Frans van Woerden
Céline...
Het had Rousseau of Diderot, Victor Hugo of Flaubert, Zola, Proust of Camus kunnen zijn, maar het werd, toevalligerwijs eigenlijk, een andere Franse taalmeester: Louis-Ferdinand Céline...
Zeven Céline-vertalingen in veertien jaar. Is dat snel, is het langzaam? Ik moet zeggen dat tempokwesties me bij deze korte terugblik minder bezighouden dan bijvoorbeeld bepaalde klimatologische ontwikkelingen die zich in de loop van de verstreken tijd hebben voorgedaan. Want misschien is het verbeelding, maar in mijn herinnering was er bij het verschijnen van de Nederlandse versie van Mort à Crédit (1936) in 1979 geen vuiltje aan de lucht en werd Célines sombere (en geestige) verhaal indertijd overgoten door een enthousiast lentezonnetje. Bijgelicht door het succes bladerde ik vervolgens de fameuze ‘Duitse trilogie’ wat door en nam de vertaling van deze al even hallucinerende en ook al weinig optimistische pseudokroniek ter hand. Zo verschenen in 1981, 1983 en 1985 respectievelijk Van het ene slot naar het andere, Noord en Rigodon en vestigde zich het tweejaarlijks ritme van mijn Meulenhoffse Céline-publikaties.
Het min of meer toevallige vertalen van een roman heeft zich zo geleidelijk aan ontwikkeld tot een meerjarenproject dat de naam ‘oeuvrevertaling’ werd toebedacht. De eigenlijke beslissing om de lijn voort te zetten viel, meen ik, na de vertaling van de trilogie in 1985: waarom dan ook niet - zo was in haar eenvoud de bijna briljante gedachte - consequent de overige tot nog toe nooit vertaalde Céline-romans aanpakken?
Maar, terwijl ik deze literaire-vertalingenlijn door de jaren heen met zowel voorspoed (vertaalprijzen) als met tegenspoed (plotseling opduikende nieuwe versies van teksten, pecuniaire perikelen, moeilijke werkomstandigheden) continueerde, voltrok zich in het buitenliteraire universum onverwachts een aantal ingrijpende veranderingen. De weersomstandigheden verloren hun stabiliteit, op barre droogte volgden series van korte heftige stormen, de seizoenen werden steeds minder herkenbaar, zonnebaden werd gevaarlijk en alom heerste plots het broeikaseffect. Het maakte het vertalen van Célines elektrisch geladen boeken er niet makkelijker op, dat kan men zich misschien wel indenken. Het morele dilemma waarvoor deze auteur van wereldklasse met zijn racistische waanideeën je plaatst wordt alleen maar groter in tijden van toenemende intolerantie en andere plotseling losbarstende kolder. Als vertaler heb ik het daar niet makkelijk mee: op elke voltooide vertaling volgde altijd al een periode van terugslag en een behoefte aan bevrijding, tegenwoordig maken vlagen van irritatie om bepaalde passages het werk tijdens het vertalen soms vrij moeizaam.
Wat de stilistische invloed betreft die een schrijver als Céline op je kan hebben, daarvan is bekend dat die vrijwel onontkoombaar is. Het lijkt me dat het ondergaan en verwerken van die invloed bijzonder vormend kan zijn. Er zou een interessante studie te maken zijn van de literaire invloed die Céline heeft gehad op andere schrijvers. Je zou er de meest diverse namen in tegenkomen: Henry Miller, Jack Kerouac, Jean-Paul Sartre, Raymond Queneau, San-Antonio, Charles Bukovsky, etc. etc. Bovendien zouden er, daar ben ik zeker van, de meest diverse vormen van invloedverwerking aan het licht komen, van zogenaamde rechtstreekse imitatie (iets wat in vroeger tijden zelfs de allergrootsten niet schuwden) tot het over-