De Gids. Jaargang 155
(1992)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 762]
| |||||||||||||
August Hans den Boef
| |||||||||||||
[pagina 763]
| |||||||||||||
mein van de pulpstrips, van de reruns op de tv. De in-slechte Edward Hyde is opgenomen in de hedendaagse mythologie: een kleine man met een hoge hoed en een stevige wandelstok, die altijd en eeuwig door een duister, mistig Londen zal stappen en door een toeval zijn geestverwanten professor Moriarty en Jack the Ripper telkens net misloopt. Een even onaangename bijsmaak heb ik bij de psychoanalyse van de kouwe grond die het verhaal als een prototype beschouwt van een case-history van een gespleten persoonlijkheid. Ik heb nooit begrepen waarom. Jekyll wil af en toe puur slecht zijn en daartoe reduceert hij zijn lichaam tot Hyde. Maar teruggetransformeerd herinnert hij zich exact wat hij als Hyde heeft gedaan. Wanneer er in het werk van Stevenson een gespleten persoonlijkheid voorkomt, dan zou ik kiezen voor het personage Long John Silver uit Treasure Island (1883, het boek dat Stevenson populariteit bezorgde). Dat is pas een gecompliceerde persoonlijkheid, want de extreme tegenstellingen binnen zijn karakter zijn veel minder gescheiden dan bij Jekyll. De wat zinniger publikaties bewegen zich op het raakvlak van de literatuur en de psychoanalyse. Er is een studie uit 1914 (Der Doppelgänger) waarin Otto Rank wat zijdelings opmerkingen over het verhaal maakt. Zo behandelt Stevenson volgens hem het probleem van de dubbele existentie en noemt hij Dr. Jekyll and Mr. Hyde een duidelijk geval van het ethiserend tegenover elkaar plaatsen van de eigen kwade roerselen. Als zovelen (in ons land o.a.S. Vestdijk) situeert hij het verhaal in de traditie van Edgar Allan Poe's William Wilson. Het terrein waarop men zich vooral met Stevensons verhaal heeft beziggehouden, is de literatuurwetenschap. Een aardig voorbeeld hiervan vinden we in William Day, In the Circles of Fear and Desire. A Study of Gothic Fantasy (1985). Prettig aan zijn (freudiaans geïnspireerde) studie is namelijk dat hij ook aandacht besteedt aan laatnegentiende-eeuwse auteurs als Stevenson en Conan Doyle die de Romantiek voorbij waren. Auteurs die schreven in een tijd dat er enige notie van psychologie begon door te dringen. Jammer dat Day op dit aspect niet expliciet ingaat en in het geval van Dr. Jekyll and Mr. Hyde zelfs een mooie kans laat liggen. Als Jekyll aan het slot een verklaring geeft voor zijn handelen, noemt hij zichzelf een psycholoog (‘in my psychological way’). Daarnaast onthult hij dat hij van jongs af aan een ‘double-dealer’ was (door Max Schreuder vertaald met ‘gespleten persoonlijkheid’: dat is weer te veel van het goede) en oppert hij de mogelijkheid dat een mens uit meer dan twee persoonlijkheden zou kunnen bestaan. Day verbindt Dr. Jekyll and Mr. Hyde niet alleen met William Wilson, maar vooral ook met Frankenstein, omdat zowel het verhaal van Mary Shelley als dat van Stevenson het karakter van een moraliteit over de hybris van een geleerde hebben. Victor Frankenstein en Henry Jekyll menen beiden aan de grondvesten van de schepping te kunnen tornen. En die ambitie moet volgens een negentiende-eeuwse auteur nu eenmaal tot rampzalige gebeurtenissen leiden. Ik kwam op het idee om het verhaal van Stevenson te herlezen omdat er, kort na elkaar, twee boeken verschenen die de mythe opnieuw hebben verwerkt: Emma Tennants Two Women of London en Valerie Martins Mary Reilly (1989 en 1990). In beide gevallen wordt de nadruk overigens gelegd op vrouwelijke personages. Ik herinnerde mij verder dat Susan Sontag al jaren geleden het verhaal van Stevenson had bewerkt (Doctor Jekyll, 1979) en een intrigerende vraag diende zich aan: zou een vrouwelijke benadering het uitgemolken verhaal na honderd jaar weer enige inhoud kunnen geven? Ik begon waar je moet beginnen: met The Strang Case of Dr. Jekyll and Mr. Hyde uit 1886. Omdat ik dit verhaal straks met de bewerkingen ga vergelijken is het zinvol om de inhoud paraat te hebben. Voor de vergeetachtige lezer heb ik in een noot een korte samenvatting gegeven.Ga naar eind1. Het feit dat ik het verhaal al had gelezen was een voordeel, want door de voorkennis valt | |||||||||||||
