Theodor Duquesnoy
Het prijskaartje
Als vertaler voel ik mij een ijdeltuit, die met gymnastische oefeningen in het klimrek van zijn schrijver furore probeert te maken. Een onweerstaanbare lust maakt zich al vertalend van me meester om mijn auteur, die feitelijk aan het woord is en me de mond snoert, naar de kroon te steken. Met als gevolg: ik vertaal de sterren van de hemel... In een poging mijn ‘meester’ te evenaren en alle goedbedoelde kritiek bij voorbaat de wind uit de zeilen te nemen, voel ik me genoodzaakt tot een identificatieproces dat zo beeldend wordt omschreven als: ‘Hij kruipt in de huid van zijn auteur.’ Toen ik Elias Canetti leerde kennen, kon ik niet bevroeden dat ik ooit een van zijn vertalers zou worden. Diens belevings- en ervaringswereld stond toen, we schrijven 1968, zo ver van mij af dat ik me geheel onbevangen aan zijn werk kon uitleveren. Veel van wat ik bij de lezing van zijn magistrale Massa & Macht en de burleske roman Het Martyrium leerde kennen, bevatte reeds de kiemcellen tot wat later ook mijn deelproblematiek zou worden. Mijn eerste vertaalervaring met Canetti deed ik op toen ik me toelegde op een omzetting van zijn door grote weglatingskunst gekenmerkte, zeer suggestieve reisverslag Stemmen van Marrakesch. Ik ervoer toen wat dat inlevingsproces inhield en werkelijk, toen mijn woorden hun tanden braken, verschenen er al tobbende bolle gezichten en gapende monden voor mij op het behang die probeerden me de juiste influisteringen te doen. Ik werd als het ware over een bestaansdrempel heen getild, waarvan ik tot die dag het bestaan niet had vermoed. Huiveringwekkend, en toch om herhaling smekend als bij een verslaving. Het lot was mij welgezind en ook de tweede vertaalkans wat Canetti betreft greep ik met beide handen aan: ditmaal een keuze uit zijn veeljarige kant- en aantekeningen, aforismen, kleine schrijversportretten, losse invallen, polemiekjes en wat al niet. Ik raakte meer
vertrouwd met de de Canetti obsederende problematiek: zijn rabbiate ontkennings- en bestrijdingsdrift van de dood, zijn worstelingen met God, zijn afschuw van Engeland, zijn liefde voor auteurs die hem tot voorbeeld strekten: Isaak Babel, Gogol, en vooral natuurlijk Franz Kafka, wiens psyche hij zo knap uiteenrafelde in het in boekvorm verschenen essay Het andere proces (over de verscheurde liefdesverhouding en briefwisseling van Franz Kafka met zijn verloofde Felice). Veel van dit alles was voor mij als vertaler heel goed te volgen en bijgevolg om te toveren in Nederlands, maar de eerlijkheid gebiedt me op te biechten dat veel van Canetti's rijke gedachtengoed nooit uit mijn eigen koker zou zijn voortgekomen, nog niet als embryo van een overpeinzing. Wat me echter op het lijf geschreven stond en me nog vrijwel dagelijks door het hoofd speelt, zijn Canetti's schrijnende uitspraken over het dier. Hij vindt het ronduit bespottelijk dat dieren om aan te schaffen doorgaans zo goedkoop zijn en ook dienovereenkomstig worden behandeld. Welnu, een van de blijvend in mij prikkende angels (voor eenieder die Massa & Macht kent een zwaarbeladen beeld uit Canetti's ideeënwereld) is de vraag die in mij de kop opsteekt als er een teckel, angorakat of dwergpoedel mijn pad kruist: Wat zou er voor prijskaartje aan hangen?