nende en ongewisse bezigheid. Hij postuleert dat hypersensibele oog, denk ik, om ons juist nieuwsgierig te maken naar die immense ruimte buiten de gebaande wegen waar op het eerste gezicht helemaal niets gebeurt. Hij wil onze blik scherpen voor alles wat daar bij nader toezien en eventueel door ons toedoen tóch zoal beweegt. Hij wil ons gevoelig maken voor de tussenruimte. Hij wil laten zien wat we over het hoofd zien als we van het een naar het ander gaan, bijvoorbeeld als we de dingen tellen: ‘Iemand beschreef een rij wilgen die op bepaalde afstanden van elkaar waren geplant als volgt: eerst stond er één boom, dan geen boom, dan weer wel een boom en dan weer geen boom.’
Lichtenberg beziet het in kaart brengen van de wereld nog met de verbazing van iemand die niet goed weet waartoe dat in kaart brengen dient. De kaart is niet belangrijker dan de wereld, de wereld niet het willoos werktuig van de cartograaf. Kants idee van een ruimte en een tijd a priori, als volmaakte abstracties, zal Lichtenberg, net als diens streng-Pruisische zedenwet, vermoedelijk wel als de produkten van het fysieke ongemak en de zintuigelijke kwalen van de oude dag hebben beschouwd. Als het lichaam tot niet veel genietingen meer in staat is en de zintuigen slijten, dreigt men de mogelijkheden van de geest immers al gauw te overschatten.
Maar de idealistische filosofie met zijn abstracte voorstelling van tijd en ruimte was toch niet alleen het gevolg van een oudemannenkwaal. Ze vatte ook post in de hoofden van jonge materialistische geesten die droomden van een wereldomspannende markt. Wij zijn zo gelukkig de realisering daarvan mee te maken. Wij zijn er getuige van hoe de ruimte in hoog tempo wordt geïnternationaliseerd en ontdaan van plaatselijke eigenaardigheden. Elke autoweg ziet er hetzelfde uit, en zo ook elk vliegveld, elke kantoorflat, elk winkelcentrum, elke nieuwbouwwijk. Verschillen bestaan er alleen nog in de oude steden, dat wil zeggen in de centra - maar ook daar niet zozeer dank zij als wel ondanks de mensen die er rondlopen. Overal willen ze McDonalds, overal hijsen ze zich vrijwillig in joggingpakken.
Over deze dingen kun je in verschillende bewoordingen praten. Je kunt het doen vanuit een esthetische optiek, zoals in deze notitie van Cioran: ‘Een verwoest bos. Huizen verrijzen. Smoelen, overal smoelen. De mens breidt zich uit. De mens is de kanker van de aarde.’ Je kunt het anders maar even adequaat doen in de taal van de grote kritische theoreticus van de negentiende eeuw, de denker wiens standbeeld nu overal in Oost-Europa wordt weggehaald uitgerekend op het moment dat men zich daar eindelijk neerlegt bij de door hem ontdekte economische wetmatigheid die men zo lang met Muur, Intimidatie en Terreur van het erf had gehouden. Want wat schreef Marx in 1857? ‘Terwijl het kapitaal er dus enerzijds naar moet streven elke plaatselijke barrière voor het verkeer en de ruil te slopen, de hele wereld als zijn markt te veroveren, streeft het er anderzijds naar de ruimte te vernietigen door de tijd; dat wil zeggen de tijd die het kost van de ene plaats naar de andere te gaan tot een minimum te reduceren. Hoe ontwikkelder het kapitaal, hoe uitgebreider derhalve de markt waarop het circuleert [...], des te meer streeft het tegelijk naar een grotere ruimtelijke uitbreiding van de markt en naar een grotere vernietiging van de ruimte door de tijd.’
Dat is het, daarom zijn we zo overspannen. Niets laten we met rust, alles en iedereen moet in beweging komen en alles wat die beweging hindert dient opgeruimd te worden. Ooit werden er - hier en elders - reizigers gesignaleerd. Wat een tijden! Over het wereldomspannende verkeersnet circuleren nu alleen nog grondstoffen en halffabrikaten, eindprodukten en arbeidskrachten. Onze wegen zijn in feite enorme transportbanden - de ene fabriek in, de andere uit, we mogen nog blij zijn daar af en toe zomaar tussen te mogen rijden. En dat vinden de chauffeurs van vracht- en bedrijfsauto's ook, als ze de kans krijgen duwen ze je tegen de vangrail of in de berm. Je moet daar ook niet zomaar rijden. Ruimte - ook zonder het te