stelveen die over een officiële, met hout gestookte auto kon beschikken. En zo kwamen zij 's nachts met reddeloze gevallen naar adressen die wij hadden kunnen vinden.
Arie schreef zelf als redacteur van De Vrije Katheder en zat namens hen in het Grote Advies College der Illegaliteit en hij werd lid van de Ereraad der Illegaliteit (met o.a. Van Heuven Goedhart, Herman Sandbergen en Arie van Namen).
Zijn functie van prosector Anatomie aan de Universiteit van Amsterdam heeft geduurd van 1938 tot 1951. In die tijd werd hij behalve door de illegaliteit ook sterk aangetrokken door de lichamelijke opvoeding. Dat was volgens hem een achtergebleven gebied en zo werd hij van 1946 tot 1951 leraar aan de Academie voor Lichamelijke Opvoeding te Amsterdam en later voorzitter van de Examencommissie. Zijn streven om het op academisch niveau te brengen breekt door; aan enkele universiteiten is nu een leerstoel.
In 1951 werd hij benoemd tot hoogleraar anatomie en embryologie van het Royal College of Medicine te Bagdad. Een jaar later kwam ook de benoeming tot hoogleraar antropologie en menselijke erfelijkheidsleer aan de Universiteit van Amsterdam. Door zijn verbintenis te Bagdad heeft hij dat eerst in 1954 kunnen aanvaarden.
Nadat hij in 1970 en 1971 decaan van de medische faculteit was geweest, werd hij in 1972 benoemd tot rector-magnificus. Ieder herinnert zich nog de woelige tijd, vooral ook door de invoering van de Wet op de Universitaire Bestuursvorming. Tegen het eind van zijn rectoraat heeft De Froe daar behartenswaardige dingen over gezegd in een interview dat Rudolf Geel met hem had (De Gids, jrg. 1975/7-8).
Hoe kwam De Froe bij De Gids? Het is een oude traditie van dit maandblad dat nu in zijn 156e jaargang is, om in de redactie iemand ‘uit de wetenschap’ uit te nodigen. Vóór Arie was dat Dijksterhuis en mede op diens verzoek heeft Ed. Hoornik, die Arie reeds kende van enkele vroegere bijdragen, het contact gelegd om Dijksterhuis op te volgen. Ik zat eens te wachten in Americain op Arie om met hem naar onze schaakclub te gaan in de onvergetelijke ‘blauwe zaal’. Met Arie kwam toen Ed. Hoornik mee en hun gezamenlijke vraag was of Meulenhoff ook bereid zou zijn de exploitatie van De Gids over te nemen. Dat is na heel wat denken, cijferen en vooral praten met de vroegere uitgever gelukt. Arie was geen vreemde in huize Meulenhoff, want voordien hadden wij daar al met hem en Wytze Hellinga de ‘Wetenschappelijk Wijsgerige Bibliotheek’ gesticht. Dat bracht veel werk en weinig gewin. Maar een parel aan de kroon is nog altijd De mechanisering van het wereldbeeld van Dijksterhuis. De filmer J. van der Keuken is voor een van zijn werken door dit boek geïnspireerd.
Ooit moest ik mede namens Kok te Kampen en Paul Brand te Bussum het aan ons gedrieën gerichte verzoek om een wijsgerig blad uit te geven, gaan afzeggen. Het was bij De Froe thuis dat de voorlopige redactie, waarin o.a. Van Peursen, Beerling, Nuchelmans zaten, bijeenkwam. Dat afzeggen is mij gelukkig niet gelukt, want Wijsgerig Perspectief op Maatschappij en Wetenschap is nu al in zijn 33e jaargang.
De Froe heeft de volledige studie filosofie gevolgd, maar hij was geen filosoof in een academische positie. Hij sloeg bruggen tussen de officiële filosofie en het maatschappelijk leven, een echte pontifex, pontifex maximus zou ik haast durven zeggen. Ik mocht hem opvolgen als voorzitter bij de Internationale School voor Wijsbegeerte te Amersfoort en bij de Volksuniversiteit van Amsterdam. Duidelijke voorbeelden hoe breed zijn spankracht was en hoe hij ook daar functioneerde. Ik heb kunnen zien hoe hij de geesten doordrong, al was het alleen maar door vragen te stellen: een werkwijze gelouterd door de eeuwen.