Willem van Toorn
Over het welzijn van tal van landen wordt bij meerderheid van stemmen beslist, terwijl toch iedereen toegeeft dat er meer slechte dan goede mensen zijn. (Notitie 177)
Dat is mooi, dat iedereen dat toegeeft. Maar als er meer slechte dan goede mensen zouden zijn, vraag je je af wie ‘iedereen’ dan wel is. ‘Iedereen’ moet dan toch ook meer slechten dan goeden omvatten, en wat heb je aan de opinie van een meerderheid van slechteriken? Trouwens, misschien gaf iedereen in Lichtenbergs tijd dat wel toe, maar dat was dan ook een mooie, overzichtelijke tijd, waarin ze net het goed en slecht van het christendom opgewekt en patriottistisch begonnen te vervangen door het goed en slecht van Verlichting en revolutie. Ze wisten toen nog heel goed wat goed en slecht gevonden moest worden. Ze begonnen nog niet te blozen van schaamte en ongemak als ze die woorden in de mond namen.
Voor ons is dat een stuk ongemakkelijker geworden. Wij kennen de hardwerkende gezinsvader, toonbeeld van goedheid en zorgzaamheid voor vrouw, kind en hond, colbert altijd keurig op het hangertje in Mercedes of bmw, die al telefonerend met 200 kilometer per uur achterop de in de mist stilstaande file raast. Wij kennen de schrijftafelideoloog die in zijn goedheid prachtige blauwdrukken voor de toekomst van de mensheid vervaardigt, terwijl hij achteloos moordenaarsregimes in verre landen goedpraat. ‘De revolutie vraagt nu eenmaal slachtoffers.’ Wij kennen de socialistische minister die de economische groei van het Westen blijft verdedigen omdat hij zijn achterban niet durft te vertellen dat die economische groei van ons de ondergang van de andere helft van de mensheid betekent.
Wij beginnen trouwens al ongemakkelijk op onze stoel te schuiven als iemand ‘een goed mens’ wordt genoemd. We vragen ons ogenblikkelijk af of hij niet stiekem een pitbull thuis heeft of in het geniep aan kleine kinderen zit. Zo zijn we geworden. We weten dat écht goede mensen even zeldzaam zijn als echt slechte.
Misschien komen we iets verder als we ‘slecht’ vervangen door ‘dom’. Over het welzijn van tal van landen wordt bij meerderheid van stemmen beslist, terwijl toch iedereen toegeeft dat er meer domme dan verstandige mensen zijn. Het probleem van het ‘iedereen’ is daarmee natuurlijk niet opgelost. Maar dat Lichtenberg eigenlijk ook wel wist dat ‘dom’ misschien beter was, blijkt uit een van zijn andere ‘donderslagen’: Zolang men er geen Griekse domkoppen tegenover kan stellen, moet men uit de koppen van de beroemde Grieken en Romeinen geen regels voor de zichtbare vorm van het genie trachten af te leiden. (Notitie 256)
‘Bij meerderheid van stemmen.’ Ja, daar ging en gaat het natuurlijk over: de democratie. Aangezien je toch niet graag bevriend zou zijn met iemand die in alle ernst de dictatuur aanhangt (ook niet als je zelf in je allerslechtste ogenblikken die iemand bent, en of die dictatuur nu van moordzuchtige psychopaten komt of van proletariaten), zul je het toch met de democratie moeten blijven doen. Hoe moeilijk of bijna onmogelijk dat soms ook is.
Een mooie definitie van democratie is af te leiden uit het boek De beschaving van J.P. Guépin. Hij denkt, in de voetsporen van de klassieke retorici, dat de democratie op argumenten behoort te berusten. Dat een groep die met enig recht aanspraak zou maken op de aanduiding ‘elite’ geleerd zou moeten hebben zindelijke argumenten te gebruiken. En dat je om de overlevingskansen van de democratie te waarborgen die elite zo groot mogelijk moet maken. Met andere woorden: een democratische samenleving die zichzelf serieus neemt