pluche van een Hollandse schouwburg? Dat gunde ik het publiek niet. Dat zou al te makkelijk voor hen zijn. Het fascisme is niet vernietigd en het antisemitisme evenmin. Wat in 1938 in Oostenrijk gebeurde, kan nu ook nog gebeuren, ook in Amsterdam. Was er veel verschil tussen de Oostenrijkse houding ten opzichte van de joden en de Nederlandse? In de Tweede Wereldoorlog niet, waarom nu dan wel? Ik besloot het publiek de rol te geven van voorbijganger op de Heldenplatz. De toeschouwers zitten als het ware op dit historisch zo beladen plein en kijken de woning binnen van het professorsgezin. Op hun beurt zien de bewoners al die mensen naar zich kijken en ervaren dat als bedreigend. Want weliswaar zijn we niet in Wenen anno 1938, maar in, bijvoorbeeld, Den Haag anno 1991. Maar doet dat er iets toe?
Om deze rol van het publiek te accentueren was bij het begin van de voorstelling het decor de buitenkant van een huis, een muur met drie ramen erin. Na enige tijd schoven de panelen weg en opende het huis zich, de toeschouwer op de Heldenplatz werd in staat gesteld dieper met zijn blik in de woning door te dringen. Aan het eind sloot het huis zich weer: net als in 1940 werden de bewoners aan hun lot overgelaten. Om het allemaal nog duidelijker te maken kwam het ‘Sieg Heil’-gekrijs, dat aan het eind van de voorstelling de professorsvrouw zal doden, uit luidsprekers in de zaal. Alsof het publiek zelf zo zat te schreeuwen.
Achteraf moet ik helaas constateren dat al deze ingrediënten niet van invloed zijn geweest op de kijkhouding van het publiek. De voorstelling werd mooi, saai of lelijk gevonden. André van den Heuvel en anderen werden geprezen om hun acteerprestatie, maar geen letter, geen zuchtje over de wel heel kwaadaardige stelling die de voorstelling innam. In die zin was het een faliekante mislukking.
Vanuit het toneel bekeken is er geen principieel verschil tussen grote of kleine zaal, hoogstens een gradueel. Voor het publiek blijkt er wel degelijk verschil. In de grote zaal laat het publiek zich domweg geen andere rol opdringen dan die van publiek. Of je moet zulke grove middelen gaan hanteren dat de smakeloosheidsgrens wordt overschreden. Gelukkig passen bijna alle toneelmakers daar voor.