vormen behalve de neerslag van de persoonlijke ontwikkeling van de schrijver een spiegel van het leven in Portugal vanaf Torga's geboorte tot nu. Via zijn visie op de gebeurtenissen en zijn gedachten over onderdrukking, vrijheid en menselijke waardigheid slaagde Torga erin het regime van Salazar onder het wakend oog van de censuur heel wat venijn toe te dienen:
Coimbra, 10 januari [1948] - De dwaasheid van elke tirannie is dat ze niet doorheeft dat ze slechts regeert over de doden van haar tijd. De mensen die ze overwon en daardoor doodde. Want de levenden, de volgende generaties die geboren worden en opgroeien, zijn haar zo vreemd dat het lijkt of ze wonen in een andere wereld. Voor hen zijn alle gestelde wetten dode letter. Zij zullen hun eigen wetten stellen.
(Diário iv, 1949)
Zijn methode werd eens vergeleken met die van Besredka, een geneeskundige methode waarbij wordt begonnen met de toediening van een minimale dosis van een medicijn, om na oplopende concentraties uiteindelijk de volledige dosis te geven. Op die wijze tastte Torga de gevoeligheden van de censuur af zonder zijn toevlucht te hoeven nemen tot de wollige allegorieën waarin collega-auteurs zich verstrikten. Behalve het regime moesten ook het niveau en het sociale bewustzijn van Portugese kunstenaars en intellectuelen het regelmatig ontgelden. Daartegenover stond een grote betrokkenheid bij de armoede en achtergesteldheid van het gewone volk en een diep respect voor zijn leefwijze. De problematische verhouding tot zijn geboorteland, waaraan hij door zijn afkomst, zijn liefde voor landschap en volk en zijn schrijverschap gebonden was, maar waarmee hij zich vanwege de politieke en sociale situatie niet kon verzoenen, loopt als een rode draad door zijn hele oeuvre.
Torga's verhalen - onder meer gebundeld in Contos da montanha (1941) en Novos contos da montanha (1944, Nieuwe verhalen uit de bergen) - zijn bijna zonder uitzondering gesitueerd in zijn geboortestreek, evenals de roman Vindima (1945, Druivenpluk). De personages zijn onverzettelijke, karaktervolle typen met een sterk gevoel voor verantwoordelijkheid, individuele vrijheid, solidariteit en rechtvaardigheid. Ze laten geen onrecht ongewroken en dulden geen macht boven zich. Hun autonomie
| |
| |
gaat tot huiveringwekkende extremen en brengt hen op gespannen voet met de gevestigde orde en de normen en waarden van de godvrezende, gezagsgetrouwe en ordelievende burger. De taaie levensaanvaarding en de harde strijd om het bestaan van de bergbewoners, overgeleverd aan de genade en ongenade van de elementen in een nog niet door civilisatie aangetaste oerwereld, tonen de mens in een bijna primitieve natuurstaat. Verweven met averechtse bewerkingen van klassieke en christelijke mythen krijgen hun belevenissen een tijdloos en universeel karakter. De transformaties benadrukken tegelijk de tragiek en de grootheid van de mens. De titelheldin uit het verhaal ‘Maria Lionça’ (Verhalen uit de bergen) valt bijvoorbeeld enerzijds te herkennen als een jarenlang sereen wevende Penelope, wachtend op een allerminst heldhaftige echtgenoot die als een verlopen wrak terugkeert om te sterven, terwijl ze aan het slot van het verhaal met haar dode zoon in de armen verschijnt als een tot leven gekomen piëta. Hetzelfde procédé paste Torga toe in zijn verhalenbundel Bichos (1940, Beesten), waarin hij dieren menselijke eigenschappen gaf om aan de censuur te ontsnappen en toch zijn ‘subversieve ideeën’ uit te dragen. Het verhaal over de raaf ‘Vicente’ die als enige in Noachs ark in opstand komt tegen de door God gezonden zondvloed en door zijn koppigheid de Almachtige uiteindelijk dwingt de hemelsluizen te sluiten, werd een sleuteltekst in Torga's oeuvre en het symbool voor zijn permanente rebellie tegen God, kerk en staat.
