De Gids. Jaargang 155
(1992)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermdCultureel leven
| |
[pagina 749]
| |
centraal bij de vormgeving. Het lijkt een paradox, maar is het niet. Bij Barbara Hepworth vindt men geen gesloten massa in het beeld, maar ruimte, transparantie. Er wordt uitzicht gecreëerd, doorzicht op een andere wereld, die van de omgeving - en van de toekomst. Dit komt bijvoorbeeld prachtig tot uiting in haar tekeningen Orpheus (1956) en Night Sky (1964). Zij geven toegang tot een onbegrensde ruimte, die tegelijkertijd aarde, zee, hemel en eeuwigheid oproept. Het lijkt of in haar werk alles met alles verbonden is: ruimte en tijd, natuur en menselijk vernuft, kristallen en hemellichamen, mens en kosmos. En alsof zij, evenals Kasimir Malevich in 1917, heeft voorvoeld dat de aarde te benauwd zou worden voor de mens, waardoor hij zich zou gaan richten op andere planeten. ‘I would like to be an astronaut and go round the moon, and maybe remain in orbit for ever.’
Reeds als zestienjarige was Barbara Hepworth zich bewust dat zij geen universitaire studie ambieerde, maar beeldhouwster wilde worden. In 1919 kreeg zij een studiebeurs voor de Leeds School of Art, waar zij Henry Moore ontmoette. Aanvankelijk ging hun belangstelling in dezelfde richting. Beiden keerden zij zich af van het ‘modelleren’ dat Auguste Rodin, de grote man uit hun jeugd, voorstond met zijn spel van licht en schaduw op het oppervlak, zo kenmerkend voor de impressionisten. De ruim dertig jaar jongere Brancusi, die terugkeerde naar de kunst van het direct hakken in steen of hout, zoals de beeldhouwers uit de gotiek, was hun ideaal. In 1932 bracht Barbara Hepworth samen met haar man, de schilder Ben Nicholson, een bezoek aan zijn atelier in Parijs. Ook het atelier van Hans Arp en Sophie Tauber-Arp in Meudon werd bezocht en er vonden gesprekken plaats met Picasso en Braque. Deze voorkeuren geven aan in welke richting de ontwikkeling werd gezocht: die van een strakke, compacte vorm, uitdrukking gevend aan een innerlijke spanning en ontroering, die niet beter dan in haar eigen woorden kan worden weergegeven: ‘Ecstasy controlled by form.’ Terwijl Henry Moore allengs steeds meer in de ban raakte van de beeldhouwkunst van de Maya's en zichzelf herhaalde in de talloze ‘reclining figures’, ging Barbara Hepworth haar eigen weg. De ontmoeting, tijdens de Tweede Wereldoorlog, met de naar Engeland uitgeweken Naum Gabo en Piet Mondriaan (die kort daarop naar New York zou emigreren) droeg hier sterk toe bij. Met hen deelde zij de voorliefde voor abstractie, die zij zag als een bevrijding: ‘Working in the abstract way seems to release one's personality and sharpen the perceptions so that in the observation of humanity or landscape it is the wholeness of inner intention which moves one so profoundly. The components fall into place and one is no longer aware of the detail except as the necessary significance of wholeness and unity... a rhythmSt. Ives, Hepworth Museum
| |
[pagina 750]
| |
of form which has its roots in earth but reaches outwards toward the unknown experiences of the future. The thought underlying this form is, for me, the delicate balance the spirit of man maintains between his knowledge and the laws of the universe.’ Het constructivisme van Naum Gabo leverde nieuwe inspiratie voor enkele houtsculpturen met strak gespannen snaren, die het beeld oproepen van muziekinstrumenten. Ook dit is geen toeval, want behalve voor de beeldhouwkunst voelde Barbara Hepworth een passie voor muziek en dans en werd haar eigen werk vooral bepaald door een innerlijk ritme. De periode tijdens en na de Tweede Wereldoorlog was voor Barbara Hepworth uiterst vruchtbaar. Het huwelijk met Ben Nicholson, de geboorte van een drieling, de ontmoeting St Ives, atelier Barbara Hepworth
