Het vreemde is dat maar liefst zestig procent van de kiezers stemt op partij X, maar dat deze partij op geen van de strijdpunten een meerderheid van de kiezers achter zich weet. Dit is natuurlijk een gestileerd en gesimplificeerd model. Zelden zijn er van die duidelijke groepen kiezers die rationeel hun keuze maken. Maar toch. De Ostrogorski paradox geeft in ieder geval aan dat een politieke partij die tijdens de verkiezingen de absolute meerderheid heeft behaald en zorgvuldig haar beleid op de drie strijdpunten verwezenlijkt, wel eens tegen de wil van de meerderheid van de kiezers zou kunnen ingaan. Het hoeft natuurlijk niet per se zo te zijn, maar het kan gemakkelijk. En volgens mij is dat ook regelmatig het geval. Een recent voorbeeld is de schrijnende discrepantie tussen de houding ten aanzien van het Verdrag van Maastricht van de parlementariërs van Denemarken, Frankrijk en Groot-Brittannië, en hun electoraat. In Denemarken stemde het Parlement met een grote meerderheid voor Maastricht, de bevolking was tegen. In Frankrijk bleef Mitterrand een grandioze nederlaag bespaard doordat het referendum met een minieme meerderheid de goede kant opging; in Groot-Brittannië stemde het Lagerhuis in met het Verdrag van Maastricht, terwijl opiniepeilingen een tweederde meerderheid tegen een vergaande Europese Unie aangaf. Of dit nu zo erg slecht is, weet ik niet. Het beleid van de minderheid is wellicht zelfs in sommige gevallen verstandiger, en opiniepeilingen en volksraadplegingen zijn zeker niet de beste manier om beleid te voeren. Het is echter ook duidelijk dat rationaliteit en democratie niet hoeven te resulteren in het meest gewenste resultaat.
Nu zullen velen wellicht denken: ‘Maar de meeste beslissingen worden helemaal niet rationeel genomen, laat staan op een democratische manier.’ Veel beleid lijkt meer ingegeven door de waan van de dag, modes, slaafs volgen van de economische conjuntuur, het meedeinen op de golven van de economische interdependentie, ‘muddling through’, etcetera. De ambtenarij is daarvan een goed voorbeeld. Wie denkt dat de Engelse serie Yes Minister flauwekul is, heeft het mis. In veel gevallen is de bewindsman of -vrouw iemand die tijdelijk aan het roer staat van een enorme oceaanstomer tijdens een zware storm. Wie denkt de koers van het schip radicaal te veranderen, lijdt aan hoogmoedswaanzin. Alleen politici met zitvlees en veel persoonlijke moed, doorzettingsvermogen en geluk krijgen wel eens wat voor elkaar. De meesten lukt dat niet. Wanneer er eens iets lukt is dat bovendien vaak nog eerder het resultaat van unieke omstandigheden die veelal niet zo veel met de persoon van de politicus van doen hebben. Dit geldt zeker voor het beleid van kleine landen als Nederland, die op het terrein van de internationale politiek nauwelijks invloed kunnen uitoefenen. Grootmachten als Duitsland, Rusland, Japan en de Verenigde Staten kunnen dit op zekere hoogte wel, maar ook zij worden altijd het slachtoffer van het pd.
Er wordt vaak gesuggereerd dat dit pd kan worden opgelost door deze landen nauw met elkaar in contact te brengen, zodat ze geheel op de hoogte zijn van elkaars bedoelingen en meer vertrouwen krijgen in elkaars ‘goede wil’ (voor zover aanwezig). Dit zou het pd uit de wereld kunnen helpen. De Verenigde Naties en de Conferentie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (cvse) proberen op verschillende manieren deze rol op zich te nemen. Beide organisaties trachten voor alle landen aanvaardbare regels te formuleren, gedragscodes en verwachtingspatronen te scheppen, die op een of andere wijze het pd kunnen afzwakken. In West-Europa heeft de eg ook zo'n soort functie. Hoewel dit niet vaak lukt, zijn dit soort instituties waarschijnlijk toch de enige uitweg. Maar ook wanneer samenwerking tussen staten plaatsvindt, bestaat er absoluut geen zekerheid dat dit zal leiden tot een optimaal resultaat. Wie dit een pessimistische visie vindt, heeft wellicht gelijk. Je kunt je voor hetzelfde geld verbazen dat er überhaupt nog besluiten worden genomen waarmee de meerderheid tevreden is, en die verstandig zijn, ook op de lange termijn.