Ook in zijn poëzie - gebundeld in onder meer O outro livro de Job (1936, Het andere boek Job), Libertação (1944, Bevrijding) en Orfeu rebelde (1958, Opstandige Orfeus) - zijn de tragiek en grootheid van de eenzame mens, de revolte tegen alles wat de vrijheid beperkt en de haat-lief-deverhouding tot zijn land dominante thema's. Bij de eenheid van thematiek voegt zich een hechte eenheid van stijl - sober en beeldend, met veel regionale uitdrukkingen en een door lakonieke humor getemperde verbetenheid - die zijn werk een zeer herkenbare eigen toon geeft. Met meer dan vijftig titels in vijfenzestig jaar schrijverschap schiep hij een oeuvre dat behalve een monument van vitaal verzet een onafhankelijke en gewetensvolle kroniek van zijn tijd is.
| |
Jorge de Sena
‘Wie haar eenmaal heeft...’
Ik zal niet sterven zonder te weten
welke kleur de vrijheid heeft.
Ik kan slechts zijn van deze grond
Hoewel ik behoor tot de wereld
en de waarheid altijd wint,
ik zal niet sterven zonder te weten
hoe het is hier vrij te zijn.
Alles verdraaiden ze tot kwaad.
Het is haast een misdaad dat men leeft.
Maar hoewel ze alles verhullen
en mij blind en monddood wensen,
ik zal niet sterven zonder te weten
welke kleur de vrijheid heeft.
Jorge de Sena werd in 1919 geboren te Lissabon, als enig kind in een welgestelde en cultuurminnende familie. Zijn vader was hoofdofficier van de koopvaardij en Jorge groeide op met literatuur, muziek en het toekomstbeeld van een riante carrière als marine-officier. Aan die droom kwam een abrupt einde toen hij in 1938 werd afgekeurd voor de zeevaartschool. De afwijzing bezorgde Jorge een ernstige crisis, hij sloot zich maandenlang op in zijn kamer en schreef als een bezetene: in een half jaar produceerde hij bijna tweehonderd gedichten, zeven verhalen, een eenakter en een roman.
Omdat zijn ouders, die sinds zijn vader na een ongeval arbeidsongeschikt was geworden moesten rondkomen met een karige invaliditeitstoelage, niets zagen in een schrijversloop- | |
| |
baan of een letterenstudie ging Jorge bouwkunde studeren aan de technische hogeschool in Porto. Daar legde hij zijn eerste literaire contacten, en in 1940 debuteerde hij met een ingezonden brief over gedichten van Pessoa in het laatste nummer van Presença. Hij publiceerde poëzie en essays in diverse andere tijdschriften, en in 1942 verscheen, vrijwel onopgemerkt, zijn eerste dichtbundel, Perseguição (Vervolging).
Nadat zijn vader, begin 1944, was overleden en Jorge nog hetzelfde jaar zijn studie had afgerond, onderhield hij zichzelf
Jorge de Sena
en zijn moeder met vertaalwerk en een adviseur/redacteurschap bij een uitgeverij. Vanaf 1946 schreef hij over literatuur en toneel voor het ‘volksdagblad’ Diário Popular. Pas in 1948 vond hij een baan als ingenieur bij de Junta Autónoma de Estradas, een overheidsdienst belast met aanleg en onderhoud van wegen.
Vanaf zijn debuut ontwikkelde Jorge de Sena een enorme literaire activiteit. Behalve een stroom van poëzie en kritieken publiceerde
hij vertalingen, verhalen, toneelstukken, tekstuitgaven en doorwrochte essays over bewonderde dichters als Camões, Pessoa en Rimbaud. Zijn studies en artikelen getuigen van een enorme belezenheid en een scherp analytisch vermogen. Met zijn geprononceerde meningen over de treurige stand van zaken in de Portugese literatuur en zijn felle kritieken maakte hij snel vijanden en verwierf hij een reputatie als arrogante Einzelgänger, waarvan hij zich nooit meer losmaakte. Zijn streven naar volkomen onafhankelijkheid, zijn aanvallen op de middelmatigheid uit naam van de cultuur en zijn verzet tegen het door kliekjesgeest en belangenstrijd verpeste literaire klimaat dreven hem in een isolement. Tijdschriften weigerden zijn bijdragen, uitgevers sloten hun deuren, zijn werk werd doodgezwegen of met de grond gelijk gemaakt.
