| |
| |
| |
Frans W. Saris
Naar Zuid-Afrika
Woensdag 15 juli 1992, 16 uur 30: Pien en ik zijn in de lucht. Lubbers en Van den Broek gaan niet, maar Saris en Bertelsmann zijn geen politici. Hoewel, wij zijn toch officieel uitgenodigd? Zou Mandela het wel goed vinden? De boycot is opgeheven. Zuid-Afrika is niet meer besmet, maar voor hoe lang? Ik ben benieuwd hoe het er is.
‘Mandela takes hard line at un,’ zegt de krant in de Besigheidsklassitkamer op het vliegveld van Johannesburg. Het is inmiddels donderdag 16 juli, 8 uur 13. Het anc zou willen dat de sancties tegen Zuid-Afrika weer worden ingesteld, maar Mandela noemt dat onrealistisch. Wij kunnen dus verder reizen naar Kaapstad en dat vindt de douane ook. Het is 6° C onder een strakblauwe hemel.
Over een kurkdroog land bereiken we na twee uur vliegen de Kaapprovincie, donkere bergen en groene valleien. René Pretorius, onze gastheer, staat ons op te wachten. Binnen een kwartier lopen we in zijn lab. Een paar noodzakelijke telefoontjes plegen, ach, wij fysici gebruiken elk excuus om even langs ons lab te rijden. Het Nationaal Versneller Centrum lijkt op Harwell en Culham in Engeland, de versnellers staan in grote hangars van golfplaat, maar geel geschilderd en alles is helder en schoon. De eerste directeur is vast in Harwell opgeleid, net als zoveel kernfysici over de hele wereld. Na 10 minuten gaan we weer in de auto op weg naar Stellenbosch. Langs de weg zien we kleine hutjes tussen de struiken, ‘squatters’, die zich na het officieel afschaffen van de apartheid hier hebben kunnen vestigen. Er staan veel opgeschoten jongens naar ons te kijken als we langs rijden. Ik vraag mij af of ze misschien een steen in hun handen hebben, maar er gebeurt niets.
Het huis van René en Kaffie is gebouwd rondom een zwembad, met comfortabele donkerbruine meubelen en kleurige schilderijen aan de muur, sommige zijn van Kaffie zelf. Vandaag blijven we hier, morgen krijgen we een eigen flat in het centrum van Stellenbosch. Tijdens de borrel wordt er gekeken naar het debat in de Veiligheidsraad over het geweld in Zuid-Afrika. Drama van formaat, vooral de toespraak van Buthelezi, leider van de Zoeloes, maakt indruk. Daarna dineren, samen met Lina, een Afrikaanse dichteres die de tekst heeft geschreven voor een boek over Kaffies schilderijen. Morgen moet het naar de uitgever toe. Lina en Kaffie hebben het hart op de tong en René schenkt lekkere wijn. Om 22 uur rollen Pien en ik in een steenkoud bed.
Vrijdag 17 juli betrekken wij ons eigen flatje in het centrum van Stellenbosch en verkennen het witte stadje. De lucht is blauw en in de zon is het zelfs warm. 's Avonds eten bij Palermo met Bert, Michel en Margaret en hun kinderen, die in dit restaurant hun eigen pizza's mogen bakken, terwijl de ouders rustig kunnen eten. Kaffie vertelt dat een oliesjeik 10 schilderijen van haar wil kopen, het doet er niet toe welke. Bert is hoogleraar aan de universiteit van Stellenbosch, hij doceert Latijn aan 700 studenten. ‘Het enige wat wij van onze buitenlandse gasten verwachten,’ zegt Bert, ‘dat is het bevestigen van de kwaliteit van ons eigen werk.’ Behalve cynisch is hij in politiek opzicht
| |
| |
conservatief en dat maakt de discussie die hij zelf begint wat moeizaam. René komt te hulp met de mening dat het tijd wordt voor een zwarte meerderheidsregering in Zuid-Afrika. Het is opvallend hoe vaak de mensen hier over politiek beginnen. Ik vind het vreemd dat niemand zich schijnt te schamen over het feit dat de Verenigde Naties zich er in het openbaar mee (moeten) bemoeien.