[pagina 764]
| |||||||||||||
een aantal elementen veel eerder op. Het ethische principe waarvan Stevenson uitging, wordt al op de eerste bladzijde geformuleerd. Advocaat Utterson, zo vernemen we van de verteller, houdt van goede wijn en van toneel - het is echter twintig jaar geleden dat hij voor het laatst in de schouwburg was en als hij alleen is stelt hij zich tevreden met goedkope gin. Een zelfkweller. Opmerkelijk is Uttersons houding tegenover misdadige cliënten: hij voelt zich ‘sometimes wondering, almost with envy, at the high pressure of spirits involved in their misdeeds’. Dit wijst ondubbelzinnig vooruit naar het verlangen van Jekyll om deze geestkracht in zijn zuiverste vorm in zich naar boven te brengen. Wat bij herlezing ook direct opvalt, is de manier waarop de twee persoonlijkheden van Jekyll door diens woning worden gesymboliseerd: het voorname herenhuis aan de hoofdstraat lijkt niets te maken te hebben met de armoedige gevel in het zijstraatje... toch zijn beide gevels twee kanten van hetzelfde complex. Ik herinner mij het verhaal als afkomstig van één (anonieme) verteller, maar dat bleek onjuist. Afgezien van het feit dat Stevenson het betoog heeft gelardeerd met brieven, bestaan de laatste twee hoofdstukken van de vertelling uit pseudo-documenten: de brief van Lanyon en de verklaring van Jekyll. Een fragmentarische opzet die anno 1991 weinig ouderwets aandoet en waarschijnlijk hebben William Day en William Veeder gelijk als zij Dr. Jekyll and Mr. Hyde op grond hiervan verbinden met het latere modernisme. Voor ik de drie vrouwelijke bewerkingen bekijk, wil ik stilstaan bij twee observaties uit de Jekyll and Hyde-literatuur. De eerste is van Stephen Gwynn (1939), die erop wees dat het verhaal zich vrijwel in een gemeenschap van monniken afspeelt. Alle hoofdfiguren, inclusief butler Poole, zijn ongetrouwd en het vrouwelijke geslacht neemt geen deel aan de gebeurtenissen, ‘excluding two or three vague servant maids, a conventional old hag and a faceless little girl running for a doctor’. In dit licht betreurt Vladimir Nabokov (1980) het dat Stevenson vaag bleef over de aard van de ondeugden van Jekyll en Hyde. Dachten Utterson en Enfield dat het om vrouwen ging, dat Hyde een onecht kind van Jekyll was of dat er homoseksualiteit aan te pas kwam? Volgens Nabokov bestaat de zonde van Hyde uit wreedheid, uit sadisme, en de suggestie daarvan blijft te zeer bedekt. Volgens Veeder daarentegen bevat het verhaal voor de tijdgenoten van Stevenson duidelijke verwijzingen naar seksualiteit. Als Hyde bijvoorbeeld 's nachts op straat een vrouw tegenkomt die hem ‘a box of lights’ aanbiedt, weet iedere victoriaanse man welke doos Stevenson bedoelt. Veeder vindt Dr. Jekyll and Mr. Hyde een verhaal vol patriarchale mysogenie en homoseksuele ondertonen. Zouden vrouwelijke auteurs een vergelijkbare leeservaring hebben? | |||||||||||||