Hoewel hij als overtuigd marxist en sociaal geëngageerd auteur dicht bij de van 1940 tot 1960 oppermachtige stroming van het neorealisme stond, was hij een van haar felste bestrijders. Hij gruwde van de doctrinaire stelligheid waarmee de kameraad-auteurs het programma van het sociaal-realisme in praktijk brachten en van de grijze brij van arbeidersarmoe en -ellende waarmee ze hun met het oog op de censuur zorgvuldig gecodeerde en daarom alleen binnen eigen parochie begrepen boodschap brachten. Hij pleitte voor diversiteit van literaire middelen, een ruimere opvatting van de term realisme, een persoonlijk engagement en een individuele uitdrukkingswijze. In zijn poëzie - op Perseguição volgden de bundels Coroa da terra (1946, Kroon van de aarde) en Pedra filosofal (1950, Steen der wijzen) - vermengde hij modernistische, surrealistische en classicistische technieken en gaf hij uiting aan een bittere wanhoop in een wereld vol eenzaamheid, ellende en geweld, waarin slechts de liefde bevrijding en hoop geeft. De verzen werden ‘duister’ en ‘intellectualistisch’ gevonden, terwijl Sena's ongewone openhartigheid en harde realisme aanstoot gaven. De sonnettenbundel As evidências (1955, De klaarblijkelijkheden) werd in beslag genomen bij de uitgever. Na regelmatige bezoeken van de auteur aan de censor werd het ‘subversieve en pornografische’ boek, waarin enkele ‘perverse’ liefdesverzen staan die volgens een vriend aan Henry Miller doen denken, vrijgegeven.
Jorge de Sena was nooit lid van een partij maar nam niettemin deel aan diverse politieke activiteiten tegen het regime. Zijn betrokkenheid bij een mislukte staatsgreep dwong hem in 1959 tot vertrek naar Brazilië, enkele maanden
| |
| |
later gevolgd door vrouw en kinderen. Daarmee werd hij een van de vele Portugese intellectuelen die, door de politieke repressie gedwongen, kozen voor de ballingschap, in een ware brain drain die het intellectuele leven sterk verarmde. Dank zij zijn literaire kennis en ervaring werd hij benoemd tot hoogleraar Portugese literatuur en literatuurtheorie in São Paulo, en aan de universiteit maakte hij kennis met de middelmatigheid en kinnesinne ‘onder professoren’. Ondanks tegenwerking vanuit Portugal kon hij zich met Braziliaanse subsidie wijden aan een uitvoerige studie van leven en werk van Camões en, na Braziliaans staatsburger te zijn geworden, in 1964 promoveren. Vanwege het snel verslechterende politieke klimaat na de militaire staatsgreep van hetzelfde jaar, vertrok hij in 1965 naar de Verenigde Staten om hoogleraar Portugese en Braziliaanse literatuur en vergelijkende literatuurwetenschap te worden, aanvankelijk aan de Universiteit van Wisconsin en later aan de Universiteit van Californië, waar hij woonde en werkte tot zijn dood. Naar Portugal keerde hij slechts terug voor korte bezoeken, voor de eerste maal in 1968.
Tijdens de beginjaren in Brazilië stelde Sena voor het eerst bundels kritisch en verhalend proza samen. Onder de titel Andanças do demónio (1960, Omzwervingen van de duivel) publiceerde hij een zestal verhalen en in O reino da estupidez (1961, Het rijk der stompzinnigheid) bundelde hij een keuze uit zijn ‘wrangste, bitterste en meest ironische’ artikelen over de contemporaine cultuur en literatuur in Portugal. De bundels werden voorafgegaan door voorwoorden waarin Sena zich nadrukkelijk distantieerde van elke literaire school of richting, venijnige steken uitdeelde aan zijn literaire vijanden en de censuur jende door te verklaren dat hij veel ‘te wreed’, ‘te persoonlijk’ of ‘voorlopig nog onmogelijk’ werk in portefeuille moest houden en dat ‘elke overeenkomst met bestaande personen of gebeurtenissen’ te danken was aan de waarheidsgetrouwheid van de verhalen en de auteur. In 1966 verscheen een volgende verhalenbundel, Novas andanças do demónio (Nieuwe omzwervingen van de duivel).