18 juli: ‘Volgende keer is jou wiele pap. Dis nie jou staanplek nie.’ Deze tekst hangt op de voorruit van onze huurauto als wij op weg gaan naar onze eerste foto-safari. Een halfuur later worden 6 luipaarden voor onze ogen gevoerd. Een zebra steekt bijna zijn snuit door Piens raampje naar binnen. We zien struisvogels, elanden en buffels, maar geen bobbejaan. Daarna rijden we via Paarl en Wellington naar Bainskloof en genieten van het uitzicht tussen de bergen en over de valleien. Vooral het plaatsje Tulbach met 12 witte Kaap-Hollandse woningen uit 1700 is ‘goedgevonde’ en ‘welgelegen’.
19 juli: We waren op zoek naar de Indische Oceaan, maar verdwaalden en kwamen in een huizenzee terecht. Khayelitsha, een zwarte township even buiten Kaapstad. Eerst nog redelijke huisjes, roze en geel geschilderd ommuurd en aan geasfalteerde straten met af en toe een paar betonnen pleehuisjes. Even verder houten huisjes, armetierige optrekjes met kieren en gaten, scheef en met een golfplaten dak, zelf gemaakt. Overal rotzooi, op straat langs en in de huisjes, af en toe een muur eromheen, beschilderd met ‘anc demonstration 24 July’. Nog verder een kaal en dor land met een paar wegen, lantaarnpalen en pleehuisjes zonder deuren. Hier kan men zijn eigen optrekje bouwen als men dat wil. Ik ben niet bang meer voor een steen door de voorruit, maar wat wil je ook als je hele families in pastelkleurige kleren naar de kerk ziet gaan omdat het zondag is.
De Indische Oceaan ligt te dampen. Het water is warmer dan de lucht. In de branding wordt gesurfd. Wij rijden langs Muizenberg, Fishhoek en Simons Town naar Kaap de Goede Hoop. Rechts de Atlantische Oceaan, stralend blauw en koud. Langs de rotsen dalen we af naar een zandstrandje met een woeste golfslag. Ineens duikt een zwarte zeehond een paar maal op uit het water, nog geen 10 meter van het strand. Als je van hier naar het Zuiden kijkt, dan is er ononderbroken zee tot aan Antarctica. Nu is het hier heerlijk en in de zon zelfs warm, maar het kan hier ook spoken, want de Kaap is praktisch helemaal kaal. Alle struiken die er zijn, liggen plat geslagen op de grond door de harde wind. Geen wonder dat Kaapstad niet hier is ontstaan, maar 80 km naar het Noorden langs een prachtige natuurlijke haven. Op weg ernaartoe genieten we van een hele familie bavianen die tussen de struikjes op zoek is naar eten. De vaders stappen statig op en neer, de kinderen dartelen in het rond en de moeders eten om hun baby's te kunnen zogen. Overal staat dat je bobbejane niet moet voeren en in je auto moet blijven omdat ze gevaarlijk zijn, maar dat is haast niet voor te stellen als je ze zo bezig ziet.
Hoog boven de Atlantische Oceaan rijden we Kaapstad binnen. Ook al doet mijn broer Jeroen nog zo zijn best met het IJ-oeverproject, van deze stad is niet te winnen. De lucht kleurt oranje van de ondergaande zon, terwijl wij vanaf de hellingen van de Tafelberg over de stad en de oceaan kijken.