Susan SontagSusan Sontag heeft in haar Dr. Jekyll (1978) de geschiedenis verplaatst naar het New York van de jaren zeventig van onze eeuw. De intrige is onherkenbaar veranderd en de namen van de protagonisten lijken geen enkele relatie meer te hebben met die in het origineel, uitgezonderd Jekyll and Hyde. De eerste is nog steeds arts, maar door Sontag voorzien van een vrouw (met kinderen) en een zuster (een briljant biochemica). Ooit heeft hij een soort sensitivity-goeroe leren kennen, Gabriel Utterson van het ‘Institution for Deprogramming Potential Human Beings’, en deze man wist hem energie te verschaffen. Utterson (die een boek van ruim 1000 pagina's heeft gepubliceerd, The Strange Case of Cain and Abel) woont met zijn leerlingen in zijn instituut en wordt bediend door een jongen, de veertienjarige Poole. Een vroegere leerling van Utterson was Edward Hyde, aanvankelijk groot en slecht en nu wat kleiner en wat minder gemeen. De verteller suggereert dat dit verkleiningsproces is veroorzaakt door de sociale aanpassing van Jekyll, met wie Hyde een merkwaardige band heeft. | |||||||||||||
[pagina 765]
| |||||||||||||
Het brave leven bevalt Jekyll echter weinig. Zo zag hij eens een vriendelijke grijsaard de weg vragen aan een jonge man. De laatste sloeg hem in een woedeaanval dood met zijn gitaar. Het leek Jekyll dat zo'n gewelddaad hem een gevoel van vrijheid kon bezorgen. Om deze reden wil hij de identiteit van Hyde overnemen, maar Utterson weigert hem te helpen, en de briljante zuster heeft het te druk met legerorders om de verlangde formule te vervaardigen. Als compromis doet Jekyll het voorstel aan Hyde om samen door het land te gaan trekken. Sontags verteller maakt een sprong en we treffen Jekyll aan in de gevangenis wegens een poging Hyde te vermoorden. Wanneer hij bezoek krijgt van Lanyon, zijn advocaat, hoort hij dat Hyde intussen zelfmoord heeft gepleegd. Tekenend is dat Sontag Jekyll en Hyde als twee afzonderlijke figuren opvat, zij het dat die een sterke aantrekkingskracht op elkaar uitoefenen. Wil Sontag de mythe lezen als een ongelukkige liefdesgeschiedenis? Duidelijker zijn haar maatschappijkritische toespelingen op de oorlog in Vietnam en op wantoestanden in de Amerikaanse gevangenissen. Het lijkt er trouwens sterk op dat zij haar goeroe Utterson heeft gemodelleerd naar L. Ron Hubbard, de intussen overleden uitvinder van de Scientology Church en auteur van dikke sf-boeken. | |||||||||||||
Emma TennantEmma Tennant heeft met Two Women of London haar versie gesitueerd in 1988, in het Londen van Thatchers nieuwe rijken en nieuwe armen. De eerste vrouw is zo'n nieuwe rijke die een galerie runt, de tweede een bijstandsmoeder die met haar kinderen in een kelder huist. Wees Stephen Gwynn erop dat het verhaal van Stevenson zich vrijwel onder monniken afspeelt, Tennant draait de zaak om. Two Women of London heeft vrijwel een all women cast. Als het verhaal op gang komt bevindt de lezer zich in een gezelschap van vrouwen (een arts, een advocate, een regisseuze e.a.) gecentreerd rond een keurig damespension. De roman van Tennant begint met ‘de moord’ en onthult direct dat mrs Hyde de dader is. Het slachtoffer is echter geen lieve en vooral onschuldige oude man als Carew, maar een moordlustige verkrachter, voor wie de vrouwen in de buurt al jaren sidderen. De lezer denkt hiermee een obligate feministische omkering van de mythe gepresenteerd te krijgen, maar zo eenvoudig ligt het niet. Tennant speelt een spelletje met de lezer, vooral met de lezer die het origineel kent. Pas zeer laat in Two Women of London blijkt dat Tennant het origineel zeer nauwkeurig heeft gevolgd, maar dat ze van veel elementen bij Stevenson een eigen, gedetailleerde vertaling heeft gemaakt. Het is die vertaling waardoor je aanvankelijk wordt misleid. Door de verschillende beroepen (advocate, arts) en namen als ‘Hastie’ (de voornaam van Stevensons Lanyon) meent de lezer allerlei clous te ontdekken en leest hij over werkelijke aanwijzingen heen. Zoals die in het journaal van Jean Hastie, dat de lezer slechts irriteert door de truttige onbenulligheden van deze geleerde huisvrouw, een geestverwante van Thatcher die zich feministe noemt. Andere aanwijzingen zitten in de weergave van videofilms (een galerieopening, een etentje) en