Ondanks de (schijn van) voorzichtigheid die uit de voorwoorden sprak, werden er in de verhalen in bedekte en minder bedekte termen onderwerpen aangesneden en waarheden gezegd die niet bijzonder welkom waren. Sena schepte er een duivels genoegen in alles wat de brave burger graag buiten de deur hield op hem los te laten: angst, eenzaamheid, wreedheid, sensualiteit en occultisme intensiveerde hij ondanks de historische of fantastische setting van de verhalen tot een bedreigende realiteit die de lezer de rillingen over de rug joeg. Respectievelijk berucht en beroemd werden onder meer het weerzinwekkende verweerschrift van een door onberispelijk plichtsbesef en onwankelbare beginselvastheid gedreven ss-officier getiteld ‘Defesa e justificação de um ex-criminoso de guerra’ (Verdediging en rechtvaardiging van een exoorlogsmisdadiger) en de op middeleeuwse exempelen gebaseerde novelle O físico prodigioso (De wonderdokter), een ‘diablerie’ over een schone jongeling die zich de lusten van de duivel moet laten welgevallen in ruil voor genezende toverkrachten. Dank zij zijn schoonheid, maagdelijkheid en toverkracht redt hij het leven van een wegkwijnende jonkvrouw die aan het hoofd staat van een kasteel vol mannenverslindsters. Ze bindt zich aan hem in een passie die de dood overwint. O físico prodigioso is een fantastisch liefdesverhaal en tegelijk een parabel vol erotische symboliek over onvergankelijke schoonheid en eeuwige jeugd. In een middeleeuwse entourage (kruistochten, hekserij, de Inquisitie, de pest) worden allerlei traditionele motieven (een duivelspact, de strijd tussen goed en kwaad, wonderen, nimfomane heksen, tot leven gewekte doden, een liefde die de dood trotseert) door Sena op hun kop gezet en tegen elkaar uitgespeeld in een virtuoos spel met moderne verteltechnieken. Door de simultaanweergave van visies van verschillende personages op dezelfde
gebeurtenis, sprongen terug in de tijd die een deel van het verhaal uitwissen om er vervolgens een heel andere wending aan te geven en de opname van pastiches van middel- | |
| |
eeuwse gedichten die bepalend blijken voor de loop van het verhaal, zet hij zowel tijd en werkelijkheid als het karakter van de personages op losse schroeven en krijgt het verhaal een kaleidoscopische meerduidigheid.
Naast verhalen en essays publiceerde Sena in zijn Braziliaanse en Amerikaanse jaren poëzie, waaronder twee themabundels met gedichten naar aanleiding van beeldende kunst, Metamorfoses (1963), en muziek, Arte de música (1968, Muziekleer). Het zwijgen waarmee zijn boeken werden ontvangen verbitterde de van de uitzonderlijke kwaliteiten van zijn werk overtuigde dichter zeer. De lof die hem alleen via de correspondentie van vrienden bereikte bevredigde hem niet en ontlokte hem in een brief aan Eduardo Lourenço van 8 juni 1967 een karakteristieke wrang-venijnige reactie:
Ik ben het zat gul en grootmoedig te zijn voor een cultuur en een literatuur die me niet terugbetalen met gelijke munt. Jij zegt dat zwijgen vaak eerbiedige bewondering is. Daar twijfel ik niet aan. Maar de literatuur, mijn beste, bestaat om gekend, gelezen en bestudeerd te worden (althans in theorie is dat zo...), en hoe wil je dat men weet heeft van het bestaan en de waarde van werken die aangekondigd noch besproken worden? Waar staat geschreven dat de bewondering van mijn bewonderaars zo groot is en de eerbied voor mijn intellectuele formaat zo diep dat ze erdoor worden verlamd en gefrustreerd? Als iemand dat zo voelt en niet in staat is verder een woord uit te brengen - laat hij dat dan zeggen. Ik, mijn beste, heb er aardig genoeg van een onbekende grote schrijver te zijn terwijl alle middelmatigen geprezen en ‘beëssayeerd’ worden.
Mij hoeft niemand te komen vertellen dat ik een van de grootste Portugeestalige dichters, een van de origineelste verhalenschrijvers, een van de bekwaamste en belangrijkste critici en een van de opmerkelijkste toneelauteurs van de eeuw ben. Ik weet dat ik dat ben. Maar het publiek en het buitenland niet. En in dat licht scharen mijn bewonderaars en vrienden met hun zwijgende toewijding zich bij mijn vijanden, of liever bij degenen die mij verafschuwen vanwege het eenvoudige feit dat ik besta.
Sena was niet de enige schrijver die beweerde meesterwerken in portefeuille te moeten houden maar wel een van de zeer weinigen die de belofte inlosten. Zijn kort na de revolutie verschenen verhalenbundel Os grão-capitães (1976, De grootkapiteins) bevatte sterk autobiografische ‘bittere ervaringen’ uit de eerste drie decennia dictatuur die vanwege hun ‘compromisloos realisme’ onmogelijk door de censuur zouden zijn gekomen. Dat gold het sterkst voor het schokkende relaas ‘Os salteadores’ (De straatrovers) over de ‘uitlevering’ van een groep gevluchte Spaanse communisten, die door agenten van de pide als straatrovers worden opgepakt en over de grens gezet om, volgens de bekende procedure, voor de ogen van de Portugezen door de Guardia Civil te worden geëxecuteerd.
