van Sterke drank in Oud-Zuid. Hij had de deuren in de zijwanden voorzien van driehoeken stof die onder de deur uit zakten zodra ze openging ten einde de ruimte op te vullen die ontstond tussen de schuin oplopende onderkant van de deur en de toneelvloer (zie onbeholpen tekening). Maar ook dat was geen gezicht.
Multatuli had zo zijn eigen problemen met de deur in de achterwand van het hoogromantische toneel van zijn dagen: ‘En nog meer leugens op het toneel. Als de held met zijn styven komediestap weggaat om 't verdrukte vaderland te redden, waarom gaat dan de dubbele achterdeur altyd vanzelf open?’ (Max Havelaar, hoofdstuk 1) Zijn verzet richtte zich vooral tegen de kunstmatigheid van het toneel in zijn tijd, waarvan het ingrijpen door onzichtbare toneelknechten nog maar één aspect was. Hij had eigenlijk alle verschillen tussen de voorstelling en de werkelijkheid willen vermijden, maar besefte heel goed waarom dat een onhaalbare kaart was. Iedere kunstvorm is van nature kunstmatig en bepaalde voorstellingsconventies zijn onvermijdelijk, maar het kostte hem moeite zich daarbij neer te leggen.
Een deur kan op het toneel tegelijkertijd een onhandelbaar obstakel (vandaar die ingrijpende toneelknechts van een ruime eeuw terug) én een essentieel element zijn. Zodra het toneelbeeld van een kamer de eigen besloten binnenwereld vertegenwoordigt tegenover de vijandig dreigende buitenwereld - en dit is, zoals bekend, met name bij Pinter veelal het geval -, dan krijgt de deur de wezenlijke rol van de bres in het bastion, waarop de aanval van de tegenstander én de verdediging van binnenuit zich concentreert. Ieder zal zich deuren met die betekenis herinneren in stukken als De dienstlift, De kamer, Het verjaardagsfeest en De thuiskomst.
Even essentieel is de deur in menig blijspel, vooral als het om kast- en slaapkamerdeuren gaat, waarachter een minnaar tijdelijk kan worden weggewerkt of die de echtgenoot, onverwachts thuisgekomen, wenst te forceren. Ongetwijfeld draagt die ranzige bijsmaak van
burgerlijk vermaak in sekskomedies ertoe bij dat eigentijdse ontwerpers afkerig zijn van het verschijnsel deur, tenzij het inderdaad om een (parodie op een) klucht gaat zoals in Camoletti's
Boeing-Boeing of om een uitbeelding van de zakenwereld zoals in Mamets
Vastgoed BV, waar klappende deuren nu eenmaal de jachtige bedrijvigheid van de kleine baasjes symboliseerden.
Voor het overige neemt de hoofdstroom van het toneel in onze dagen duidelijk afstand van wat wel het ‘illusionisme’ wordt genoemd: de periode dat alles er zo echt mogelijk uit diende te zien op het toneel, inclusief de deuren. Die periode heeft eigenlijk maar betrekkelijk kort geduurd en is een tamelijk recent verschijnsel dat vooral interessant is door zijn innerlijke tegenstrijdigheden. We hebben het dan over een goed deel van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw, het tijdperk van het Franse ‘pièce bien faite’ (Sardou, Scribe) tot en met het maatschappijkritische toneelwerk van Heijermans, Ibsen en Shaw. Volgens Szondi (Theorie des modernen Dramas) is het moderne drama ontstaan uit verzet tegen deze premoderne stijlperiode in het theater. Het heeft zin even bij de karaktertrekken van dat illusionistische theater stil te staan en bij de invloed daarvan op het hedendaagse gemis aan deuren.
Het nét-echte toneel van die dagen kenmerkte zich vooral door de vergaande isolatie