25 juli: Mijn eerste werkweek zit erop. Door het raam van mijn kamer op het nationaal versneller centrum kan ik een hele familie springbokken zien en bamby's, kleine hertjes haast zonder hoorns, maar met hele grote ogen en oren, prachtige witte ibissen met zwarte kop en snavels en enorme schildpadden die langzaam over het terrein kruipen. Er werken hier 200 mensen bij 2 versnellers: een cyclotron en een Van de Graaff-versneller. De eerste is hypermodern en door de boycot bijna alleen op eigen kracht gebouwd. Het Kernfysisch Versneller Instituut in Groningen krijgt over 2 jaar pas zo'n zelfde machine, uit Frankrijk. De
| |
| |
tweede versneller is stokoud. Opvallend is dat het cyclotron nauwelijks gebruikt wordt voor kernfysica. Drie dagen per week worden hier kankerpatiënten bestraald met neutronen die ter plaatse gemaakt worden met een protonbundel. Binnenkort zullen ook protonen zelf toegepast kunnen worden voor bestralingen. Het cyclotron wordt ook benut voor het maken van radioactieve isotopen voor gebruik bij medisch en ander onderzoek. De rest van de tijd is voor kernfysica. Ik heb mij uitgebreid laten informeren over de medische toepassingen, want ook op het kvi wordt daarover gepraat en het zou de Groningse versneller in een heel ander daglicht stellen.
De groep waar ik werk, bij de Van der Graaff-versneller, bestaat uit zo'n 20 mensen, inclusief gebruikers van de universiteiten uit de omgeving. Men is vooral geïnteresseerd in dunne lagen, halfgeleiders, metalen en supergeleiders en hun onderlinge reacties die zichtbaar gemaakt kunnen worden met de bundel uit de Van de Graaff. Daarnaast is er een groep geologen die sinds kort de bundel kan focusseren tot een micron en uit de opgewekte röntgenspectra kan afleiden uit welke materialen bepaalde gesteenten bestaan.
Ik heb een colloquium gehouden over het promotieonderzoek van Roger de Reus en ben betrokken bij een poging dunne lagen hoge-Tc-supergeleidend materiaal te groeien op silicides. Ik rijd dagelijks met René mee en in de auto hebben wij verhitte discussies, niet over apartheid, maar over zijn overzichtsartikel betreffende de stabiliteit van dunne lagen.
Dinsdag staat ineens onze oude baas voor mijn neus, Hendrik de Waard, ex-voorzitter van fom, op wereldreis. Hij houdt een schitterend colloquium over Mössbauerspectroscopie aan bacteriën die een ijzeren kompasnaald in hun lijf hebben waarmee ze langs het aardmagneetveld onder water kunnen zwemmen om hun voedsel te vinden. 's Avonds dineren we samen met Hendrik en Paula in een klein Victoriaans restaurant midden in Kaapstad. Na Zuid-Afrika reizen ze door naar Japan, Hawaï en Californië. Ze hebben heel weinig bagage bij zich, want je kan toch overal goedkoop aan de noodzakelijke kleren komen. De volgende dag zullen zij met de blauwe trein terugkeren naar Johannesburg. Deze trein is zo chic dat je een smoking aan moet voor het diner en dus heeft Hendrik voor weinig geld een smoking gekocht die hij in Johannesburg achter zal laten.
Zaterdag beklimmen Pien en ik de Helderberg (1000 m), een leuke klim met prachtig uitzicht over de Kaap, twee oceanen, de Tafelberg, de wijnvalleien en Hottentot-Holland. De Hottentotten waren zo vol lof over de graslanden aan de voet van deze bergen dat de kolonisten de streek schertsenderwijs ‘Hottentotten-Holland’ noemden. Bij de top van de Helderberg werd het nog even spannend toen we een couloir beklommen en de storm ons bijna van de berg afblies. Een hond die al de hele weg met ons was meegegaan, gaf aan dat we niet op het goede pad waren en toen we hem volgden stonden we snel boven.