Helaas maakte de schrijver niet meer de sensatie en het schandaal mee die zijn onvoltooid gebleven autobiografische roman Sinais de fogo (1979, Vuursignalen) bij verschijnen wekte. Het boek betekende een grootse afrekening met tientallen jaren literaire miskenning, politieke verdrukking en burgerlijke overgevoeligheid. Het werd onthaald als de beste Portugese roman van de eeuw en de openhartig beschreven seksuele avonturen van de jonge hoofdpersoon veroorzaakten een golf van verontwaardiging. Sinais de fogo beschrijft het ontwakend zelfbewustzijn en dichterschap van de zeventienjarige Jorge en is tevens een zorgvuldige reconstructie van de situatie in Portugal in de zomer en het najaar van 1936. Het uitbreken van de Spaanse Burgeroorlog en Salazars steun aan Franco confronteren Jorge en een groep vakantievrienden met een situatie waarin keuzes moeten worden gemaakt en daden gesteld om twee ondergedoken Spaanse activisten het land uit te krijgen. Het aanvankelijk onbezorgd libertijnse vakantievertier en de politieke spanning zijn voor Jorge aanleiding tot overpeinzingen over liefde,
| |
| |
vriendschap, seksualiteit, solidariteit, individu en collectiviteit, waartussendoor zich versregels aan hem opdringen die zich samenvoegen tot gedichten.
Dank zij de - grotendeels postume - publikatie van een onafzienbare stroom niet eerder gebundeld en gepubliceerd werk, manifesteerde Jorge de Sena zich in de laatste decennia behalve als prozaïst als een van de belangrijkste en veelzijdigste Portugese dichters, poëzievertalers (van onder anderen Kavafis, Emily Dickinson en een gigantische bloemlezing Poëzie van 26 eeuwen), critici en literatuuronderzoekers van deze eeuw.
| |
Late waardering
Gemarginaliseerd door dictatuur en literatuur kregen Miguel Torga en Jorge de Sena pas laat de waardering waarop ze recht hadden. Voor beiden betekende 1968, het jaar waarin Salazar van zijn stoel viel, het voorzichtige begin van een ommekeer. Salazars ‘liberale’ opvolger Caetano hief het publikatieverbod op de twee bijna dertig jaar eerder door de censuur in beslag genomen werken van Torga op en gaf Sena, na negen jaar ballingschap bij zijn eerste bezoek aan Portugal gearresteerd en uitgewezen, persoonlijk toestemming als vrij man zijn vaderland te bezoeken.
Ook literair begon het tij te keren: het culturele tijdschrift O tempo e o modo bracht in 1968 een hommage aan Jorge de Sena en een jaar later ontving Torga een eerste literaire prijs. Na de Anjerrevolutie van april 1974 vond hun werk een bredere verspreiding en een groter publiek. De oplagen van Torga's verhalenbundels stegen van 500 naar 50.000 exemplaren en voor het eerst werden titels van Sena herdrukt.
In 1977 nam Torga de Grote Internationale Prijs voor Poëzie van de poëziebiënnale in Knokke-Heist in ontvangst, terwijl Sena op Sicilië de Etna-Taorminaprijs, eveneens een prestigieuze internationale poëzieprijs, kreeg uitgereikt. De prijzen betekenden het begin van internationale bekendheid en de aanzet tot een gestaag groeiende reeks vertalingen. Het jaar daarop werd Miguel Torga voorgedragen voor de Nobelprijs en bleek ook een kandidatuur voor Sena in voorbereiding. Jorge de Sena overleed in hetzelfde jaar, zodat hij verdere bekroningen misliep. Miguel Torga ontving de laatste vijftien jaar tal van nationale en internationale onderscheidingen en was in 1993 wederom kandidaat voor de Nobelprijs.
Anno 1994 vormen Miguel Torga en Jorge de Sena een onverteerde erfenis waarmee men in Portugal slecht raad lijkt te weten. Terwijl in het buitenland, met name in Brazilië, de Verenigde Staten, Frankrijk en Italië, proefschriften en colloquia aan hun werk worden gewijd, is men in hun geboorteland nog druk bezig twee omvangrijke en eigenzinnige oeuvres voorzichtig te besnuffelen. Torga en Sena laten zich na een langdurig bestaan in de schaduw nog moeilijk bijzetten in de voltooid verleden tijd van de literatuurgeschiedenis. Zij herinneren pijnlijk aan een periode die men liever vergeet en sluiten slecht aan bij een literatuur waarin sociaal engagement uit de mode is.
|
|