bloedt, hij wrijft er nog maar eens met zijn onhandige poot langs. Bovendien heeft hij voortdurend last van de stroomstootjes. Fabre bespeelt hem als ware hij zo'n ‘celibataire machine’ van Marcel Duchamp of Jean Tinguely.
Het meest fascinerende aan Fabres theaterwerk vind ik deze mengeling van kritische, ver doorgedachte eenvoud enerzijds en die droomachtige, kinderlijke bedreiging anderzijds. Dat viel ook op in Zij was en zij is, zelfs, Fabres remake van Marcel Duchamps La mariée mis à nue par ses célibataires, même: een pijprokende bruid die daar eindeloos en smachtend ‘en nog eens...’ staat te herhalen, met droomachtig vertraagde gebaren, het stereotype dat ze voorstelt met hetzelfde gebaar vernietigend - soms lijkt het zielige konijn wel haar gemankeerde bruidegom.
Daardoor krijg je het gevoel dat het kleinste onderdeel van zo'n stuk meteen dingen uit je eigen intiemste verbeelding toont; ook dit konijn is een prototype, zijn gefolterde spreken toont ons iets dat we zelf, in een tikje anders leven dan we nu leven, moeiteloos hadden kunnen zijn, - of nog: iets wat we ons vaak ook een beetje voelen. Dit soort pathetische gekwetstheid, dit overgevoelig luisteren met konijneoren, dit knipperen met dichtgesnotterde ogen, dat herinneren we ons wel, dat hebben we misschien soms nog wel, maar daar komen we niet meer mee naar buiten.
Dit beest spreekt onze gedachte. Dat wil blijkbaar nog niet zeggen dat hij ze uitspreekt. Hij is pathetisch en ironisch tegelijk. Je verloren voelen, in de meest omvattende betekenis, is daarvan het gevolg. Elke acteur van Fabre, elk door hem uitgebeeld personage, behoort uitsluitend aan onze intimiteit toe. We zien emblemen van dingen die we denken als we heel erg met onszelf alleen zijn. En omdat iedereen in het kleine halfrond hetzelfde voelt, zijn we voor het eerst met onze uiterste eenzaamheid ook verbonden; willen of niet. ‘Ik luister / en luister ver / en luister dichtbij / en luister van binnen / en van buiten.’
Is dit gewoon een introspectief en melancholisch stuk performance? Een goedkope allegorie van de weemoed en het zich niet kunnen aanpassen? Ik geloof het niet. Voor pathetiek in psychologische zin heb je een zeker Tsjechov-achtig narcisme nodig. Aan Fabre zijn dergelijke zorgen van het burgerlijk realisme niet besteed. Wat hier reëel wordt, is veel directer: Fabre toont rechtstreeks iets wat eigenlijk binnen in een mens had moeten blijven.
Deze kleine voorstelling, amper een uur, zet je daardoor behoorlijk schaakmat. Ze blijft weken in je gedachten spelen. En dan, lang daarna, begrijp je dat Het uur blauw waarover Fabre het ook in zijn plastisch werk en zijn opera's voortdurend heeft, je toch in de ban had: dat gevoelige ogenblik in de ochtendschemer, als alles blauw lijkt, een paar