's Avonds gegeten en gelachen bij Kaffie en René die de bazen van de wijn en van de universiteit van Stellenbosch met echtgenotes te eten hadden gevraagd. Hoewel iedereen beseft dat de komende maanden voor Zuid-Afrika beslissend zullen zijn, is men optimistisch. Zuid-Afrika wordt geen gewoon Afrikaans land, zeggen ze, en wel om drie redenen: 1. demografie, in Zuid-Afrika wonen 5 miljoen blanken en 1 miljoen Aziaten, dat is veel meer dan in andere Afrikaanse staten; 2. de infrastructuur die in Zuid-Afrika is opgebouwd, is veel beter dan in andere landen op dit continent; 3. macht; ook al komt er een zwarte meerderheidsregering, toch zullen de blanken blijven meeregeren en chaos voorkomen. Deze mensen zijn trots op de uitslag van het referendum. Ze ervaren de toekomst als een uitdaging en zijn niet bang. Als we naar huis rijden, verbazen we ons erover dat het er thuis niet van komt om avonden als deze te organiseren, terwijl we het allebei toch zo aangenaam vinden.
| |
| |
26 juli rijden we langs de Indische Oceaan en genieten van de pinguïns, die schuilen tussen de rotsen, en van de walvissen, die vrolijk uit het water springen.
3 augustus: Mass Action, en ik zit thuis met de tv aan om te horen wat er gebeurt. Het lijkt mij beter om voorlopig niet naar het lab te gaan. In plaatsen als Pretoria, Johannesburg en Durban schijnen brandende blokkades op wegen en spoorbanen te liggen en de politie opereert in de townships waar ze wordt gestenigd of beschoten. Hier op Stellenbosch is van Mass Action waarschijnlijk niets te merken. Dit is een oase voor de blanke elite. Op het lab en onderweg kunnen toch wel moeilijkheden ontstaan en daar kan ik als buitenlander maar beter niet bij betrokken raken. Bovendien heb ik sympathie voor de zwarte helft van René's groep die bijna allemaal aanhangers zijn van het anc. René denkt dat ze vandaag gewoon op het lab zullen zijn, maar ik ben daar niet zo zeker van en wil ze niet teleurstellen. Zo heb ik vanochtend vrij.
De tweede werkweek zit erop, met colloquia over het promotieonderzoek van Rob Schreutelkamp, Reinoud Liefting, Arjen Vredenberg, Sjoerd Roorda en Freerk Bisschop; op drie verschillende plaatsen: het Nationaal Versneller Centrum, de universiteiten van Kaapstad en van Western Cape. Beide universiteiten en ook die van Stellenbosch werken met René samen. Je kan ook zeggen dat deze universiteiten voor vrijwel al hun experimentele werk van het Versneller Centrum afhankelijk zijn. In Kaapstad heeft men alleen een Röntgendiffractie-apparaat en in West Cape beschikt men over een transmissie- en een raster elektronen-microscoop. West Cape heeft een vernuftige methode ontwikkeld om preparaten te polijsten, maar geen van beide universiteiten heeft zelfs maar opdampapparatuur om de preparaten te maken waaraan men wil werken. Misschien wordt er daarom tijdens mijn bezoek aanzienlijk meer over politiek gepraat dan over natuurkunde. Op West Cape is 95% zwart (uwc wordt de ‘university of the working class’ genoemd). Studenten komen met bussen uit de townships in de omgeving: Khayelitsha, Cross Roads, etcetera. De studenten en promovendi die ik spreek zijn verbitterd en geloven niet dat zij zelf nog zullen profiteren van de verbeteringen in hun situatie. De veranderingen gaan veel te langzaam. De blanke regering treuzelt met het invoeren van democratie. Deze studenten zien het ontstaan van chaos als onvermijdelijk en hopen dat daaruit een land te voorschijn zal komen dat beter is dan het huidige Zuid-Afrika. Zij zijn opgegroeid met apartheid en hebben het minderwaardigheidsgevoel nog in hun lijf. Een van hen is net terug van een jaar in de Verenigde Staten. Hij zegt nu pas te begrijpen dat hij de hele tijd bezig is zichzelf te bewijzen.
De blanke studenten die ik spreek, inclusief de kinderen van Kaffie en René, zijn niet minder pessimistisch. Ook onder hen is de werkloosheid enorm, sommige zeggen dat maar 20% van de pas afgestudeerden een baan vindt, de rest blijft student omdat er toch niks anders op zit. Ze willen best leraar worden en er is een enorme behoefte aan docenten in dit land, want een groot gedeelte van de bevolking is ongeletterd, maar de zwarten willen geen blanke docent. Een student zegt: ‘Als Mandela de macht overneemt, dan ga ik weg.’