via kleine gespreksflarden daaruit begint het patroon van Stevensons verhaal door de verflaag van Tennant te schemeren. We vernemen dat Jean Hastie, die voor wetenschappelijk onderzoek naar Londen is gekomen, in orde moet maken dat het schitterende appartement van haar oude vriendin Jekyll zal toevallen aan ene mrs Hyde en dat zij daartegen bezwaren maakt. Langzamerhand treden er ook andere analogieën met het origineel naar voren. Zo blijkt de krot waarin mrs Hyde een kelder bewoont, in verbinding te staan met het appartement van Jekyll. De werkster, mevrouw Poole (ook een verwijzing naar de huishoudster in Charlotte Brontës Jane Eyre) heeft regelmatig de kinderen van Hyde in het appartement horen spelen. Dan is er het handschrift van een brief van | |||||||||||||
[pagina 766]
| |||||||||||||
mrs Hyde, dat een van de vrouwen identificeert als dat van Jekyll. De toedracht blijkt uiteindelijk, conform het origineel gegeven door Jekyll zelf, als volgt. Na haar studie in Oxford werkte Eliza Jekyll in de kunstsector, tot ze trouwde, mrs Hyde werd en kinderen kreeg. Plotseling begon ze fysiek en psychisch in een onrustbarend tempo te vervallen, haar echtgenoot verliet haar en zij verwaarloosde haar kinderen. Toen men haar die dreigde af te nemen, kreeg haar huisarts, dr Crane, medelijden, en hij gaf mrs Hyde een medicijn dat nog niet helemaal is uitgetest, maar het haar in ieder geval mogelijk maakte zichzelf weer in bedwang te krijgen. Misschien zou er niets gebeurd zijn als Jekyll niet verslaafd was geraakt aan ecstasy. In combinatie met het medicijn verleent het middel aan de slonzige Hyde de schoonheid en jeugd van haar Jekyll. De arts Crane kan de transformatie evenmin verdragen als Stevensons Lanyon en sterft spoedig. Van Jekyll vernemen we tenslotte dat zij snel aan het middel gewend raakte en waarschijnlijk binnenkort voorgoed in het gehate lichaam van Hyde zal zijn opgesloten. Mevrouw Poole hoort haar soms huilen als een ‘verdwaalde ziel’. Het is dezelfde formulering als bij Stevenson. Interessant is dat Jekyll vertelt over hetgeen er door haar heen ging toen ze in de gedaante van Hyde de man doodde. Aan alle mannen deed hij haar denken door wie zij zich bedreigd voelde. Aan de verkrachter, aan haar ex-echtgenoot, aan de voormalige popster die mrs Hyde uit haar kelder wil verdrijven en tenslotte aan Sir James Lister, die haar puur vanwege het sexy uiterlijk van Jekyll het beheer over zijn galerie heeft gegeven en daarvoor het een en ander terugwenst. Begon het boek schijnbaar als een obligate feministische parodie, achteraf blijkt Two Women of London een boeiende visie te bevatten en die ook van verhelderende illustraties te voorzien. Nog steeds is de vrouw het slachtoffer van een door mannen bepaalde maatschappij. Het zijn juist de academische types als Jean Hastie, met een rijke man en kindermeisjes, die deze realiteit het meest verhullen. Cruciaal is ook de beschrijving van het gezicht van mrs Hyde als Jean Hastie haar verzoekt dat te laten zien: ‘It has nothing to distinguish it.’ Een van Tennants vele omkeringen: was Hyde in de negentiende eeuw afschrikwekkend door zijn lelijkheid, een twintigste-eeuwse vrouw is dat al wanneer ze een onopvallend gezicht heeft. Op een specifieker niveau is de symboliek van Tennant duidelijk: huwelijk en moederschap ruïneren lichaam en geest, maar tegelijkertijd beschikt het verloederde moederdier over een instinctieve durf als het erom gaat haar kinderen te beschermen. | |||||||||||||
