Michael Krüger
Er heerst weer oorlog
‘Na een oppervlakkige blik op de samenleving zou men gemakkelijk en met plezier tot het inzicht kunnen komen dat het tijdperk van de sukkels is aangebroken.’
Edward Conze, Boeddhistisch denken
De Bondsrepubliek is in beweging gekomen. Er heerst weer oorlog. Wat in deze eeuw van oorlogen niemand meer had verwacht, is ingetreden. Nog zijn niet alle delen van de bevolking in een oorlogstoestand, maar er wordt rekening mee gehouden dat de bacil van het gevecht zich al over het hele oppervlak van de republiek heeft verbreid. Ook is nog onduidelijk wie tegen wie vecht, omdat de uniformen op elkaar lijken, en geenszins is zeker of principieel voor of tegen iets gevochten wordt. En om de verwarring compleet te maken vechten enkele formaties in de oostelijke delen tegen iets wat ze in de westelijke delen verdedigen. Terwijl de bondspresident in een wijdverbreid interview de politici van gebrek aan eetlust heeft beticht, heeft de straat zich aaneengesloten. Het volk staat, zij het ook verdeeld, maar niemand weet precies voor wie en achter wie het staat. Sommigen staan slechts voor zichzelf, anderen voor anderen. Inmiddels zijn er gevechten uitgebroken over de vraag aan wie het volk, zo dat al bestaat, toebehoort. Volk ja, zeggen de elites, maar gepeupel nee. Aan wie behoort echter het gepeupel toe, zo niet het volk?
Jarenlang heeft men ons wijsgemaakt dat we eindelijk het einde van de geschiedenis hadden bereikt, het domein van het vrolijke compromis hadden betreden. Iedereen moet mogen zeggen wat hij denkt, ook als hij niets te zeggen heeft en niet heeft nagedacht, vooral op de televisie. De voorbereidingen van de veranderingen van het parlement in een talk-showronde waren in volle gang, toen de berichten over felle discussies binnenkwamen. Wat te doen? Het leger kon niet ingezet worden, omdat dit zich in een gevechtsactie met zichzelf bevond en onmisbaar was: delen van het leger wilden in andere landen voor de vrede vechten, maar andere eenheden staken daar met grof geschut een stokje voor.
De legerexperts verkeren nog in twijfel hoe de heersende oorlog benoemd dient te worden, want helaas gaat het niet om een beperkte klassieke burgeroorlog met twee ruziënde partijen die op elkaar lostimmeren in naam van hun eigen waarheid. Het gaat ook niet om kwesties van een rechtvaardige heerschappij, van het beste systeem en van de werkelijke vrede. Het gaat veeleer om gevechtsvormen die in de tegenwoordig populaire en graag gelezen boeken over de theorie en geschiedenis van de oorlog - van Clausewitz tot C. Schmitt, om alleen de bestsellers te noemen - niet worden vermeld.
Waar communicatie was, vooral tele-communicatie, moeten nu weer de wapens spreken, zo doet acht jaar voor de eeuwwisseling de situatie zich aan de oorlogsverslaggevers voor. Omdat de economische oorlogen, de maatschappelijke slachtpartijen en mediagevechten, om slechts enkele controverses te noemen, reeds op een andere plaats uitvoerig op hun waarde werden geschat, zullen we ons bezighouden met de gevechten tussen intellectuelen die de legerexperts het meeste hoofdbrekens bezorgen. Op dit gebied vecht intus-