Toch vind ik Mandela buitengewoon indrukwekkend, ook zoals hij gisteren op tv nog eens verklaarde dat Mass Action bedoeld is om op korte termijn een regering af te dwingen die alle geledingen van de bevolking vertegenwoordigt, zodat er een nieuwe grondwet gemaakt wordt en geweld bestreden kan worden door degenen die door het volk van Zuid-Afrika gekozen zijn.
Het anc verklaart dat de actie een geweldig succes is, want 4 miljoen mensen blijven weg van hun werk. Als het anc trots is op zo'n opkomst, dan moet het betekenen dat 4 miljoen een aanzienlijk deel is van de mensen die werk hebben in dit land. Zuid-Afrika telt echter meer dan 35 miljoen inwoners, waarvan 5 miljoen blanken, dus het aantal werklozen moet
| |
| |
veel meer dan 10 miljoen bedragen. Dat lijkt me het grootste probleem van dit land.
In de auto naar West Cape vraagt de chauffeur of het geen probleem is dat wij in Holland aan werklozen een uitkering geven waarvan ze kunnen rondkomen. ‘Wie wil er dan nog werken,’ zegt hij. Ik hoor mijzelf antwoorden dat dit wel problemen geeft omdat niet alle werklozen gemotiveerd zijn om naar werk te zoeken, maar als ze geen middelen van bestaan hadden, dan zou dat een nog groter probleem zijn.
De afgelopen week was niet alleen werk en politiek. Na het colloquium in Kaapstad zijn wij naar het Kirstenbosch geweest, dat met zijn architectuur, honderden exotische planten en duizenden bloemen meer indruk op ons maakt dan de veel beroemdere tuin van Bogor. Het weekend zijn we naar Lamberts Baai gegaan, waar Kaffie geboren is en zij nu een huisje aan zee hebben. Heen reden we door het woeste Sedergebergte, waar we verdwaalden. Toen een boer ons de weg wees en wij hem vroegen waarom hij op zo'n eenzame plek zat, was het antwoord dat het hier koud genoeg is voor zijn appelboomgaard. Na vele uren rijden over bijna onbegaanbare en verlaten bergpaden stond er een oud vrouwtje naar ons te lachen. Dan is het toch aandoenlijk om 10.000 km van Amsterdam in je eigen taal te worden aangesproken. Het laatste stuk, in het rode licht van de ondergaande zon op de bergen, is het net of we door de Grand Canyon rijden.
Lamberts Baai is een ongerept vissersdorpje waar duizenden vogels leven op een rotseiland voor de haven. Pinguïns, aalscholvers, maar bovenal Jan van Genten. Grote witte vogels met knalgele kop en zwarte staart en poten. Met duizenden pal op elkaar maakt dat lange banen van geel, wit en zwart. Hoewel ze het bij hun partner houden, hun hele leven lang, schijnen ze het prettig te vinden om met zijn allen boven op elkaar te vertoeven. Wie weg wil vliegen om te gaan vissen moet dwars door de meute heen lopen en wordt door iedereen gepikt. Aan de rand van de groep is een soort startbaan. Landen kunnen de Jan van Genten wel midden in de groep waar de partner wacht met een innige omhelzing. Zo is het dus een wonderlijk gefladder, geknuffel en gepik van duizenden af en aan vliegende vogels.
Op de terugweg stoppen we op het Bloubergstrand, tegenover Kaapstad en de Tafelberg. Rechts zakt de zon in de zee, achter het Robbeneiland, waar Nelson Mandela niet meer zit. Op het strand, vroeger vast alleen voor blanken, staan drie Afrikanen te vissen terwijl een hele zwarte familie in het water speelt. Ik lees My Son's Story van Nadine Gordimer, die dit jaar de Nobelprijs kreeg voor haar boeken over de apartheid, en ik krijg een gevoel dat er toch vooruitgang is.