met andere kunstenaars uit Engeland en van het continent, het leven in St Ives (Cornwall) waarheen zij in 1939 verhuisde, vormden tezamen de factoren die een doorbraak in haar werk begunstigden. De nabijheid van de Atlantische oceaan met zijn steenachtige stranden, de ruige, mineraalhoudende bodem van Cornwall en het prachtige licht beantwoordden zodanig aan haar innerlijk landschap dat zij na 1945 niet meer naar Londen terugkeerde. In een gesprek met de voormalig directeur van de Tate Gallery Alan Bowness gaf zij uiting aan haar eigen verwondering over de ontdekking dat haar beelden zo'n grote gelijkenis vertoonden met de dolmens en de menhirs die zij pas na haar vertrek naar Cornwall om zich heen zag. De magie van deze stenen heeft in haar werk een duidelijk spoor achtergelaten. Ook de erkenning als belangrijk kunstenares liet niet lang op zich wachten. Herbert Read, de meest vooraanstaande en scherpzinnige criticus uit de jaren dertig, zag direct de betekenis van haar werk. Hij was, en bleef tot zijn dood in 1968, een overtuigd voorvechter van de abstracte kunst (wat hem in het insulaire Engeland niet in dank zou worden afgenomen). Nationale en internationale onderscheidingen werden haar toegekend en in 1965 kreeg zij de titel ‘Dame Commander of the Order of the British Empire’. Een hoogtepunt in haar leven vormde de plaatsing van de grote sculptuur Memorial, gewijd aan de nagedachtenis van Dag Hammarskjöld voor het gebouw van de Verenigde Naties in New York (1964). In Nederland werd haar werk bekend door tentoonstellingen en publikaties. De toenmalig directeur van het Kröller Müller Museum dr. A.M. Hammacher bezocht meermalen het atelier in St Ives en kocht enkele beelden voor het beeldenpark. Zij bleken verrassend te harmoniëren met het paviljoen van Rietveld en met diens opvattingen over de ruimte in en om het gebouw, die hij even belangrijk vond als het gebouw zelf. In 1968 wijdde Hammacher een uitstekende monografie aan haar, waarvan een in 1987 herziene en uitgebreide versie opnieuw verscheen bij Thames en Hudson. | |
[pagina 751]
| |
Het huis en de tuin in St Ives, die na haar dood in 1972 werden opengesteld voor het publiekGa naar eind2., weerspiegelen het karakter van deze begaafde kunstenares. De twee elementen die haar bij voortduring hebben geïnspireerd, natuur en ruimte, worden in haar hele oeuvre teruggevonden. Vanaf haar eerste beelden, die nog als naturalistisch kunnen worden beschouwd, zoals het mooie Infant uit 1929, tot aan de latere abstracte sculpturen in steen of hout, valt op hoe gaaf dit werk is en hoe doortrokken van liefdevolle aandacht. Door de hoge ramen valt het licht helder de witgeschilderde ruimte binnen, die tegelijkertijd intiem is en naar buiten open. De tuin is eveneens niet groot van afmetingen, maar wekt door de subtropische beplanting en de plaatsing van de vele beelden reminiscenties aan een renaissancistisch buitenverblijf. Ongetwijfeld heeft de mediterrane wereld een diepe indruk achtergelaten. Ook deze tuin, haar eigen creatie, geeft uitdrukking aan datgene wat zij naar eigen zeggen het meest nodig had bij haar werk: licht en warmte. ‘I like to use the sun when I am carving marble.’
Tegen het einde van haar leven beving Barbara Hepworth steeds meer het gevoel dat haar werk niet door haarzelf was gemaakt, maar op een geheimzinnige manier uit de natuur was ontstaan: ‘I think of the works as objects which rise out of the land or the sea, mysteriously.’ Een grotere verbondenheid met natuur en prehistorie, ruimte en toekomst, is moeilijk voorstelbaar. |
|