De Gids. Jaargang 156
(1993)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermdKarol Lesman
| |
[pagina 567]
| |
het gauw weer beter zal gaan, bij het vertalen ervan zelf ook vrolijk en gezond van zinnen blijft. Onverzadigbaarheid is echter zo gigantisch pessimistisch en zo tempestueus bezeten dat alleen een oppervlakkige lezer onaangeroerd het boek terug in de kast zet. De aandachtige lezer raakt onontkoombaar in de ban van het boek of... smijt het uit pure woede en afschuw weg om het daarna nooit meer in te zien. Tja, en wat doet de vertaler? Die scheert zijn baard af om te kunnen voelen wat het is om met een scheermes zijn kin glad te scheren, welke sensatie de auteur van Onverzadigbaarheid in een verhandeling heeft beschreven. Sindsdien volgt hij de scheerrichting waaraan zijn voorbeeld de voorkeur gaf en besteedt hij op diens aanwijzingen extra aandacht aan het inzepen van de baardharen. Hij merkt dat hij niet eens in de huid van de schrijver hoeft te kruipen, omdat precies het omgekeerde gebeurt, zoals wanneer hij plotseling een hevige pijn voelt in zijn rechterknie, dezelfde die Witkiewicz zijn leven lang teisterde. Ondertussen weet hij zich gewapend tegen roos en aambeien, omdat hij onvoorwaardelijk gelooft in de middeltjes die Witkacy daartegen voorschrijft. Voorts vervloekt hij zijn neiging tot corpulentie, waaraan ook de schrijver leed. Hij bezoekt trouw zijn tandarts om te voorkomen dat ook zijn gebit aan paradontose tenonder zal gaan en betrapt zich er vervolgens op dat hij overdreven vaak zijn handen wast, een hebbelijkheid die ook Witkiewicz eigen was, zoals hij later zal horen van mensen die de schrijver hebben gekend. En zo nu en dan, als hij onder de demonische blik van Witkiewicz, wiens levensgrote portret boven zijn bureau hangt, zit te vertalen, kijkt hij op van zijn toetsenbord en herkent over de bureaulamp heen, in zijn eigen op de monitor van de computer weerkaatste spiegelbeeld, de foto die Witkiewicz rond 1913 van zichzelf maakte en die hij Collaps bij een lamp noemde (zelfs het barstje in de monitor zit op precies dezelfde plaats als waar de oneffenheid op het negatief van de foto heeft gezeten). En als hij van Kraków naar Zakopane reist, waar hij gewoontegetrouw Witkiewicz' zo schandelijk onteerde grafGa naar eind* bezoekt, ervaart hij ter hoogte van Naprawa telkenmale hoe ‘het demonisme van Zakopane’, zoals Witkiewicz ooit de geladen atmosfeer in deze streek noemde, in hem vaart en voelt hij zich voor de duur van zijn verblijf in dit bergdorp, waar Witkiewicz het grootste deel van zijn leven doorbracht en zijn belangrijkste werken schiep, een totaal ander en gelukkiger mens dan daar beneden in het land der ‘platmuilen’. Het klinkt misschien suspect, maar op geen enkele ochtend van de elfhonderdeenennegentig dagen die het vertalen van Onverzadigbaarheid heeft geduurd, heb ik mij er echt toe moeten zetten plaats te nemen achter mijn bureau om aan het vertalen te beginnen van Witkiewicz' proza, dat immers aan alle kanten knarst en kraakt en de lezer soms tergt als de krassende nagel op het schoolbord. Het enige waaraan ik weleens twijfelde (en gedeeltelijk nog weleens twijfel) was of ik een dergelijk duivelskunstwerk wel zou kunnen herscheppen in adequaat Nederlands. Maar het was juist de erin aangetroffen bezetenheid (op iedere pagina, binnen iedere zin voelde ik bijna fysiek dat Witkiewicz dit werk moest schrijven) die op mij oversloeg en mij voortdreef tot het einde. Geen woordspeling was me te gewaagd, geen neologisme te complex om er met dezelfde gretigheid als waarmee Witkacy ze had verzonnen Nederlandse equivalenten voor te zoeken. Ik ben een ander mens geworden door dit werk te vertalen, waarschijnlijk geen beter mens, maar wel méér mens, een die het boze én het onaffe in zichzelf heeft ontdekt, en even onverzadigbaar als Witkiewicz voortgaat op zoek naar de ‘metafysische huivering’ (op welk gebied van het leven ook, maar vooral in de literatuur) als enige rechtvaardiging voor het rekken van het bestaan. |
|