6 augustus. Na nog weer een lezing (over het schitterende onderzoek van Miedema die plotseling overleden is) en nog weer verscheidene diners (de mensen van Stellenbosch snakken naar buitenlanders) zijn we onderweg naar Johannesburg, ondanks de onrust en de massale demonstraties, zelfs in Stellenbosch. Wij maken ons niet echt zorgen, want we rijden door een ongerepte natuur waarin wij vaak de enigen zijn, zo ver je maar kunt kijken. Als we naar de autoradio luisteren, is het haast niet te geloven dat het over hetzelfde land gaat.
Voorlopig zijn de acties nog tamelijk geweldloos, zeker voor dit land, waar 7000 mensen vermoord werden in twee jaar tijd (sinds Mandela vrij is). Zijn er in Joegoslavië al zoveel doden geteld? Het anc geeft de Zoeloes de schuld die met de blanken zouden samenzweren. De meeste blanken denken dat het anc zelf de schuldige is. Tot nu toe richt het geweld zich tegen de zwarten onderling, maar als gevolg van de huidige stakingen kan het zich ook richten tegen de blanken wanneer er niet snel een politieke oplossing komt. Intussen genieten wij van onze reis.
De zuidelijkste punt van Afrika is l'Agulhas, niet Kaap de Goede Hoop. Als wij er zijn is er niemand. De zee beukt tegen lage, verweerde rotsen. Ook de vissers vonden het hier te onherbergzaam en hebben hun witte huisjes op
| |
| |
de duinen gebouwd van Struisbaai, even naar het Oosten. Toch is het behaaglijk warm in de zon die hoog in het Noorden staat, aan een strakblauwe hemel. Er is hier een gedenkteken met een wijzerplaat: Noordpool 13882 km, Zuidpool 6135 km, Kaap Hoorn 6721 km, Nieuw Zeeland 11174 km, New York 12745 km, en die Hollanders maar zeilen.
7 augustus. In Oudshoorn zeg ik tegen Pien: ‘Kijk, daar is een demonstratie aan de gang.’ Er lopen een heleboel zwarte mannen midden op de weg, maar achter hen zien we ineens honderd struisvogels, op hoge poten, elegant wiegende lijven en grote verbaasde ogen als periscopen op hun lange nek. Zij worden verplaatst van de ene struisvogelfarm naar de andere.
8 augustus: we zijn op het beloofde land van Adriaan van Dis, de Karoo, en logeren bij de zus van Kaffie die getrouwd is met Gerard de Bruyn. Hun ‘plaas’ is 12.000 hectaren groot, een schapenfarm, maar wat mij van deze dag zal bijblijven, dat zijn de gemsbokken met hun prachtige witte koppen en kaarsrechte zwarte hoorns van een meter lang. Toch zijn ze bang voor ons, want als Gerard komt aanrijden kijken ze nog nieuwsgierig, maar zodra we stil houden slaan ze op de vlucht. De beesten kennen hun baas, die het maar raar vindt dat ik niet wil jagen. Hij hoort tot het ras dat met een sticker op de bumper rijdt: ‘Fight Crime, Shoot Back.’ Het veld in de wijde omtrek is van hem. Het is er bitter koud en op sommige bergen in de omgeving is vannacht zelfs ‘kapok’ gevallen. Gerards dag kan niet meer stuk na 2 mm regen.
Gerard en Boetie hebben drie kinderen die al met 6 jaar naar kostschool zijn gestuurd. Op de plaas komen ze alleen nog in de ‘naweek’. Als je hier om je heen kijkt, begrijp je waarom: er is absoluut niks te beleven. Voor alle drie is er een plaas in de buurt gereserveerd, maar ze worden er pas verwacht nadat ze getrouwd zijn. Gerrit en Boetie zijn van onze leeftijd en wonen dus al vele jaren alleen met hun personeel, 4 zwarte gezinnen, op deze plek halverwege Kaapstad en Johannesburg (vergelijkbaar met Amsterdam - Rome, maar dan een bijna kaarsrechte weg zonder verkeer). Wij worden met open armen ontvangen. Boetie zegt: ‘Het was toch onrechtvaardig die boycot.’ ‘Maar het heeft wel geholpen,’ zeg ik.
