Apropos | Schrijverspost
Een schrijver kreeg maandelijks van allerlei schilders, dichters, prozaïsten en essayisten post: allemaal uitgebreide, doorwrochte brieven aangaande artistieke en daarmee samenhangende zaken van zowel het algemene als het persoonlijke leven. Het merendeel van deze post irriteerde hem mateloos, want hij had bij het lezen van de meeste brieven het gevoel dat ze helemaal niet aan hem waren gericht, maar aan de archivaris van het letterkundig eeuwigheidsmuseum.
De schrijver had zelf tot dan toe alle post bewaard, zelfs keurig op alfabet gerangschikt in mappen. Na het lezen van de achthonderddrieënvijftigste brief over de artistieke problematiek in samenhang met het drama des levens echter schreeuwde hij het uit: ‘Ben ik dan geen mens? Ik wil niet langer worden aangesproken als kunstniveau! Half wil ik zijn, verdomme, laag, ik wil niet alleen boven maar ook onder tafel worden erkend!’ En de schrijver sleurde zijn mappen met correspondentie uit de kast en verscheurde alle, maar dan ook alle brieven. Dat hij daarbij ook zijn hart al een beetje inscheurde, besefte hij toen nog niet. Een euforische opluchting overkwam hem. ‘Ik zal ze leren,’ riep hij, ‘de ijdeltuiten, de postale potloodventers!’
Vanaf toen beantwoordde hij elke brief beleefd, maar in een P.S. vroeg hij de afzender fijntjes of die zijn eigen brief teruggestuurd wenste te krijgen, ‘aangezien ik geen brieven bewaar’ ... Het schrijven van dat P.S. bezorgde hem een satanisch genoegen.
En de actie had binnen de kortste keren resultaat. Uiteraard verlangde niemand de eigen brieven retour. Maar de correspondentiedrift liet prompt af; men druppelde nog wat inkt na, in een poging het gezichtsverlies te beperken of te camoufleren. Nee, iedereen was de lust tot uitgebreide brievenpennerij met onze schrijver vergaan. Iedereen behalve twee. Ja, er waren er twee die hem ondanks het P.S. brieven bleven schrijven, over het artistieke, over hun eigen maar evenzeer over zíjn eigen leven. En nu scheurt de schrijver ook telkens een beetje zijn hart als hij na het lezen van een nieuwe brief van een van de twee met het zo gemeend beschreven papier naar de prullenbak loopt. Zuchtend weet hij dan dat je echte vrienden dreigt noch bedriegt. - Huub Beurskens