stroming, geïnspireerd door de Engelse private presses (sinds 1890) en hun Duitse navolgers (sinds 1900), die streefde naar ‘het schone boek’. Het eerste initiatief werd genomen door de jonge dichters Jan Greshoff en Jacques Bloem, die drie zorgvuldig gedrukte boekjes uitgaven (P.N. van Eyck: Worstelingen; Jan van Nijlen: Naar het geluk; Geerten Gossaert: Experimenten). Bij hen voegde zich Van Eyck (die voor de onderneming als naam De Zilverdistel bedacht) en vervolgens nog J.F. van Royen, (toen Greshoff en Bloem zich al hadden teruggetrokken), die samen met Van Eyck van De Zilverdistel een echte ‘private press’ maakte. Toen Van Eyck zich op zijn beurt had teruggetrokken, veranderde Van Royen de naam in Kunera Pers en zette deze alleen voort. Ondanks zijn drukke ambtelijke en andere werkzaamheden (Van Royen was secretaris-generaal van het hoofdbestuur van de PTT en ontwikkelde aanzienlijke activiteiten in verscheidene kunstenaarsorganisaties) produceerde hij tot zijn dood in 1942 een respectabel aantal uitgaven, die hij eigenhandig zette en op zijn handpers drukte.
De ‘private press’ heeft in Nederland overigens nooit werkelijk gebloeid, vermoedelijk ten gevolge van de straffe organisatie van de grafische bedrijfstak, waardoor het ‘buitenstaanders’ zo goed als onmogelijk werd gemaakt het drukkersvak als amateur te beoefenen.
Behalve de Kunera Pers bestond tussen 1926 en 1930 de Heuvelpers van Sjoerd H. de Roos (daartoe in staat gesteld door een maecenas), terwijl de boekverkoper P.J. Venemans een tijdlang werkte als de Marnix Pers, waarover weinig bijzonderheden bekend zijn.
Anders dan in Engeland en Duitsland is de directe invloed van de ‘private presses’ - de Zilverdistel/Kunera Pers was trouwens tot na de Eerste Wereldoorlog de enige in Nederland - heel gering geweest.
In het Interbellum bestonden er nog nauwelijks boektypografen zoals wij die kennen. De Roos verzorgde incidenteel een boek (o.a. de Verzamelde Verzen van J.H. Leopold voor Brusse (1935) en de door Albert Verwey bezorgde eendelige Vondel-uitgave van H.J.W. Becht (1937). Jan van Krimpen verzorgde boeken voor Joh. Enschedé en Zonen, aan welk bedrijf hij verbonden was in een functie die nu met het woord ‘art director’ zou worden aangeduid. Zijn zorg betrof zowel eigen uitgaven van Enschedé als werk voor opdrachtgevers.
Er waren enkele ‘kunstzinnige drukkers’ in de betekenis die Desmond Flower bedoelt: in de eerste plaats Enschedé, waar de opdrachtgever betrekkelijk weinig invloed had op de vorm die zijn werk kreeg; voorts G.J. van Amerongen in Amersfoort, waar de meeste delen van Jan van Krimpens bibliofiele reeks Palladium waren gedrukt, hetgeen voor dit bedrijf een soort norm had gevormd. Van Amerongen was ook een van de vaste drukkers van Querido. Vermelding verdient ook Meijers Boek- en Handelsdrukkerij in Wormerveer, waarvan de eigenaar, de betrekkelijk jong gestorven D. Meijer Gzn, een typografische perfectionist was. Het bedrijf bestaat niet meer. En G.J. Thieme in Nijmegen - tot de huidige dag.
In de jaren vóór 1940 waren er drie mannen die zich als specialisten met boektypografie bezighielden: A.A.M. Stols, Charles Nypels en Henri Friedlaender.
Stols' (1900-73) hoofdberoep was uitgever, maar hij nam graag typografische opdrachten van collega-uitgevers aan. Het familiebedrijf, de Drukkerij Boosten & Stols in Maastricht, mag gerangschikt worden onder de ‘kunstzinnige drukkers’, doordat Stols er een soort huisstijl had ontwikkeld.
Charles Nypels (1895-1952) was eveneens uit Maastricht afkomstig en ook zoon van een drukker. Hij bekwaamde zich in de typografie onder de hoede van De Roos, was daarna enkele jaren firmant in het familiebedrijf, en werd omstreeks 1925 boekverzorger voor de uitgeverij De Gemeenschap en vervolgens voor Het Spectrum, welke uitgeverij uit De Gemeenschap is voortgekomen. Nypels verzorgde honderden boeken voor Het Spectrum.