Valerie MartinValerie Martin sluit van de drie vrouwen het meest aan bij Stevenson. Haar Mary Reilly - de geschiedenis van Jekylls dienstmeisje - lijkt niet meer dan een aanvulling op Stevensons novelle. Uiteindelijk blijkt Martins roman een commentaar op het origineel. Dat zij kiest voor Jekylls dienstmeisje Mary als verteller lijkt een beperking. Omdat het meisje weinig opleiding heeft gehad, schrijft ze een stuk eenvoudiger dan Lanyon en Jekyll. Maar dat compenseert zij door haar talent en door haar plezier in het schrijven. Omdat zij in het gesloten wereldje van Jekylls huishouden een lage positie inneemt - ver beneden de gewichtige butler Poole - heeft zij ook minder zicht op de gebeurtenissen. Ook dit wordt gecompenseerd door haar speciale band met Jekyll en door haar intelligentie. Belangrijk is dat de keuze voor het dienstmeisje aan Martin de mogelijkheid geeft om zijdelings aandacht te besteden aan de hoogst ondergeschikte positie van de negentiende-eeuwse vrouw en op de ingewikkelde hiërarchie in de Engelse standenmaatschappij. Er is een passage in het origineel waar Mary (anoniem) optreedt, het moment dat aan het slot butler Poole met Utterson aankomt: ‘At the sight of Mr. Utterson, the housemaid broke into hysterical whimpering.’ Martin heeft deze | |||||||||||||
[pagina 767]
| |||||||||||||
zin niet overgenomen, want haar Mary is een stuk flinker dan de vrouwen bij Stevenson. Neem bijvoorbeeld diens andere anonieme dienstmeisje: als dit meisje de moord ziet, valt ze flauw en ze kan daardoor pas drie uur later de politie waarschuwen. Martin hanteert bekwaam het feit dat Mary een vrouw is. Zo ‘onthult’ ze naar wie het sadisme van Hyde uitgaat: prostituées. Dit lijkt langzamerhand een conventie in de bewerkingen te worden: ook recente verfilmingen van het verhaal, zoals een Brits-Amerikaanse uit 1990, laten Hyde hoeren verminken. Die keuze ligt ook wel voor de hand: drie jaar na het verschijnen van Stevensons novelle zou het Londense Westend geteisterd worden door Jack the Ripper en men maakt van deze informatie dan ook handig gebruik. Bovendien laat Martin Hyde een keer Mary in de hals bijten, waarmee naar Bram Stokers Dracula verwezen wordt. In tegenstelling tot Stevenson leeft Martin in een tijd waarin de psychoanalyse gemeengoed is en daarvan maakt zij ook gebruik door een trauma te situeren in Mary's jeugd. Ze begint haar roman met een beschrijving van Mary's vader. Een sadistische bruut op wie de alcohol eenzelfde transformerende werking heeft als het middel op Jekyll. Een mooie, want organische vooruitwijzing. De hevigste mishandeling en de laatste (haar vader verdwijnt uit haar leven) die Mary onderging was toen hij haar met een agressieve rat in een nauw hok opsloot. Het kind was doodsbang, vooral bang dat de rat naar haar geslacht zou kruipen. De angst voor haar vader is nooit verdwenen. Haar gevoelens voor Jekyll zijn desondanks sterk seksueel van aard en Martin suggereert dat de rattelittekens op haar handen een erotische werking op de vaderlijke Jekyll uitoefenen. Dat deze houding weleens zou kunnen omslaan in sadistische moordlust wanneer Jekyll in Hyde is getransformeerd, veroorzaakt natuurlijk de nodige spanning bij de lezer. Knap is de stijl van het slimme dienstmeisje, die Martin vrijwel door het hele boek heen weet vol te houden, vooral in passages waarbij stijl en inhoud elkaar bepalen. Aan het slot van haar journaal is Mary voor een geweldig dilemma geplaatst: ‘Waar ligt mijn plicht?’ Tegenover de maatschappelijke orde waarin een moordenaar als Hyde zijn straf niet mag ontgaan? Tegenover het leven van haar beminde en gerespecteerde ‘Master’, dat door Hyde wordt bedreigd? Of tegenover zijn bevel tot stilzwijgen? Even subtiel is de opbouw. Over de vooruitwijzing heb ik het al gehad, maar mooi ingehouden is dat pas na enige tijd duidelijk wordt wie er met ‘Master’ wordt bedoeld. Veel eerder wordt butler Poole met zijn naam geïntroduceerd, maar dat is nu eenmaal een minder opvallend personage. Als ‘bezorger’ van het manuscript verstrekt Martin wel een andere lezing van de afloop. Het is