9 augustus moest de dag van Kimberley worden en The Big Hole waar 14 miljoen karaat aan diamanten is gedolven en waar De Beers is ontstaan, maar het viel tegen. Sinds 1914 wordt hier geen diamant meer gevonden en dat is aan alles te merken. Behalve een aardig museum is de hele stad in verval.
Via het luxe Bloemfontein, hoofdstad van Oranje Vrijstaat en straks misschien van het thuisland der blanken, rijden we door naar Golden Gate National Park, waar immense paddestoelvormige rotsen goudkleurig zijn in de avondzon. Onderweg lees ik de Sunday Star, een blanke krant die heel positief blijkt over Mass Action. Onder de kop: ‘The day Pretoria fell to the masses’ schrijft de hoofdredacteur een lyrisch verslag: ‘The event could have been ugly, giving birth to further shocks to sa's already reeling system. But, perhaps surprisingly, the message from the grassroots was more of hope than fear.’ Hij besluit met: ‘I believe we are on our way.’ Als ik naar buiten kijk, zie ik antilopen, springbokken en ook nog een zwart wildebeest.
18 augustus. Het Krugerpark is het thuisland voor de dieren en zij weten het. Ze rennen niet weg als wij komen aanrijden, zelfs niet als wij stilhouden om ze te fotograferen. De buffels kijken eerst links, dan rechts, de olifanten steken over zonder te kijken en de bokken spelen soms midden op de weg. Ze weten dat ze voorrang hebben. Ze weten dat wij alleen mogen jagen met verrekijker en telelens, en dus worden we beloond, want het wemelt van de dieren. Toen wij hier binnenreden, dacht ik nog: ik hoop dat wij een giraffe en een olifant in levenden lijve zullen zien. Gelukkig was dat geen voorwaarde, anders had ik na twee uur
| |
| |
Krugerpark al weer kunnen vertrekken. Wij zien ook nog nijlpaarden en krokodillen naast ontelbaar veel antilopen, koedoes, zebra's, buffels, wilde beesten en grote en kleine felgekleurde vogels. Je gaat op den duur met je ogen en je camera jagen, en zo vindt Pien ook leeuwen en zelfs een neushoorn met jong.
Er zit een baviaan op de weg met haar baby op de rug. Voorzichtig stuurt Pien er langs. Op het moment dat ze gas wil geven omdat we haar voorbij zijn, springt de baviaan naar de auto toe en hangt aan het open raam, met haar enorme smoel pal naast Pien. Zij duwt de aap weg, de bavianekop verdwijnt even uit het beeld om toch weer terug te keren en aanstalten te maken in de auto te klimmen. Pas als wij haar allebei een flinke klap geven raken wij de baviaan kwijt. Wij komen niet alleen met de schrik vrij, Pien is lelijk gekrabd op haar arm. Voortaan gaan de raampjes van de auto dicht als er bobbejane in zicht komen.
In vier dagen zijn we bijna het hele Krugerpark doorgetrokken van Noord naar Zuid. Wij hebben genoten van de uitzichten en de taferelen en van de spanning bij het jagen op de nog niet gefotografeerde dieren. Maar wat maken ze er een beestenboel van in hun thuisland. De grazers vreten de grond kaal tot een zandvlakte, de bokken eten alle struiken leeg, de giraffen alle bomen, en de bomen waar nog wat te halen valt worden omgeduwd door de olifanten. Het resultaat is een plantenkerkhof, een woestenij die ongetwijfeld in een echte woestijn zou veranderen als de mens niet voor water zorgde door met windmolens het grondwater omhoog te pompen.
