van de afbeelding, ik ben het. U doet nu een pas achteruit.
Neem de tijd, fluister ik. Bekijk elk detail van mijn lichaam. Geneer u niet. Bestudeer mijn plooien en poriën, het donshaar in mijn nek, de haartjesladder onder mijn navel; wees schaamteloos! Verlang alle poses van me die in uw hoofd opkomen, u hoeft me niet te ontzien. Zie me als vrouw, niet als dame. Zorg voor het juiste licht, belicht me zo dat mijn lichaam in de meest sprekende vleestinten verschijnt. Met minder dan een bleekroze, de kleur van het varken, hoeft u geen genoegen te nemen. Ik ben niets anders dan uw model. Ik ben uw stof, gebruik mij naar believen. Doe met mij wat u wilt!
En u zet nu alles in scène tot alleen nog het varken ontbreekt. Ik sta erbij als op de afbeelding, het witte lijntje in mijn handen; u drukt mij op het hart niet te bewegen en gaat naar de badkamer. Het varken ligt op de grond en trilt. Met een trap en wat voer brengt u het overeind, met verse truffels lokt u het de woonkamer in. Ik ruik en luister; ik ruik het dier en hoor zijn snuiven. U verstopt de geurige knollen op verschillende plaatsen zodat ons varken niet meer weet welke kant het op moet. Het blijft staan met zijn neus op het tapijt, wat u in de gelegenheid stelt het bandje om zijn dikke nek te slaan. Het varken wil weg, maar wordt tegengehouden door de geur, en dus blijft het maar staan, met de ene poot bijna gracieus voor de andere, terwijl ik het bandje in mijn uitgestoken hand houd, niet te strak en niet te slap. Galant. Ik vertrouw het varken zoals het varken mij vertrouwt. U doet intussen een paar passen achteruit om het volmaakte tafereel te aanschouwen.
Wat u ziet is nauwelijks te verdragen. De mate van perfectie gaat uw kracht te boven. U benijdt mij om mijn blinddoek! U zoekt houvast aan mij, u zoekt het cruciale punt; u gelooft dat dat buiten uzelf ligt. Uw blik dwaalt rond. Van mijn schoot naar mijn borsten, van mijn dijen naar mijn enkels en weer omhoog, naar de pezen die zich tegen de dunne stof van de handschoenen aftekenen. Dan van het navelkuiltje snel naar mijn onbedekte oor, van mijn neusgat, met een sprong, naar het neusgat van het varken, van zijn nek naar mijn hand en retour. U volgt met uw ogen het lijntje, hier komen ze tot rust. Uw blik is nu op dit lichte, tere bandje gericht; want waarmee verraad ik mezelf meer dan met de manier waarop ik het vasthoud...
U ontdekt daarin mijn innerlijke toestand. U ziet die als uiterste naaktheid. U beseft dat en sluit uw ogen. U weet nu dat ik er ben. Ik besta echt. Ik ben de dame met het varken.
Enfin, zo had ik het graag bij u gelezen. Maakt u het af, schrijf erop los! Maar mocht u alleen nog uit twijfels of angst bestaan, beste P., dan ben ik eventueel wel bereid uw farce mee te spelen. Maar ik zou het enkel uit medelijden doen, als christen. Voor nu wens ik u echter het allerbeste, uw nog steeds toegenegen von C.’
P. begroef zijn gezicht in de brief. Het dikke papier absorbeerde meteen zijn zweet. Letters vervloeiden tot blauwe beekjes; hij zag het tafereel levendig voor zich. Daar stond ze! Al haar woorden hadden vorm gekregen, geen woord was leeg geweest. Beschaamd maar gelukkig ademde hij de geur van haar brief, geschept papier en inkt. Onderwijl liep hij langzaam door de kamer naar de telefoon. Hij belde het telegraafkantoor. De