Jekylls en niet Hydes dode lichaam dat men in de armen van Mary vindt. Gezien de recente verfilmingen kennelijk ook een conventie. Zou Jekyll niet gewoon zelfmoord hebben gepleegd en hebben Poole en Utterson niet gelogen om de eer van hun meester en vriend te redden? De arts zou verslaafd kunnen zijn aan een verdovend middel dat hij heel wel van een duistere figuur als Edward Hyde had kunnen betrekken, stelt de bezorger. Aan de andere kant laat Martin de mogelijkheid van een transformatie open en oppert ze zelfs dat het hele journaal van Mary fictie kan zijn. Roman Polanski is het boek aan het verfilmen en ik ben heel benieuwd wat hij met de verschillende suggesties van Martin heeft gedaan, vooral met een waarschuwing die Jekyll aan het slot aan Mary geeft: spelen met je schaduw is gevaarlijk. | |||||||||||||
ConclusieHet leek mij voor dit betoog weinig zinvol om in te gaan op overeenkomstige thematiek in ander werk van deze drie auteurs. Emma Tennant heeft inderdaad nog meer feministische | |||||||||||||
[pagina 768]
| |||||||||||||
horror-thrillers geschreven en ook in eerdere romans van Valerie Martin spelen seksuele obsessies een voorname rol. Ik wilde mij liever beperken tot de overeenkomsten en verschillen in de drie onderhavige teksten en mij concentreren op de vraag of hun vrouwelijke benadering het uitgemolken verhaal na honderd jaar weer wat inhoud kon geven. Een overeenkomst ligt in de freudiaanse motieven. Valerie Martin is niet de enige die daarvan gebruik maakt. Als Emma Tennant haar mrs Hyde met een mes op de verkrachter laat afstruinen, is de wraakzuchtige vrouw slechts gekleed in een doorzichtige regenjas. De goeroe Utterson van Sontag is zelfs een therapeut. Dat twee van de drie auteurs, Tennant en Martin, een (pseudo)manuscriptgeschiedenis presenteren, is minder bijzonder. Zij pasticheren nu eenmaal een negentiende-eeuws genre en dan is zo'n ‘verantwoording’ gebruikelijk.Ga naar eind2. Het pasticheren brengt mij op een ondergeschikt bezwaar dat ik tegen de boeken van Martin en Tennant heb. Dat ze beiden verwijzen naar Dracula en dat Martin daarbij ook nog ripperiaanse trekjes betrekt, is onnodig. Het combineren van de laatnegentiende-eeuwse mythen is iets voor commerciële pasticheurs, in het gunstigste geval kundige ambachtslieden die de lezer aardige uurtjes van entertainment bezorgen. Maar die ambachtslieden voelen geen enkele behoefte om de uitdaging aan te gaan een nieuwe visie op een ouder werk te ontwikkelen en om de confrontatie met de ideeën van een negentiende-eeuwse auteur aan te durven. Wat de nieuwe visie aangaat zijn de teksten alle drie interessant. Sontag laat zien hoe het verlangen om slecht te zijn verbleekt bij de praktijk van een twintigste-eeuwse metropool. Tennant schetst hoe de positie van de vrouw in onze tijd nog steeds gedomineerd wordt door mannen, Martin benadrukt niet alleen de ondergeschiktheid van de negentiende-eeuwse vrouw, maar ook de onoverbrugbare sociale en economische verschillen. Ook de manier waarop de auteurs hun visie uiteenzetten is boeiend. Sontag en Tennant verbreken op postmoderne wijze de relatie die namen en rollen in het origineel vertoonden. Verder is Sontags Doctor Jekyll bijzonder compact en de gebeurtenissen wisselen elkaar af met de snelheid van een videoclip. Tennant vertelt haar geschiedenis in een rustiger tempo en het relaas van Mary Reilly verloopt uiterst traag. Het leven van academici in een twintigste-eeuwse metropool voltrekt zich nu eenmaal een stuk sneller en hectischer dan in de besloten wereld van een negentiende-eeuws dienstmeisje. Sontag: adembenemende snelheid. Tennant: knappe rookgordijnen. Martin: fraaie stijlimitaties. Drie vrouwen die met een schaduw spelen en het spel winnen. | |||||||||||||
[pagina 769]
| |||||||||||||
Literatuur
|
|