Wij rijden langs de krokodilrivier die de zuidelijke grens vormt van het park. Het zand stuift door de lucht, door de auto, door onze haren, ogen, oren en neus. Geen dier te bekennen. Hier is alles kaal gevreten, omgeduwd of verdord. Aan de overkant van de rivier is het land groen. Ondanks de droogte staan de suikerrietplantages er prachtig bij. In de krant lees ik dat zes olifanten over de omheining van het park zijn gestapt en in het suikerriet terechtkwamen. Met geen stok waren ze meer terug te krijgen in het Krugerpark, en dus werden ze afgemaakt. Is het dan toch beter als ieder in zijn thuisland blijft?
Op weg naar Pretoria rijden we langs ‘God's Window’. Op de grens van de hoogvlakte en het laagveld breekt de aarde en heb je een adembenemend uitzicht over het Krugerpark en Mozambiek. God zag dat het goed was en precies op deze plek schiep hij een mini-regenwoud, compleet met lianen, varens, mossen en overal waterdruppels, terwijl de rest van dit land sterft van de dorst.
19 augustus. We rijden al 7.000 km links en geven rechts voorrang. Het stuur zit rechts, het gaspedaal onder de rechtervoet en de koppeling links. De versnellingspook moet met de linkerhand bediend worden, maar 1 en 2 zitten het meest links en 3 en 4 rechts. De achteruitkijkspiegel zit in het midden, maar je moet naar links omhoogkijken om te zien of er iemand achterop komt. Dat is meestal niet het geval, want Zuid-Afrika is leeg.
21 augustus. Pretoria en Johannesburg zijn lang niet zo mooi als Kaapstad. Huizenzeeën met enkele wolkenkrabbers in het centrum. Ik bezoek de universiteiten van Witwatersrand en Pretoria, en houd drie colloquia over ons onderzoek. Vandaag heb ik een gesprek met dr Arndt, president van de Zuidafrikaanse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek, door wie onze reis gesponsord is en aan wie ik verslag uitbreng. Hij is een interessante persoonlijkheid met een voor Zuidafrikaanse begrippen uitzonderlijk positieve kijk op de dingen. Hij gelooft niet dat het wetenschappelijk onderzoek zal verdwijnen onder een zwarte meerderheidsregering. Hij zegt dat de leiders van het anc meer oog hebben voor research en ontwikkeling dan de boeren; de zwarte leiders zijn immers in het buitenland opgeleid. Ik vertel hem over mijn bevindingen en suggereer dat er gewerkt gaat worden aan zonnecellen. Dat valt in goede aarde, ook bij de mede- | |
| |
werkers van Arndt. Ik beloof hen in contact te brengen met de Nederlandse experts bij R&S en ecn.
De natuurkunde is niet zo spectaculair als de natuur van Zuid-Afrika. In vergelijking tot Nederland zijn er heel weinig studenten, is er bitter weinig geld voor onderzoek en is het contact met de buitenwereld gering. Het grote voordeel van ons land is het grote aantal multinationale ondernemingen dat er gevestigd is en dat ook in ons land research doet. Zo zijn er legio banen voor gepromoveerde mensen en dus kan de doorstroming door onze laboratoria groot zijn. In Zuid-Afrika is dat niet het geval en dus kun je alleen maar bewondering hebben voor het handjevol mensen dat creatief en werklustig genoeg is om de boel aan de gang en op peil te houden, ondanks de economische problemen en de politieke onzekerheid.
Veertig jaar geleden, op de lagere school, moest ik voor het eerst een spreekbeurt houden. Het deed er niet toe waarover, als je maar 5 minuten kon volpraten voor de klas. Ik koos het Krugerpark als onderwerp. Mijn moeder had daarover een mooi boek en het fascineerde mij dat er een land is, bijna zo groot als ons eigen land, waar koning leeuw regeert. Ik weet nog goed wat mijn onderwijzer (Kurmeling heette hij, wij noemde hem kurketrekker of kurkie) zei toen ik uitgesproken was. ‘Je moet er maar gauw naar toe gaan, want volgend jaar is er burgeroorlog in Zuid-Afrika.’
|
|